Hier kun je discussieren over These 4: een heroriëntatie van linksradicale politiek.
De vierde van “11 Thesen over organiseren en revolutionaire praktijk voor een fundamentele heroriëntatie van links-radicale politiek”. Zie hier een uitgebreide inleiding op de serie: https://globalinfo.nl/Achtergrond/11-thesen-over-organiseren-en-revoluti...
(Door Kollektiv, Bremen, vertaling Tommy Ryan. Deze en andere onderdelen van de serie zullen terug te vinden zijn onder de tag '11thesen': https://www.globalinfo.nl/tag/732-11thesen
These 4: een heroriëntatie van linksradicale politiek
Hoewel we verbaal radicaal, antikapitalistisch en militant onze afwijzing van het systeem op straat kenbaar maken, is de vraag met welke concrete politieke methoden en strategieën de omverwerping van het kapitalistische systeem en staatsstructuren bereikt kunnen worden en wie daarbij het subject van deze verandering is, uit beeld geraakt. Dit terwijl dat juist precies de vragen zijn waar linksradicale politiek zich vooral aan zou moeten oriënteren als deze zichzelf als revolutionair ziet.
Als gevolg van deze ontwikkeling zijn de nieuwe politieke perspectieven die centraal zijn komen te staan bij linksradicale politiek gebaseerd op een abstract politiek niveau en op individuele, geïsoleerde deelbereiken – verdedigingsstrijd, one-issuebewegingen en mobilisaties tegen regeringstoppen hebben de voorkeur en de centrale methode is campagnepolitiek. Terwijl een aantal groepen hun toevlucht volledig in theoretisch werk zoeken, hopt de meerderheid van linksradicalen van de ene actie en campagne naar de andere, van het ene grote evenement naar het andere – zonder daarbij werkelijk te groeien of daarbij de vraag te stellen hoe het zit met de sociale verankering in de maatschappij.
We zijn altijd met te weinig, zijn altijd overwerkt en altijd vlak voor een burn-out. We doen het onder die omstandigheden bijzonder goed met de weinigen die we zijn. Er zijn veel verschillende, geprofessionaliseerde campagnes en er worden interessante bijeenkomsten georganiseerd waarmee we ons, soms goed, soms minder goed, mengen in maatschappelijke discussie en het mediadebat. De focus ligt daarbij echter meestal op een discoursstrijd die overwegend op media-niveau plaatsvindt of door intellectuelen gevoerd wordt en niet uit de maatschappelijk praktijk voortkomt.(*1) Deze benadering van politiek kan naar onze idee de hegemonie van de heersende ideologie niet bevechten omdat er nauwelijks contact is tussen de politieke praktijk en de basis van de maatschappij.
Bovendien is het zo dat de linksradicale beweging zich met haar acties en campagnes richt op de telkens nieuwe aanvallen vanuit de staat [en het kapitaal] – of dit nu TTIP is, het asielrecht, klimaatpolitiek of de voortschrijdende controlestaat. Veel van deze wetsvoorstellen worden met acties en campagnes beantwoord waardoor linksradicale politiek zich uiteindelijk bijna uitsluitend bezighoudt met een reactie op politiek vanuit de staat, er in feite achteraan hinkt. Omdat we denken dat we in strijd tegen de staat altijd op de staat moeten reageren, blijft onze strijd in een door de staat gedicteerd kader plaatsvinden en ontstaan er geen eigen structuren, strategieën, perspectieven of dagelijkse praktijk.
Ook de linksradicale groepen en organisaties die een verankering in de maatschappij wel als noodzakelijk zien, richten zich meestal op sociaaldemocratische politieke perspectieven. Door middel van platformen met maatschappelijke representanten (van vakbonden, kerkelijke organisaties, NGO’s politieke partijen, verenigingen en stichtingen) zou hun vermeende invloed ingezet kunnen worden om de eigen politieke inhoud te verspreiden. Daarbij worden de verbintenissen met vertegenwoordigers verward met echte organisatie van een strijd van onderop.
