Het volledige interview:
Antonio Negri over: Interventie, Revolutie en Vrijheid van Meningsuiting.
Een interview met Antonio Negri (28 maart 2011 Venetië)
Katarina Gregos (KG): Zou men kunnen concluderen dat de huidige internationale interventie in Libië in overeenstemming is met het historisch begrip van wat jij en Micheal Hardt ‘Empire’ hebben genoemd?
Antonio Negri (AN): Mijn indruk is dat wat we in ‘Empire’¹ bijna 15 jaar geleden geschreven hebben min of meer correct is, in de zin van dat vandaag de dag de geopolitieke horizon in feite geglobaliseerd is en de manier waarop interventie binnen het globale systeem bewerkstelligd wordt erg gecentraliseerd blijft. Maar zoals we benadrukt hebben in de boeken die we later gepubliceerd hebben, zowel in ‘Multitude²’ als en het meest recente ‘Commonwealth’, is het duidelijk geworden dat de afzwakking van Amerika als centraliteit, de Amerikaanse achteruitgang, om het zo maar te noemen, ruimte geeft voor een veelvuldigheid, een pluralisme van standpunten, van machtspunten, welke meer en meer evident worden. De wereld is een geheel geworden maar binnen deze eenheid zijn verschillende machtspunten ontstaan. Toen we ‘Empire’ aan het schrijven waren, was het bijvoorbeeld onmogelijk om je voor te stellen dat de groei van de macht van China de hoogte zou bereiken die het nu heeft bereikt; het was niet voor te stellen dat in Latijns Amerika het democratiseringsproces zou versterken, en een grootmacht als Brazilië zou opkomen; het was moeilijk voor te stellen wat het proces van aanpassing van de voormalige Sovjet Unie zou zijn, en het was nog moeilijker voor te stellen dat er een revolutionaire golf door de Arabische wereld zou gaan – tot het punt dat, waarschijnlijk, een van de centra van macht van de volgende imperiale constitutie zich gaat lokaliseren in de Arabische wereld.
KG: Amerika is inderdaad in afzwakking, maar neemt nog steeds hegemoniale besluiten zoals herhaaldelijke gewapende “humanitaire” interventies (Irak, Afghanistan, Libië, Kosovo, etc.). Is deze gecentraliseerde interventie niet nog steeds een soort van uitoefening van soevereiniteit door een globale of supranationale macht?
AN: We moeten duidelijk maken wat hegemonie betekent. Ik denk dat het, in plaats van een manier om hegemonie uit te oefenen, een manier is om soevereiniteit uit te oefenen, in de volle betekenis van het woord. Het is duidelijk dat de interventie in Libië een klassiek voorbeeld is van een contrarevolutionaire interventie. De beweging is losgebarsten in deze landen – een beweging die waarschijnlijk al een decennium geleden was gestart, in een erg gemystificeerde en perverse vorm (bijvoorbeeld in Algerije, waar deze blootstond aan gewelddadige repressie: rond de 500.000 mensen, of zelfs meer, werden gedood tijdens de repressie die na de door de islamisten gewonnen democratische verkiezingen begon).
Dat de beweging weer is opgekomen bewijst dat de controle over het Arabische oliegebied, door middel van de winst van die olie alleen, niet meer genoeg is. Het is een weerbare en zeer diepgewortelde beweging die breekt met een situatie die erg moeilijk te begrijpen was, en waar het moeilijk was om te zien hoe deze zou kunnen blijven bestaan. In Egypte kreeg het vaste voet aan de grond. Maar het blijft zich voortbewegen over de Perzische golf en de daar gevestigde monarchieën. Het is echt diepgeworteld, en we weten niet of het daar zal stoppen of dat het tot de grenzen van zuidelijk Azië zal reiken.
De meest dubbelzinnige situatie was in Libië, en het is in Libië waar deze oorlog van een hegemonisch-imperialistische coalitie is begonnen met een neutraliserende interventie, bijna als een exorcisme. Het is een poging om de maat van het revolutionaire proces te nemen – dit is in meer of mindere mate de actuele situatie. Als we spreken over ‘Empire’, als we spreken over soevereiniteit, dan spreken we over kapitalisme, het kapitalisme van de multinationals: zij hebben de controle, en niet Obama, niet de Verenigde Staten. Het is de New York Stock Exchange, of de London Stock Exchange, zij hebben de controle. Het zijn de financiële hoofdsteden die de controle hebben. En zij zijn het die de legers in beweging zetten.
