De tweede van “11 Thesen over organiseren en revolutionaire praktijk voor een fundamentele heroriëntatie van links-radicale politiek”. Zie hier een uitgebreide inleiding op de serie: https://globalinfo.nl/Achtergrond/11-thesen-over-organiseren-en-revoluti...
(Oorspronkelijk geschreven door kollektiv, Bremen in mei 2016 Vertaling door Tommy Ryan, de serie is te volgen via :https://www.globalinfo.nl/tag/732-11thesen)
These 2 - De basis van maatschappelijke kracht, ligt in de organisatie
Binnen de linksradicale beweging, onder linkse academici en onder jonge politiek activisten in Duitsland [, Noordwest-Europa] (en ook veel andere westerse landen) (*1), heerst een breed gedragen vijandigheid tegenover organisatie – of beter gezegd: organisatie wordt op zijn minst niet als een noodzaak gezien. We zien eerder veel van elkaar los gevoerde strijden en kleine gescheiden groepen.
Een van de belangrijkste redenen voor deze vijandige houding tegenover organisatie onder linksradicalen ligt naar ons idee in het feit dat de kennis over radicale democratie en antiautoritaire organisatievormen vergaand verloren is gegaan. Wanneer er over de opbouw van revolutionaire organisaties gesproken wordt, dan associëren de meesten dit met dogmatische kaderstructuren, leiderschap en centralistische concepten waarin autoriteit, hiërarchie, instrumentalisering, vervreemding van de leden en bureaucratie gereproduceerd worden (wat terecht door antiautoritairen wordt afgewezen). Onder linksradicale die wél positief tegenover organisatie staan, vallen in debatten en organisatiepogingen juist weer bijna uitsluitend terug op deze autoritaire en centralistische organisatievormen.
Als verdere oorzaak is de groeiende invloed van theorieën aan te wijzen die uit de ondergang van de socialistische bewegingen voortkomen, oorsprong vinden in de afwijzing van orthodoxe marxistische theorieën of zijn ontstaan als reactie op marxistische tradities (postmodernisme, poststructuralisme, postmarxisme, [postanarchisme]) (*2) Deze theoretische stromingen wijzen de mogelijkheid en noodzaak van massamobilisaties en georganiseerde strijd theoretisch af en wijzen in plaats daarvan op micropolitiek of de spontaniteit van de massa. Deze theorieën hebben zich onder linksradicalen als een algemeen discours gevestigd, wat de opbouw van revolutionaire organisaties extra moeilijk maakt.
De noodzaak van de opbouw van een revolutionaire organisatie komt voor ons zowel voort uit de analyse van de uitwerking van de kapitalistische verhoudingen en de analyse van historische en hedendaagse revolutionaire opstanden, de reden van hun ontstaan en uiteindelijke ondergang.
Een analyse van de kapitalistische verhoudingen wijst op de noodzaak van organisatie. De post-fordistische (*3) productiewijze heeft veranderingen in de samenleving met zich meegebracht en deze nieuwe voorwaarden opgelegd waaruit de hedendaagse neoliberale structuren zijn ontstaan. De logica van het kapitaal – een puur economische benadering – heeft alle bereiken van de samenleving overgenomen. Als gevolg hiervan hebben concurrentie, prestatie- en werkdruk, individualisering en kwetsbaarheid zich sterk gevestigd welke oorzaak is van de splijting en versnippering van de maatschappij. Onder zulke omstandigheden worden niet alleen gemeenschappelijke problemen als individuele problemen waargenomen en individueel benaderd; iedereen binnen het kapitalistische systeem is na de ineenstorting van de sociale structuren als gevolg van het doorvoeren van het neoliberalisme (*4) ook daadwerkelijk op zichzelf aangewezen – of dit nu op het werk is, bij de sociale dienst etc. Het is geen wonder dat onder deze precaire omstandigheden concurrentie de plek van solidariteit inneemt en individualisering de plek van gemeenschappelijkheid. Ook worden racistische en nationalistische verdelingen versterkt. Gemeenschappelijk streven naar spontane emancipatorische organisatieprocessen worden daardoor aanzienlijk bemoeilijkt.
Omdat de hegemonie (*5) van kapitalistische ideeën een structurele hegemonie is, is het niet mogelijk om individueel of in versplinterde, kleine groepen hiertegen te vechten. De kwetsbaarheid van het bestaan binnen de maatschappij heeft ook de materiële omstandigheden van politieke en sociale strijd voor linksradicalen veranderd. Ongeorganiseerd en vereenzaamd groeit het gevaar dat we de heersende denkwijzen verinnerlijken en reproduceren of dat we, in de poging om onze individuele problemen op te lossen, worden geabsorbeerd. Om in deze setting emancipatorische denkwijzen te verdedigen, te ontwikkelen en te verspreiden, hebben we een georganiseerde, collectieve strijd nodig. Organisatie biedt daarbij de basis voor politiek handelen als deze zich aan de analyse van maatschappelijke omstandigheden oriënteert en daaruit strategieën, tactieken en doelen afleidt. De vele strategiediscussies en de vaak op onze politiek geuite kritieken zullen geen verandering brengen zolang er geen vaster georganiseerd raamwerk is waarbinnen de verandering gemeenschappelijk kan plaatsvinden.