De overtuiging dat maatschappelijke verandering via democratische deelname binnen de staat en de burgerlijke maatschappij kan worden bereikt, rijkt hierbij tot diep in de linksradicale beweging. We zien de oorzaak hiervoor onder andere in het wantrouwen tegenover de bevolking en diens potentieel voor zelforganisatie en zelfbeschikking (these 1), evenals de starheid van de beweging, het gevoel van onmacht en een onvermogen te handelen. Vanzelfsprekend werkt een groot aantal linksradicale activisten in overheidsinstanties of politieke instituties (als jeugdwerker, in wetenschappelijke bureaus van burgerlijke partijen, in opvangcentra voor vluchtelingen, bij NGO’s, door de staat gefinancierde initiatieven of zelfs als ambtenaar). Historisch gezien zijn hele bewegingen op deze manier in de instituties van de staat geassimileerd en daardoor verdwenen, zoals bijvoorbeeld grote delen van de vrouwenbeweging in de jaren 80 of de groene beweging in de jaren ‘90 (*2)
Reformistische en links-liberale politieke benaderingswijzen zijn naar onze mening één van de grootste hindernissen en gevaren voor de ontwikkeling en het voortbestaan van revolutionaire bewegingen. De analyse van de rol van de sociaaldemocratie (*3) in Duitsland [en Nederland] sinds begin 1900 zijn voldoende om deze stelling te onderbouwen. De geschiedenis toont dat de sociaaldemocratie zowel institutioneel als ideologisch tot een verdeling van de arbeidersklasse én de linkse beweging leidde. De geschiedenis van de reformistische vakbonden laten daarbij een vergelijkbaar patroon zien. In tal van voorbeelden wordt duidelijk hoe deze vakbonden, door (nationalistische en interne) splitsingen, bijdragen aan de verdeling van de werkende klasse, radicalisering en verbreiding van arbeidsstrijd verhinderen, zich in platformen (bijv. anti-Nazi-platformen) achteraf distantiëren van radicale krachten en hen “laten vallen” etc. Ook de analyse van het mislukken van sociale opstanden op andere plekken in de wereld toont de verdelende en contrarevolutionaire rol die reformistische krachten spelen (bijvoorbeeld binnen de anti-bezuinigingsbeweging in Griekenland, 15M in Spanje, de opstanden in de “Arabische Lente”, de Groene beweging in Iran et cetera). Toch wordt de toenadering tot reformistische vakbonden en dergelijke door sommige linksradicale groepen nog altijd als strategisch zinvol gezien, terwijl het werk in de basis van de samenleving wordt nagelaten.
Ook de overtuiging dat “linkse” partijen binnen de parlementaire democratie echte verandering kunnen brengen, of deel van een totaalstrategie voor maatschappijverandering zijn, is nog altijd bij een deel van de linksradicalen terug te vinden. Deze hoop op het succes van “linkse” partijen is niet alleen telkens weer fout gebleken (zoals recentelijk met Syriza in Griekenland of Podemos in Spanje), maar heeft ook fatale gevolgen gehad op de werkelijke bewegingen van onderop. Deze hebben zich in hun focus op de verkiezingen volledig opgebrand en hebben hun kracht verloren (bijv. activisten van de 15M beweging voor Podemos, Turks en Koerdisch links in de verkiezingen voor de HDP, de protesten van de bevolking in Griekenland voor Syriza). Deze “linkse” partijen hebben alle aandacht en hoop naar zich toegetrokken waardoor energie voor de daadwerkelijke strijd aan de basis onttrokken werd. Als deze hoop vervolgens niet beantwoord wordt, heeft deze nederlaag blijvende gevolgen.
Na alles wat gezegd is, moet het duidelijk zijn dat de verschillende politieke benaderingen van linksradicalen – militante acties, platformen met maatschappelijke organisaties, campagnes etc. – iets gemeen hebben: ze weerspiegelen het gebrek aan perspectief en de ervaren nederlaag van de linkse beweging. Het ontbreekt aan een daadwerkelijke revolutionaire strategie en een perspectief van onderop.
Wat willen wij?
We zijn van mening dat er een fundamentele, verreikende verandering en heroriëntatie van linksradicale politiek nodig is. We denken dat het de centrale taak van linksradicale politiek is om zelfgeorganiseerde structuren in de basis van de samenleving te verschaffen en te versterken; structuren die in het dagelijkse leven van mensen verankerd zijn, voorbij de losse strijden reiken en in relatie staan tot wat we in de toekomst willen bereiken. Want een daadwerkelijke verandering van de maatschappelijke structuren, en daarmee de overwinning van het kapitalistische systeem en de staat, kan alleen plaatsvinden als mensen überhaupt eerst weer ervaring opdoen met zelforganisatie, zelfwerkzaamheid en solidariteit. [Net als in Duitsland is in Nederland] de burgerlijke staat diep in de maatschappij geworteld. Deze dringt door tot in alle bereiken van de samenleving en regelt bijna alle interpersoonlijke betrekkingen. Vanzelfsprekend is er hierdoor een grote gezagsgetrouwheid, omdat men nauwelijks kan voorstellen hoe een maatschappij zonder centrale overheidscontrole en regulering er uit zou zien.