KG: Empire suggereert dat globalisering nieuwe mogelijkheden bied voor verzet ‘van onderop’. Recentelijk hebben we kunnen aanschouwen dat delen van de Noord-Afrikaanse wereld vervuld waren van opstandige energie en revolutionaire impuls. Uiteraard kon je niet op de hoogte zijn van deze recente ontwikkelingen toen je Empire schreef, maar is het gegrond om te zeggen dat je deze ontwikkelingen min of meer voor ogen had en voorspelde?
AN: We dachten duidelijk niet aan zo’n specifieke locatie. Maar we dachten wel dat enkel de multitude zich kon verzetten tegen multinationaal kapitaal: het financiële kapitaal dat de imperialistische macht globaal organiseerde en reorganiseerde. Nu echter is deze multitude een meervoudige en democratische beweging van onderop. Toen we Empire schreven, aan het eind van de jaren ’90, voelden we ons verbonden met de alter-globalisering, anti-oorlog en no-logo bewegingen. Het zou onnauwkeurig zijn om te stellen dat er vandaag de dag een directe continuïteit is tussen deze bewegingen en de bewegingen die zich nu verspreiden over de Arabische landen. Echter, het huidige klimaat, of beter gezegd, het ‘aura’ is een zeer specifieke. In plaats van 1968 (en dat zeg ik omdat we in Italië recentelijk de 150e verjaardag van de ‘Risorgimento’ hebben gevierd), komt het exact overeen met de grootse Europese fenomenen zoals 1848: onweerstaanbare bewegingen die tot bijna een eeuw na de Franse revolutie stand hielden; grote, zeer democratische bewegingen, kortom, die later werden verminkt door het idee van de natie-staat en het daaropvolgende nationalisme.
KG: Het grassroots momentum – welke gedreven wordt door de multitude – is onbetwistbaar op het moment. Echter, er is ook het gevaar van een machtsvacuüm. Tunesië en Egypte zijn het bewijs dat niet-gewelddadige revoluties van onderop mogelijk zijn: maar Libië, Syrië, Jemen en Bahrein zijn het bewijs dat de huidige machthebbers nog steeds hard kunnen en zullen terugslaan. Sommigen hebben de gebeurtenissen in Tunesië en Libië vergeleken met de implosie van het communisme in 1989. Anderen hebben verwezen naar de Iraanse revolutie van 1979, die de heerschappij van de Shah beëindigde, maar vervangen werd door de fundamentalisten van Khomeini. Moet men niet bang zijn voor een machtsvacuüm, waarbij de mullahs wachten op hun kans?
AN: Tja… Dat is prijs van politieke vooruitgang. Zonder deze fantastische vaardigheid die de multitude heeft om geschiedenis te schrijven, zou de wereld erg uitzichtloos zijn. Er zijn overduidelijk verschrikkelijke voorbeelden van reactie. Maar wat ik niet kan begrijpen is waarom sommige mensen altijd praten over de reactie en niet over de revolutie zelf. Ik denk dat de revolutie ontologisch primair is, en wat de reactie hierop dan ook is, de wereld waarmee we te maken gaan hebben na de revolutie is een wereld die veranderd is, terwijl de wereld die uit de reactie voortkomt, een dode wereld is. Daarom, pratende over de recente gebeurtenissen in de Arabische wereld, en specifiek in de Mediterraanse regio, is het duidelijk dat een flinke reeks van mogelijkheden van bemiddeling (en, daarom, een relatieve politiek vacuüm) al zichtbaar is. Er is een verschrikkelijke verwarring tussen politieke macht en religieuze macht in bijvoorbeeld Marokko: er is een soort van angst voor het ondernemen van een nieuw insurrectionalistisch proces in Algerije; er is al een alliantie tussen dat vreemde Egyptische leger (wat praktisch de georganiseerde arbeiders klasse is), en het Moslim broederschap. Dan zullen er ook krachten zijn die, zoals in Iran, hun toevlucht zullen zoeken in religie, in een poging om gemeenschappen te vinden die onmogelijk ergens anders te vinden zijn. Zoals gewoonlijk, heeft de reactie ook zijn redenen, en moeten we altijd heel erg voorzichtig zijn in het interpreteren van deze redenen, om te voorkomen om overal de duivel in te zien – de duivel vermomt zich altijd, hij is altijd een beetje als Faust, zogezegd. Wat daarom belangrijk is vandaag de dag, is juist het aandringen op de radicaliteit en diepte, op de intensiteit en de consistentie van het revolutionaire proces in de Arabische landen.
