De steeds luider wordende roep wereldwijd tot het respecteren van de mensenrechten, zal op zeker moment in klinkende (beleids-)munt worden omgezet.
Gezien de ten hemel schreiende toestand waarin de wereld verkeert, doet de kerstoproep van paus Franciscus tot wereldwijde vrede ongemeen weldadig aan. Daarnaast ben ik overtuigd van de haalbaarheid ervan, omdat de god die de paus aanbidt zich wereldwijd steeds duidelijker laat horen, zijn onzichtbaarheid ten spijt.
Sterker, nooit eerder in de geschiedenis is zijn oproep tot vrede zo voelbaar geweest, getuige de steeds luider wordende roep tot het respecteren van de alom onderschreven mensenrechten. De roep waarin het immer gekoesterde vredesideaal en daarmee het perspectief op een betere wereld besloten zit. Wat dat betreft is de klacht over een gebrek aan een wenkend vredesperspectief ongegrond. Alleen zit dat gevangen in een partijpolitiek bestel dat niet draait om het algemeen belang, universele mensenrechten, maar om plaats- en tijdgebonden partijbelangen, overgoten met een religieus of ideologisch sausje.
Kortom, door het bedrijven van partijpolitiek delft de god van de paus dagelijks overal het onderspit, met alle negatieve – zowel materiële/zichtbare als immateriële/onzichtbare – gevolgen van dien. Om daaraan een eind te maken zal begrijpelijkerwijs het partijpolitieke bedrijf opengebroken moeten worden, dus in alle openheid breed maatschappelijk ter discussie gesteld moeten worden. Gezien de consequenties daarvan voor de direct betrokkenen, de door ons gekozen partijpolitici, is het alleen de vraag welke partij op het Binnenhof bereid is of de moed heeft daartoe het initiatief te nemen. Helaas is daar geen enkele politieke groepering toe te dwingen, hoe groot het overstijgend of algemeen belang daarvan ook is.