Belal is het beu. In de maand nadat de Syrische vluchteling in Nederland is aangekomen, werd hij al op vijf verschillende opvanglocaties ondergebracht. Samen met zijn zwangere vrouw werd hij talloze keren kriskras door het land gesleurd: van Ter Apel en Zeist, naar Hardenberg, Zwolle en Vriezenveen.
En nu worden ze opnieuw geïnstrueerd hun koffers te pakken, want de bus staat al klaar om hen naar Franeker te torsen. Het valt nog maar te bezien, hoe lang ze daar dan weer zullen mogen blijven. Ten einde raad zoekt Belal de aandacht van de pers, aan wie hij vertelt niet langer aan overplaatsingen mee te werken, zolang er in zijn asielprocedure geen vooruitgang wordt geboekt.
Maar ook CDA-er Cornelis Visser, burgemeester van Vriezenveen, is bereid zijn woordje voor de camera te doen. Natuurlijk begrijpt hij dat het vervelend is voor deze mensen om zo van hot naar her door het land te worden versleept. Maar die vluchtelingen moeten ook begrijpen dat de burgemeester aan de dorpsbewoners had beloofd dat het maar tijdelijk zou zijn. Dat de dorpelingen echt “álles hebben gedaan wat ze konden om deze mensen te helpen”. Maar dat ze de sportfaciliteiten, waarin de vluchtelingen tijdelijk waren gehuisvest, nu toch echt terug in gebruik moeten nemen. De herfstvakantie staat namelijk voor de deur, en dan willen de kinderen graag naar het zwembad.
U leest het goed: vluchtelingen worden voor de vijfde keer in één maand naar een volgende aftandse sporthal gesjouwd, omdat de kinderen uit Vriezenveen willen zwemmen. En wellicht dat ze dan nog ‘geluk’ hebben dat ze niet naar Oranje hoeven, waar de lokale bevolking duidelijk te kennen heeft gegeven hen daar niet te willen hebben. Of naar Woerden, waar de opvanglocatie door gemaskerde mannen met nitraatbommen werd bestookt. Of naar Heumensoord bij Nijmegen, waar binnenkort drieduizend vluchtelingen de winterkou moeten trotseren in evenementtenten – tenten die volgens een van Nederlands grootste leveranciers zeker niet geschikt zijn om personen in te laten overwinteren.
Protest
Een aantal van de eerste zevenhonderd bewoners heeft recentelijk al geprotesteerd tegen de omstandigheden in dat Nijmeegse tentenkamp, waar ze wellicht tot in het voorjaar zullen moeten blijven. De echte winter moet nog komen, maar het is er nu al bijtend koud. Er is bijzonder weinig privacy (men slaapt met meerdere gezinnen in één ruimte), en ook de hygiëne schiet tekort. Om nog maar te zwijgen van de dagelijkse verveling en de voortdurende onzekerheid over de toekomst.
Maar volgens de Nijmeegse burgemeester Hubert Bruls (eveneens CDA, overigens) benadelen de demonstrerende Syriërs vooral hun eigen zaak. Hij begrijpt de verontwaardiging onder sommige van zijn eigen, “autochtone” burgers maar al te goed. “De onvrede van deze groep vluchtelingen voelt als ondankbaarheid”, zo laat hij in een lokale krant optekenen. En inderdaad: veel Nederlanders zullen dit protest ongetwijfeld zo opvatten – net zoals dat van Belal, die uiteindelijk onder druk toch maar naar Franeker is vertrokken. Geheel belangeloos stelden ze hun leegstaande vakantieparken, hun kapotgesubsidieerde sportzalen, en hun van God vergeten evenementenveldjes ter beschikking. En wat krijgen ze er nu voor terug? Stank voor dank! Waar halen die vluchtelingen het überhaupt vandaan om zo onbeschaamd te klagen over de behandeling die ze hier krijgen? Ze zijn hier potdorie toch te gast? Als je bij iemand blijft logeren, dan ga je toch ook niet staan actievoeren op het moment dat iets je even niet bevalt? In zo’n geval pas je jezelf toch ook gewoon maar een beetje aan?