KG: In termen van de communicatie van ideeën, inclusief politieke, worden we geconfronteerd met een hele andere wereld dan in vergelijking met, laten we zeggen, 20 jaar geleden. Welke rol spelen internet en sociale media in de vrijheid van pers en meningsuiting? Wat is je mening over het wereldwijde gebruik van digitale communicatiemiddelen zoals e-mail en SMS, Twitter en dergelijke, via welke duizenden mensen werden gemobiliseerd in Tunesië en Egypte? Is het mogelijk om dit als een extreem goed middel te zien voor het organiseren van mensen? Het is redelijk veelzeggend dat het eerste wat werd afgesloten in Egypte, het internet was…
AN: Eigenlijk geloof ik dat het belang van het internet in al zijn vormen, laat ik het zo stellen, van het nieuwe elektronische communicatieve milieu, absoluut fundamenteel is. Bewegingen als de Arabische, maar ook in het algemeen een hele serie van bewegingen die zijn ontstaan in de Verenigde Staten en in Europa in de laatste twintig jaar, zijn gegroeid door het internet. Ik moet zeggen dat dit proces van reclaimen van informatie en communicatie van onderop, door de individuen, duidelijk extreem belangrijk is; maar, het genereert ook pogingen tot controle, en het zal er meer en meer genereren. Ik refereer niet alleen aan kleine dingen die, uiteindelijk, nogal naïef zijn, zoals de ontdekking en de poging tot het introduceren van overduidelijk ideologische angstpatronen, momenten van risico, overtrokken informatie, een nieuwe Orson Welles die ons vertelt dat de marsmannen zijn geland op aarde, en ga zo maar door. Dit is allemaal absoluut voorspelbaar en daarmee ontstaat ook een groot probleem. In mijn continue dialoog met mijn Tunesische kameraden (maar ook zelfs daarvoor, bijvoorbeeld in Bolivia of in andere landen waar ik bijdroeg aan de discussie over een nieuwe grondwet), is het evident dat het grote probleem de scheiding van communicatie van financiële macht is. Dit is het fundamentele element dat een onderdeel moet worden van elke nieuwe constitutie. Tot nu toe werden vrijheid van meningsuiting en vrijheid van expressie niet gekoppeld aan materiële condities. Vandaag de dag hebben we in Italië Berlusconi die, dankzij de “vrijheid van expressie”, 100 procent van de publieke communicatie in Italië in handen heeft. Dit is beschamend, en gaat het gezonde verstand te buiten. Dit gaat verder dan het eenvoudigweg claimen van rechten, het gaat hier om gezond verstand. Daarom, vanuit dit perspectief, verwijst één van de absolute fundamentele claims van deze nieuwe bewegingen (die ons vandaag de dag de nieuwe basis laten zien voor de definitie van vrijheden, juist omdat deze in hun opbouwende fase zijn) hiernaar de absolute scheiding tussen het recht van expressie en de macht om deze expressie te overheersen.
KG: Daar ben ik het mee eens. Ik wil terug naar dat idee van financiële macht waar je het eerder over had. Jouw concept van de multitude vervangt het oudere concept van de arbeidersklasse. De noodzaak om een nieuwe term te ontwikkelen kwam gedeeltelijk doordat de aard van de arbeid veranderde; van industriële productie naar het produceren van ideeën, services, zorg en – op een bepaalde manier – het leven zelf. We hebben de desastreuze bankencrisis ervaren die veroorzaakt werd door de productie van ideeën, zoals de hoog abstracte wiskundige producten die bijna niemand begrijpt, die daardoor uiteindelijk oncontroleerbaar voor het systeem werden. Hoe moet de multitude zichzelf beschermen als zoiets opnieuw gebeurt in de toekomst?