We moeten dus structuren opbouwen en versterken waarin we als samenleving leren ons leven zelf te organiseren zonder tussenkomst van de staat, en alledaagse problemen zelfstandig met elkaar op te lossen. Daarmee draaien we niet alleen de toenemende depolitisering van de maatschappij terug, maar ook de diepgewortelde overtuiging dat mensen gecontroleerd en geregeerd moeten worden. Daarnaast kan vanuit deze structuren ook solidaire strijd opgebouwd worden in verschillende delen van ons dagelijks leven (tegen aanvallen op ons werk, tegen onderdrukking bij de sociale dienst, tegen woning-uitzetting et cetera). We moeten plekken creëren waar de kapitalistische en nationalistische waarden, normen, denkwijzen en structuren ter discussie worden gesteld en veranderd kunnen worden; plekken waar mensen nieuwe ervaringen op kunnen doen; plekken waar emancipatorische waarden en denkwijzen ontwikkeld kunnen worden. De opbouw van zelfgeorganiseerde structuren maken het in die zin mogelijk échte, onbemiddelde emancipatorische verandering en verbetering van het eigen leven te realiseren, en niet enkel verandering op een abstract politiek niveau.
Zelfgeorganiseerde solidaire structuren kunnen ons helpen om ons – in ieder geval ten dele – collectief tegen de aanvallen van de kapitalistische verhoudingen te beschermen. Ze zorgen tegelijkertijd voor voorwaarden waaronder de onderdrukten kritische denkwijzen tegenover de heersende verhoudingen van het kapitalisme kunnen ontwikkelen. In tijden van massaprotesten, opstanden en fases waarbij de staat verzwakt of zelfs omvergeworpen is, kunnen deze dan al in de maatschappij verankerde zelfgeorganiseerde structuren een belangrijke functie vervullen voor het revolutionaire proces.
We denken dat opbouw van deze zelfgeorganiseerde structuren eigenlijk voor alle deelbereiken van ons dagelijks leven zinvol en noodzakelijk is. Voor de hand liggende terreinen hiervoor zijn werk en inkomen (bedrijf en kantoren), wonen (huis, straat, stadsdeel), reproductie (in het bijzonder kinderopvang), primaire levensbehoeften (solidariteitsnetwerken, voedselproductie, gezondheid, onderwijs) et cetera. Omdat veel mensen die van loonarbeid afhankelijk zijn zich in een precaire situatie bevinden en geen vaste werkplek meer hebben, daardoor vaak van bedrijf moeten wisselen en daardoor geïsoleerd zijn, wordt de mogelijkheid tot zelforganisatie en de ontwikkeling van strijd hier toenemend bemoeilijkt. Tegen deze achtergrond speelt de opbouw van zelfgeorganiseerde structuren in stadsdelen mogelijk een belangrijke rol. Deze structuren kunnen namelijk ook het uitgangspunt vormen voor strijd in andere delen van ons leven.
Als we het over de opbouw van zelfgeorganiseerde structuren in alle delen van ons dagelijks leven hebben, komt natuurlijk de vraag op wie dan het subject is als doelgroep voor deze organisatie. Wij denken dat er niet per sé een revolutionair subject of vanzelfsprekende revolutionaire klasse bestaat. We zijn van mening dat we voor een politieke strategie voor maatschappijverandering een analyse van de maatschappelijke verhoudingen en diens tegenstellingen nodig is. Daaruit kunnen we afleiden waar de krachten te vinden zijn die potentie hebben en die voor hun bestaan materieel belang hebben bij maatschappelijke verandering. Daardoor ontstaan er voor ons plekken waar we de grootste kansen zien voor het ontwikkelen van strijd (zie daarvoor these 3).
Tegelijkertijd betekent het dat, als er geen specifiek revolutionair subject is, dat het bewustzijn voor de eigen situatie, een begrip vraagt over de samenhang van de eigen situatie in relatie tot de maatschappelijke structuren evenals een begrip van de overeenkomsten tussen de eigen situatie en die van anderen, en dat dit door middel van gemeenschappelijke strijd en processen actief ontwikkeld worden kan. “Pas als de tegenstelling tussen de persoonlijke belangen en behoeftes en die van het kapitaal op het maatschappelijke geheel betrokken wordt […], dat wil zeggen dat de eigen positie daarbinnen gevonden wordt, vormt zich een potentiële drager”(*4) van een sociale en politieke revolutie.