Flesje wijn
Inderdaad: als ik thuis gasten ontvang, dan slapen ze doorgaans gewoon in het bed dat ík voor hen heb opgemaakt, en eten ze wat ík voor hen heb gekookt. En – niet onbelangrijk – op het moment dat ík genoeg van hen heb, zullen ze ook weer moeten vertrekken. Maar dat is dan ook meteen al waar de veelgemaakte vergelijking spaak loopt. Want Nederland is niet mijn huis, en de vluchtelingen die hier de afgelopen maanden strandden, zijn ook niet mijn gasten. Het waren oorlog, honger, dictatuur en een toenemende uitzichtloosheid die deze mensen naar Nederland brachten, en niet de wens om mij met een bezoek te verblijden. Ook heb ik hen niet zelf uitgenodigd: de vluchtelingen trotseerden woeste zeeën, kilometers prikkeldraad en talloze grenscontroles om hier te geraken. Ze kwamen hier niet naartoe om weer eens met mij bij te kletsen, herinneringen op te halen of samen een glas te drinken – maar omdat ze elders niet konden blijven of er hun leven zelfs niet zeker waren. Oh, en in de meeste gevallen hadden ze niet veel meer bij zich dan een paar schone kleren – niet eens een flesje wijn of exotische cadeautjes voor de ‘gastheer’!
Hoe vaak de vergelijking ook wordt aangehaald: vluchtelingen zíjn niet onze gasten. De keuze om naar Nederland te komen, is grotendeels niet door, maar voor hen gemaakt. Niemand – inclusief zijzelf – heeft om hun komst naar Europa gevraagd. Hun recht op onderdak, voeding en een ‘humane’ behandeling is ontleend aan het feit dat zij ook mensen zijn – niet aan de mate waarop wij al of niet bereid zijn hen hier “welkom” te heten. Hun recht om hier te zijn en om zich vrij over grenzen te bewegen, is niet minder elementair dan het onze. En hun eis om hier te mogen blijven en om deelgenoot te zijn van het maatschappelijk debat dat zich momenteel over hun rug afspeelt, is daarom niet minder dan legitiem.
Dankbaar
Alle goede bedoelingen ten spijt, is er in dat opzicht misschien wel iets mis met de enthousiaste wijze waarop deze vluchtelingen hier de afgelopen maanden door sommigen werden onthaald. Want wat zeg je eigenlijk, wanneer je iemand ergens “welkom” heet? Wat is werkelijk je boodschap, wanneer je een vluchteling, bij wijze van spreken, als “gast” in je “huis” onthaalt?
Wel, ten eerste impliceert het dat het inderdaad jouw huis betreft, en dat aan die eigendomsvraag niet getornd zal worden. Dat het uiteindelijk alleen van jou afhangt om te bepalen wie er al of niet mag komen of blijven, en hoe lang. Dat die “gast” weliswaar recht heeft op een goede behandeling, maar niet om erover mee te praten – laat staan om erover te klagen. En dat het welzijn en lot van die “gast” uiteindelijk in jouw handen ligt, en niet in die van haar- of hemzelf. Te stellen dat iemand bij jou “welkom” is, impliceert dat je er een zekere erkentelijkheid en inschikkelijkheid voor terug verwacht. Goede gasten, immers, kunnen niet vaak genoeg benadrukken hoe dankbaar ze je zijn.
In dat licht bezien, is het eigenlijk best onzinnig om te stellen dat vluchtelingen hier “welkom” zijn. Het plaatst ons in een positie die we niet kunnen of mogen innemen, want het suggereert dat we deze vluchtelingen net zo goed de deur zouden kunnen wijzen. Impliciet ontwijkt de slogan juist datgene dat centraal zou moeten staan in onze steun aan vluchtelingen: namelijk dat iedereen een onvervreemdbaar recht heeft om te leven waar, hoe en met wie zij of hij wil. Het “welkom” heten van vluchtelingen zegt eigenlijk meer over onszelf en over de verheven gevoelens van ruimhartigheid en onbaatzuchtigheid die we hieraan menen te moeten ontlenen.
Frame
Moeten we als solidair, internationalistisch links dit succesvolle frame dan maar overboord gooien? Niet direct, misschien: in de strijd tegen de heersende domrechtse opinie en het welig tierende racisme in onze samenleving komt het allicht van pas als middel om ons duidelijk en krachtig tegen rechts te blijven positioneren. De boodschap dat vluchtelingen “welkom” zijn, is herkenbaar en polariserend, en heeft in dat opzicht dus een groot politiek potentieel. Maar tegelijkertijd moet die boodschap wel gepaard gaan met een begrip dat het “welkom” heten van vluchtelingen als zodanig altijd tekort zal schieten. Dat we – als een van de rijkste landen ter wereld – meer kunnen en moeten doen dan mensen maandenlang te laten overwinteren in tochtige tentenkampen. Dat men wel degelijk recht tot klagen heeft, wanneer men voor een vijfde keer in één maand wordt verkast, omdat de kinderen van Vriezenveen nu eenmaal willen zwemmen. En dat ieder maatschappelijk debat over het welzijn en de toekomst van vluchtelingen uiteindelijk niet over, maar mét die vluchtelingen gevoerd zal moeten worden.
Mathijs van de Sande