AN: Ten eerste: de multitude vervangt de arbeidersklasse niet. Integendeel, het ontwikkelt haar dimensie in een nieuwe dimensie, een nieuwe samenleving waar arbeid zelfs op zo’n manier is veranderd dat cognitieve elementen steeds belangrijker zijn geworden in het proces van valorisatie van het kapitaal. Ten tweede: de multitude zal nooit de controle hebben over de economie³. Maar de democratische instituties die we proberen te realiseren moeten dat wel doen. Daarom is de verschuiving van de multitude naar de democratische instituties een politieke en een constitutionele verschuiving welke, denk ik, een fundamenteel element zal zijn in een volledig nieuwe fase van subversieve, revolutionaire en transformatieve politieke denken en actie. We moeten voorzichtig zijn omdat de economie niet langer gescheiden is van productie: het doel van de economie is om sociaal te produceren. De economie is een weefsel van productie, en niet een spiegel, in dit financiële proces die de veranderingen in arbeid nagevolgd heeft. Toen arbeid sociaal werd, werd de waarde van arbeid alleen nog afgemeten naar economische maatstaven. Later ontstonden elementen als corruptie, financiële bubbels en constructies in het proces, omdat we belangrijke vormen van controle misten. Economie kan niet goed of slecht zijn. Noch goed, in zoverre dat het sociale arbeid meet, noch slecht in de zin dat het perverse -maar desondanks gesofisticeerde- financiële instrumenten gebruikt. Er is één enkele economie, welke gecontroleerd en opnieuw toegeëigend zou moeten worden door arbeid, door de multitude. Het is overduidelijk dat we, om zo iets te realiseren, instituties nodig hebben die een rol spelen op dit vlak. Ik denk bijvoorbeeld, dat een goed experiment plaats zal vinden in de Arabische landen zodra de multitude de controle krijgt over de olie en haar enorme financiële macht als democratisch instrument. Dit zijn experimenten, en daar moeten we mee door gaan. We willen geen kernenergie omdat dit per definitie absoluut ondemocratisch is. In plaats daarvan, willen we alle elementen reclaimen, die algemeen zijn. Economie en geld zijn algemene, gemeenschappelijke dingen – die kunnen niet meer worden geprivatiseerd. Geld is algemeen, we hebben het nodig, we hebben het nodig om uit te wisselen.
KG: Nu we het over economie hebben, betekent dit ook dat we het over kapitalisme hebben. Één van de problemen met kapitalisme is dat het een eindeloze en onvoldane behoefte creëert. In zijn meest recente boek ‘Freedom for sale’, beargumenteerd John Kampfner (journalist en het hoofd van de Index of Censorship) dat mensen over heel de wereld hun vrijheden opgeven voor de belofte van welvaart, materiële consumptie en veiligheid. Wat vind jij van de steeds verder toenemende afname van de politieke betrokkenheid terwijl de hersendodende drug van consumptie toeneemt? Kan iemand economisch succes en welvaart hebben zonder politieke vrijheid? Hoe denk je over het feit dat economieën nu groeien met weinig tot geen democratische vooruitgang? Is de kloof tussen de bestaande democratieën en autocratieën aan het vernauwen in dat opzicht?
AN: Dit is waar, ten minste gedeeltelijk. In andere woorden, ik sta erg wantrouwend tegenover dit soort historisch oordeel – omdat er verschillen zijn (tussen democratieën en autocratieën). En we moeten ook niet vergeten dat de verandering van arbeid in intellectuele arbeid, in cognitieve arbeid, vrijheid impliceert. Ik geef een voorbeeld. In de Sovjet-Unie werd de machtigste computer uitgevonden die in die tijd bestond. Met deze computer konden ze overal satellieten naar toe sturen. Na het produceren van deze bijzondere computers, waren ze niet in staat om de persoonlijke computer te produceren – want de vrijheid miste. Dankzij vrijheid konden de Amerikanen een nieuw soort productie ontwikkelen welke veel verder ging dan het Taylorisme, Fordisme en de oude manier van het organiseren van de industrie. Ze slaagde erin arbeid productiever te maken. Ik ontken niet dat de vrijheid door consumistische strategieën sterk is gemystificeerd; maar we moeten erg voorzichtig zijn. In China bijvoorbeeld is vrijheid nog niet opgekomen. In China lijden veel mensen nog steeds simpelweg honger. Maar buiten dit om – en we zijn niet zoals Pasolini, die de hongerigen als superieure wezens beschouwde in termen van civilisatie – buiten dit om, vinden we juist die andere dimensie, volgens welke vrijheid nodig is voor productie. Dit is de reden waardoor kapitalisme tegenstrijdig wordt, omdat het geen productieve vrijheid kan bewerkstelligen.
KG: Tijdens je gevangenschap zijn er beperkingen gesteld aan je eigen persoonlijke vrijheid. Is dat de reden waarom je sceptisch bent over de notie van de vrijheid van meningsuiting en waarom je nooit gepubliceerd hebt over mensenrechten? Hoe definieer jij persoonlijke vrijheid, in het licht van jouw eigen ervaring? Wat betekenen vrijheid van expressie en vrijheid van meningsuiting voor jou?
