Het nieuwe nummer van god los ligt nu onder de kerstboom en op andere plaatsen. Heel wat zoets uit de strijd voor een wereld zonder autoriteit.
Edito - van god los nr. 3
Ik herinner me het nog alsof het gisteren was: de koude die om zich heen greep, de avonden die al vroeg in duister gehuld waren en het haardvuur waarbij liedjes gezongen werden. De onvergelijkbare spanning en de vreemde combinatie van angst en bewondering ook, die de langgebaarde goedheilige man me inboezemde. Dat hij, als zijn eigen schaduw, gevolgd werd door een slecht zwartgemaakt schaap en daarbij voortdurend dreigde met een zak, is aan die angst niet vreemd. Maar de angst noch de devote aanbidding waren enkel te wijten aan de zoete beloning die op handen was of de roede, die uiteindelijk toch altijd slechts een stok áchter de deur bleek te zijn. Er speelde iets van een meer symbolische orde mee: er was heiligheid mee gemoeid.
Waaruit bestaat ze eigenlijk, die eigenschap van heiligheid? Etymologisch kent het woord een dubbele wortel, die in deze context betekenisvol is. De hebreeuwse wortel van het woord verwijst naar de fundamentele scheiding tussen het aardse en het goddelijke. Het heilige is dan het fundamenteel vreemde, datgene waaraan we geen deel kunnen en mogen hebben. Deze betekenispool wordt in verband gebracht met het afschrikwekkende effect van het heilige. De andere, de christelijke betekenispool, verwijst naar een 'oorspronkelijke heelheid', waarnaar we in de godsdienstige tradities geroepen zijn te streven. Tremendum et fascinosum; sidderen en beven enerzijds en geboeid en gefascineerd zijn anderzijds.
Maar in die zin stikt het van de heiligen en de heiligdommen in de autoritaire samenleving. Welbedacht zijn we nog lang niet van onze goedgelovigheid verlost. Wat trekt zoal niet het heiligengewaad aan? Wandel maar eens door een winkel en bedenk dat al die uitgestalde dingen heilige relikwieën zijn: dingen waaraan je je niet zomaar mag vergrijpen, alsof je daarmee hun heiligheid zou schenden. En zo is het ook: de koopwaar heeft alle eigenschappen van de heiligheid: we durven er niet zomaar aan te raken, maar we worden er wél door gefascineerd, als door de keizerlijk rode mantel van de Sint. Een gelijkaardige betovering rust op heel wat zaken. We schrikken in schroom terug voor de eigendom van een ander; niet zozeer omdat de eigenaar er persoonlijk op toeziet en ons ervan weerhoudt, maar omdat het voorwerp de heiligverklaring van de wettelijke eigendom draagt. In Japan was men er 'heilig' van overtuigd dat zelfs het aankijken van de keizer iemand met blindheid zou slaan. Maar ook elk inwijdingsritueel dat aan de macht verbonden is, is een heiligverklaring: het verkiezingsritueel en de geheimhouding errond, de gezworen eden - als het even kan op een heilig boek - , de eindeloze reeks procedures voor vergunningen en verloven, de toga's, insignes en kostuums... de hele carnavalsstoet. Het zijn stuk voor stuk ceremonies en symbolen die de macht haar aura van heiligheid verlenen: van beangstigende vreemdheid en boeiende onbereikbaarheid.
Kinderen en niet-menselijke dieren zijn, wat de heiligheid aangaat, onbetaalbare leermeesters. Als een boek kan dienen als het dak van een geïmproviseerd huis, zal het hen worst wezen of het om een bijbel of een stripalbum gaat. Want uiteindelijk is en blijft de heiligheid natuurlijk gewoon een hersenspinsel; een idee dat een ding of een persoon overwoekerd heeft. Onder de idee van de heiligheid en het respect dat ze afdingt, ligt weer gewoon de naakte zaak, de ontklede hoogwaardigheidsbekleder, het boek-als-een-ander.
Ik herinner me nog levendig hoe we daar zaten, braaf op een rij, angstvallig vasthoudend aan moeders rokken, en ieder één voor één bij de Sint op schoot moest komen. En dan die kleurrijke, vrolijke herinnering aan dat vriendje dat oneindig veel moediger was dan ikzelf en een flinke ruk gaf aan de baard van Sinterklaas.