Hier kun je discussieren over (ex-)kraker WildeWesten doet aangifte van smaad en laster tegen Leen Schaap..
Arrondissementsparket Amsterdam
Aan de hoofdofficier van justitie
De edelachtbare heer mr. G.Th. Hofstee
Postbus 84500
1080 BN Amsterdam
15 mei 2014
Betreft: aangifte tegen politieambtenaar Leen Schaap
Edelachtbare heer,
Hierdoor doe ik, XXX XXXXX, geboren XXXX te Amsterdam, aangifte tegen de heer Leen Schaap, commissaris en algemeen commandant openbare orde bij de politie Amsterdam, van smaad en laster.
In een interview in het Parool van 15 mei 2014 met de titel ‘Kraker is leuke tegenstander’ is het volgende als uitlating van de heer Schaap voornoemd gepubliceerd: ‘Toen in 2007 boobytraps werden aangetroffen in kraakpanden in de Kerkstraat en de Bilderdijkstraat, trad Schaap daar in de media fors mee naar buiten. “Dat vond ik echt een brug te ver gaan. Ik wilde voorkomen dat we in een geweldsspiraal terecht zouden komen.”’
De heer Schaap refereert aan de ontruiming van het gekraakte sociaal centrum het WildeWesten, gelegen aan de Bilderdijkstraat te Amsterdam op 13 maart 2007 en impliceert dat de bewoners althans krakers voor het plaatsen van de beweerde boobytrap verantwoordelijk zijn. Ik woonde destijds in dit pand. Gedurende de gehele twee jaar dat dit perceel gekraakt was ben ik voortdurend, uitgebreid en herkenbaar het gezicht geweest van dit sociaal centrum, in de media als perswoordvoerder en als vast contactpersoon van de lokale politie. Ook voorafgaand aan de ontruiming is dit perceel, en daarmee mijn persoon, in het nieuws is gekomen. Ik betwist dat ik, of een van de bewoners of enige sympathisant c.q. bezoeker en/of andere kraker een boobytrap in onze woning heeft aangelegd. Ik merk op dat ik, noch enige andere hiervoor bedoelde persoon, als verdachte in verband daarmee ben gehoord, laat staan dat enige strafrechtelijke vervolging in verband hiermee heeft plaatsgevonden.
Terzijde merk ik op dat de toenmalige krakers van de Kerkstraat de beschuldigingen jegens hen na het uiten daarvan hebben tegengesproken, zowel in de media als tegenover de gemeenteraad. Ook zij zijn, zover ik weet, nooit voor dit feit gehoord of vervolgd.
Sinds 22 maart 2007 heeft de heer Schaap en op aangeven van hem anderen, waaronder de toenmalig burgemeester van Amsterdam de heer Cohen, bij herhaling de voornoemde beschuldiging richting mij en mijn medebewoners en gebruikers van het WildeWesten als vaststaand feit gepresenteerd in de media en in het politieke en maatschappelijk debat. Zoals de heer Schaap al aangeeft in het bovengenoemde interview, is hij de bron van deze beschuldiging.
Reeds direct nadat deze beschuldiging door de heer Schaap voor het eerst werd geuit heb ik via de media laten weten de laatste persoon te zijn geweest die het pand voor de ontruiming heeft verlaten en heb ik de beschuldigingen weerlegd. In juni en november 2007, toen deze beschuldiging wederom als feit werd gepresenteerd en besproken werd in de raadscommissie Openbare orde en veiligheid van de gemeente Amsterdam, heb ik aldaar de beschuldiging wederom weerlegd en mij, in persoon, met mijn paspoort, aldaar publiekelijk aangeboden bij de aanwezige driehoek en de heer Schaap voor een strafrechtelijke vervolging. Ik ben tot op de dag van vandaag niet gehoord door politie, noch als verdachte, noch als getuige. Ditzelfde geldt voor alle andere, bij de politie bekende betrokkenen bij het WildeWesten. Zelfs mijn vader heeft de heer Schaap in een brief, persoonlijk en via de media, gevraagd om, als er enig bewijs voor deze beschuldiging was, mij te horen en indien nodig te vervolgen voor dit feit dat naar men mag aannemen de hoogste prioriteit zou hebben voor de politie. Die stand van zaken duidt erop dat in het geheel geen opsporingsonderzoek aan de bewering over een boobytrap ten grondslag ligt.
Het kwalijkst is mijns inziens dat de beschuldiging inzake boobytraps veelvuldig voortkomt in de motivering van de initiatiefnemers van het wetsvoorstel Kraken en leegstand. Zij wordt zelfs genoemd in de memorie van toelichting op de Wet Kraken en leegstand: ‘De politie wordt bij ontruimingen van kraakpanden in toenemende mate geconfronteerd met gewelddadige tegenwerking en gevaarzetting, bijvoorbeeld in de vorm van barricades en boobytraps. In die tegenstand kampen politie en justitie met een tendens van verharding, zoals onder meer is gebleken uit navraag bij de politie en het Openbaar Ministerie in Amsterdam’ (vgl. Kamerstukken II 2007–08, 31 560, nr. 3, pag. 7).
De heer Schaap heeft de beschuldiging, in persoon, opnieuw geuit tijdens de hoorzittingen van de commissie van de Tweede Kamer voorafgaand aan de invoering van het kraakverbod. Nadien, in het Parool van 23 juni 2012, heeft hij opgemerkt dat deze getuigenis over boobytraps ‘de invoering van dat kraakverbod niet vertraagd (zal) hebben.’ De lasterlijke en smadelijke uitingen zijn dus van directe invloed geweest op de invoering van een mijns inziens controversieel wetsartikel dat vele duizenden Nederlanders van hun woonbescherming heeft beroofd en de maatschappelijke bestrijding van de leegstand in Nederland ernstige schade heeft toegebracht.
Aangezien de heer Schaap geenszins voornemens lijkt het uiten van deze beschuldiging, die mij voortdurend en persoonlijk in mijn goede naam en eer aanrandt, te staken, doe ik dientengevolge bij deze aangifte van smaad en laster tegen hem.
Ik wacht uw reactie af.
Hoogachtend,