AN: Ik ben veroordeeld vanwege de ‘vrijheid van gedachte’ – omdat ik dingen had geschreven die niet werden geaccepteerd door de machthebbers. En, omdat ik een belangrijke professor aan de universiteit was, zou ik [zogenaamd] de jeugd corrumperen. Hiervoor ben ik veroordeeld tot 17 jaar gevangenisstraf. Daarom denk ik dat het recht op vrije expressie absoluut fundamenteel is; maar ik betwijfel of louter een debat over het recht op vrije expressie fundamenten kan leggen die sterk genoeg zijn om de maatschappij te veranderen. De propaganda van de Westerse democratie beschouwt het recht op vrije expressie als een fundamenteel recht; zonder dit recht kunnen er geen andere rechten bestaan – maar ik betwijfel of deze propaganda echt zo effectief kan zijn. Inderdaad, dit recht kan afhankelijk zijn van een aantal condities. Uiteraard zeg ik dit omdat ik geloof dat vrijheid van expressie fundamenteel is en centraal zou moeten staan. Maar ik denk niet dat we ons in een situatie bevinden waarin we deze vrijheid al te veel kunnen verheerlijken – integendeel, we moeten dit principe van vrijheid van expressie en vrijheid van meningsuiting bekijken met een hoop ironie. Als we ons bedenken hoe Berlusconi dit misbruikt in Italië, dan denk ik dat we niet erg blij kunnen zijn met de juridische, politieke, morele en constitutionele effectiviteit van dit principe.
KG: Wat vind jij, als iemand uit het tegenovergestelde eind van het politieke spectrum, van het feit dat de rechtervleugel, in bepaalde democratieën in West Europa, de verdediger van de vrijheid van meningsuiting lijkt te zijn geworden? Ik denk hierbij, bijvoorbeeld, aan Geert Wilders in Nederland.
AN: Ik denk dat we ons hier op glad ijs bevinden. Ik ben er absoluut van overtuigd dat de oorzaak van het grootste deel van de groei en ontwikkeling van extreem-rechtse bewegingen wordt veroorzaakt door de absolute ineffectiviteit van links als het aankomt op het leveren van antwoorden op de fundamentele problemen van de proletarische strata, de strata van arbeiders verarmd door de crisis en door het kapitalistische ontwikkelingsmodel. Derhalve is het fundamentele probleem niet zozeer de vrijheid van meningsuiting, maar gelijkheid – het substantiële beleid dat invloed heeft op arbeid, de verdeling van arbeid binnen de maatschappij, de distributie van het bruto nationaal product, enzovoorts. Dat zijn de grote problemen die invloed op ons hebben, dit is het raamwerk waarbinnen de vrijheid van meningsuiting zou moeten worden geplaatst. Jammer genoeg is links niet bij machte dit te doen, integendeel, het verstopt zichzelf achter de verdediging van de abstracte principes uit de liberale traditie.
KG: Gezien het feit dat er misschien wel helemaal geen absolute vrijheid van meningsuiting kan bestaan – we passen dagelijks zelfcensuur toe ten einde vreedzaam samen te leven met anderen – zijn er redelijke grenzen te stellen aan de vrijheid van meningsuiting? Wat geeft de grenzen aan van wat niet in het openbaar geuit zou moeten worden? Moet elk standpunt, hoe reactionair, onpopulair of extremistisch dan ook, gehoord worden?
AN: Ik ben er absoluut van overtuigd dat de vrijheid van meningsuiting absoluut moet zijn. Vanuit dit perspectief gezien ben ik absoluut Voltairiaans. Het is duidelijk dat er problemen zijn die niet de vrijheid in zichzelf, maar eerder het gebruik van vrijheid betreffen (het gaat hier om iets anders). Ik ben vrij om te leven, maar ik moet samenleven met anderen. Derhalve zijn er problemen omtrent respect, er zijn problemen omtrent politieke relaties die niet zomaar kunnen worden omgezet in eenvoudig geweld, enzovoorts. Deze problemen zijn contingent. En wie beslist? Eigenlijk is dit het probleem van de democratie. Maar dit is het probleem van een perverse democratie, een democratie die niet bestaat vanuit dit standpunt; dit is het probleem waar we het eerder over hadden, de pers, het blokkeren van of het dramatiseren van het debat. Ik ben er absoluut van overtuigd dat er een specifieke wil was om het schandaal rondom de vrijheid van meningsuiting in Denemarken te creëren. Het is een politieke wil die erop gericht is om juist dat soort populisme, juist deze soort fascistische reacties die naar voren kwam, te creëren. Ik ben hier absoluut van overtuigd, en ik ben er van overtuigd dat we dat kunnen bewijzen; het is erg belangrijk om te constateren dat dit in vele landen gebeurde, niet alleen in Denemarken, op dezelfde tijd, en op hetzelfde moment. Werkelijk, er ontstond een stevig offensief vanuit extreem-rechtse bewegingen om het debat rondom de vrijheid van meningsuiting te verscherpen – om vervolgens het breekpunt te bereiken. In Italië was Oriana Fallaci’s boek over de Islam één van de bestsellers, welke nog erger is dan de Deense cartoons. Als je je alleen al bedenkt dat tot vier of vijf jaar geleden de Islam gezien werd als de vijand van alles: van vrijheid, menselijk geluk; het was het symbool van het absolute fanatisme. Dat, en dat de mensen die nu in opstand komen en vechten voor vrijheid als vogelvrij werden beschouwd en niet Oriana Fallaci’s vrienden, de oliebezitters en de nationale fondsen. Dat was een van de meest beschamende situaties ooit, absoluut.