Bij de opbouw van duurzame structuren moeten we volledig opnieuw beginnen, en kunnen we nauwelijks teruggrijpen op dat wat er al is. In de maatschappij aan de gang gaan betekent voor ons niet om platformen op te richten met vertegenwoordigers, maar het opbouwen van structuren waarbinnen mensen zichzelf als subject organiseren. Dat betekent voor ons dat we uit onze gewoontes moeten breken, weg uit de scene en vooral daar aanwezig moeten zijn waar het dagelijks leven plaatsvindt. Tegelijkertijd moeten we ons eigen (dagelijks) leven – onze eigen arbeids- en levensvoorwaarden – weer als politiek zien en in onze strijd integreren. Daarbij zien we het als opgave voor linksradicalen om jezelf niet alleen te beperken tot het opkomen voor je eigen belangen, maar ook om strijd van anderen te ondersteunen, actief de opbouw van structuren aan te moedigen en in dat proces te helpen. Dit werk is inspannend, kleinschalig, vraagt geduld en zal wellicht niet direct zichtbare resultaten opleveren. De gebeurtenissen in Rojava of Spanje tonen ons echter dat maatschappelijk omwenteling niet uit de lucht kwam vallen, maar dat daar tientallen jaren van inspanningen door revolutionaire organisaties in de basis van de maatschappij aan vooraf gingen. (*5)
Wanneer we zelfgeorganiseerde structuren in bijvoorbeeld stadsdelen of op het werk opbouwen en daar strijd leveren, zullen we alle mogelijke obstakels tegenkomen. Daar hoort vooral ook het gevaar bij dat protesten en zelforganisatie via de vele vormen van burgerparticipatie en dergelijken door het staatapparaat zullen worden ingekapseld (bijvoorbeeld door rondetafelgesprekken, bemiddeling, de gemeenteraad, de bedrijfsraad op het werk) of beperkt blijven of worden tot sociaaldemocratische vormen van protest (bijvoorbeeld door vakbonden, NGO’s of maatschappelijke organisaties). Tegen de achtergrond van de bovengenoemde ervaringen en analyses wijzen wij de samenwerking met reformistische vakbonden en “linkse” partijen als strategie voor de opbouw van linksradicale politiek af. We moeten juist de ervaringen uit het heden en verleden onderzoeken en onszelf de vraag stellen hoe we revolutionaire ideeën en een collectieve benaderingswijze voor zelfgeorganiseerde structuren ten opzichte van sociaaldemocratische ideeën kunnen opbouwen en ze hiertegen kunnen verdedigen.
Hier sluiten verdere vragen op aan: waardoor ontwikkelen mensen het bewustzijn dat hun alledaagse problemen onderdeel uitmaken van een grotere context, deze in verbinding brengen met de problemen van anderen en hiervoor een bredere maatschappelijke analyse ontwikkelen? Hoe krijgen we het voor elkaar om, voorbij de lokale thema’s, met mensen verbindingen aan te gaan? Wat betekent echte verandering? Hoe kunnen we sociale bewegingen van onderop versterken en radicaliseren? Hoe kunnen we alledaagse problemen (arbeidsverhoudingen, uitkeringen, huren, opvoeding, zorg et cetera) politiseren? Hoe vermijden we dat we verzanden in maatschappelijk werk en voorkomen we dat linksradicale structuren en inspanningen volledig in beslag worden genomen door individuele ondersteuning (zoals bijvoorbeeld bij de vluchtelingenprotesten gebeurde)? Hoe kan de opbouw van een cultuur van zelforganisatie er [hier] uitzien? Wat zijn de mogelijke obstakels? Hoe gaan we om met de structuren voor het sociaal beheer in de wijken (die grotendeels in handen zijn van de staat) en het idee van de burgermaatschappij, waarbij sociale hulp is gedepolitiseerd? Al deze vragen hebben constante analyse en discussie nodig.
Hetgeen dat tot nog toe gezegd is, betekent niet dat we de huidige politieke inspanningen zoals campagnes of puntsgewijze interventies fundamenteel afwijzen. We denken echter dat zulke middelen altijd slechts één van de vele tactieken moeten vormen van de hierboven genoemde strategie.
Noten
1) Discoursstrijd is nodig maar de vraag is hoe je die voert: via burgerlijke media of door middel van een praktijk van onderop.
2) In Duitsland is in de jaren ‘90 een partijverbond gesloten vergelijkbaar met dat van Groen-Links, waarbij meerdere partijen en maatschappelijke organisaties opgingen in Partei Bündnis 90/Die Grünen.
3) Daarmee doelen we niet op de revolutionaire stromingen binnen de toenmalige SPD die door Rosa Luxenburg en Karl Liebknecht etc. werden vertegenwoordigd.
4) Der Kommende Aufprall, Antifa Kritik & Klassenkampf, P. 7.
5) Zie hiervoor bijvoorbeeld Ready for Revolution – The CNT Defense Commitees in Barcelona (1933-1938), August Guillamón, AK-Press 2014 (N.v.d.v)