Venetië, 28 maart 2011
Transcriptie en vertaling uit het Italiaans naar het Engels door Mirco Vendraminetto.
Vertaling van het Engels naar het Nederlands door Autonomen Den Haag.
Noten:
1. Empire: Aan de hand van Marx, Spinoza en Deleuze beschrijven Negri en Hardt de Nieuwe Wereldorde die zij `Empire’ noemen. Dit nieuwe imperium onderscheidt zich van het eerdere imperialisme, omdat het geen duidelijk machtscentrum heeft. De macht is verdeeld over supranationale, `hybride’ netwerken. Maar dat betekent volgens de auteurs dat het systeem ook op elk onderdeel van het netwerk kan worden aangevallen. Het huidige kapitalisme is verantwoordelijk voor uitbuiting en onderdrukking, maar roept tegelijkertijd zijn eigen tegenkrachten op, aldus Negri en Hardt.
2. Multitude: Betekent letterlijk zoiets als massa, menigte, groot aantal, is een sleutelbegrip afkomstig uit het revolutionaire humanisme van Spinoza en verwijst naar het constituerende vermogen van een gemeenschap. Met multitudo doelde Spinoza in wezen op een radikaal-democratisch, pluralistisch concept van gelijkheid dwars door alle verschillen heen. Democratie was in zijn ogen de belangrijkste uitdrukking van de creatieve activiteit van de multitude. In de moderne staatstheorie wordt het begrip multitude meestal op een negatieve manier gehanteerd, in de betekenis van gepeupel of de meute die moet worden beheerst, of als een wild beest (Hegel) dat moet worden getemd, en het moderne kapitalisme transformeerde de multitude in sociale klassen. Volgens Antonio Negri en Michael Hardt wordt het begrip multitude tegenwoordig, in de overgang van moderniteit naar post-moderniteit, weer actueel in die zin dat sociale klassen als zodanig bezig zijn uiteen te vallen en dat daarmee ook de zelf-organiserende concentratie van een sociale klasse verdwijnt, waardoor we weer met een verzameling individuen worden geconfronteerd. Met het begrip multitude willen Negri en Hardt afstand nemen van begrippen als volk en natie, die door de machthebbers in het leven zijn geroepen. Het volk is een organische entiteit die niet zonder de natie kan en omgekeerd. De multitude daarentegen is een menigvuldigheid, een veelvoud aan sociale krachten dat handelt. Het is de basis van alle sociale creativiteit. De enorme verscheidenheid van de productieve praktijken en het coöperatieve en interactieve karakter van de multitude laat zich niet meer beteugelen in het korset van de natie-staat of onder het commando van de loonarbeid. Het concept van de multitude gaat uit van een onontkoombare pluraliteit, maar i.t.t. het “wilde beest” van Hegel, niet van een reeks fragmentarische, op zichzelf staande sociale elementen. Multipliciteit is de sociale toestand van de multitude, gezamenlijke actie is haar project. Het is een organisatievorm die functioneert via verschil i.p.v. deze te ontkennen. (zie ook Michael Hardt en Toni Negri, Empire, 2000 en: M. Hardt, Globalization and Democracy, GHC Working Papers 01/1)
Bron: Globalinfo.nl
3. Wij hebben gekozen voor ‘economie’ als vertaling voor het Engelse woord finance. Dit dekt de lading waarschijnlijk het best: Negri bedoelt met finance geldbeheer/geldstromen of de hieraan ten grondslag liggende stelsels of structuren.