Analyse van historische en hedendaagse revolutionaire opstanden toont de noodzaak van organisatie
Naast de analyse van de kapitalistische verhoudingen toon de analyse van het ontstaan en verloop van revolutionaire opstanden eveneens de noodzaak van georganiseerde revolutionaire structuren. We gaan er niet van uit dat het moment van maatschappelijke of revolutionaire omwentelingen door revolutionaire organisaties bepaald of voorspeld kan worden. Dit zal afhangen van de materiële en historische omstandigheden.
De geschiedenis leert echter dat aan revolutionaire opstanden en radicale strijd, vaak tientallen jaren van doorgaande, geduldige en georganiseerde inspanningen voorafgegaan zijn. Dit is goed te zien in bijv. de Russische Revolutie van 1905, de Spaanse Revolutie van 1936, de autonome Shin Min-regio in Korea, het zelfbestuur in Fatsa (Turkije) in 1979, in de Koerdische regio’s Sanandaj, Mahabad en Marivan in Iran na de Iraanse Revolutie in 1979, in Chiapas in Mexico sinds 1994 of bij de actuele ontwikkelingen in Rojava in Noord Syrië.(*6)
Hiermee wordt duidelijk dat revolutionaire organisatie bij kan dragen aan het ontstaan van een revolutionaire beweging. In onrevolutionaire tijden zien we voor onszelf de taak om ideeën en manieren van zelforganisatie van onderop in de samenleving te verspreiden en radicale revolutionaire discoursen en analyses te bieden. Zo hopen we bij te dragen aan de opbouw van zelfgeorganiseerde structuren in alle bereiken van ons leven en actuele strijd te ondersteunen, om deze verder te verdiepen en radicaliseren (zie voor een verdere uitwerking hiervan These 4). Hiervoor is het belangrijk om een sociale, solidaire en strijdbare infrastructuur op te bouwen. Deze is niet alleen voor een langdurige strijd onmisbaar, maar tijdens revolutionaire processen vaak ook beslissend of, ondanks aanvallen van het systeem, een opstand kan voortbestaan.
Ook de analyse van historische en hedendaagse opstanden toont dat de voorhanden zijnde georganiseerde structuren van elementair belang zijn voor het verloop van opstanden. Bewegingen falen in sociale strijd net als in revolutionaire situaties wanneer zij niet over eigen permanentere structuren beschikken. Weliswaar zijn de spontaniteit van de massa, in combinatie met de materiële omstandigheden maatgevend voor het uitbreken van revolutionaire situaties, toch is de organisatiegraad van groot belang voor het slagen en voorbestaan er van. Als niet, dan laten we het succes van spontane opstanden volledig aan hun spontane doorzettingsvermogen tegenover de georganiseerde aanvallen van het systeem.
De vele verrassende opstanden die de afgelopen jaren uitbraken; zoals de Groene beweging in Iran, de opstanden in de Arabische Lente in Egypte, Tunesië, Syrië, de Gezi-protesten in Turkije, de massaprotesten van 15M in Spanje en de protesten tegen de bezuinigingen in Griekenland hebben aangetoond dat binnen deze bewegingen spontaan methoden en elementen van zelforganisatie van onderop ontwikkeld en aangehaald worden en vergelijkbare basisstructuren als wijkraden ontstaan zijn. Tegelijkertijd werden deze spontane opstanden echter massaal aangevallen door de oude regimes, reformistische of reactionaire krachten, die zich georganiseerd inspanden om de bewegingen te verdelen, te instrumentaliseren of te verslaan. Als mensen pas tijdens een spontane opstand bekend raken met structuren van zelforganisatie, een politiek bewustzijn en revolutionaire analyse ontwikkelen en hier ervaring mee op doen – terwijl juist dat het moment is dat ze het hardst worden aangevallen door contrarevolutionaire krachten – kan het niet anders, dan dat zij niet in de mogelijkheid zijn om langdurig stand te houden.
De bewegingen in Iran, Turkije, Egypte etc. hebben aangetoond hoe groot het verlangen naar solidariteit en gemeenschappelijkheid bij mensen is en wat voor een potentieel aan wederzijdse hulp, creativiteit en solidariteit zich in deze bewegingen ontvouwen heeft. Om te zorgen dat zulke opstanden of bewegingen niet alleen golfmatig ontstaan en zich weer terugtrekken, verslagen worden of geïnstrumentaliseerd, zijn er georganiseerde revolutionaire structuren nodig. We zien als rol voor deze structuren om vanaf het begin af aan bij te dragen om revolutionaire perspectieven te versterken, kennis en methoden door te geven, solidaire structuren ter beschikking te stellen en zo de gevaren van versplintering en de aanvallen te verminderen. Het is fataal te geloven dat ongeorganiseerde of spontaan georganiseerde bewegingen zich op de lange termijn kunnen verweren of staande kunnen houden tegen de georganiseerde aanvallen van het systeem.
Door de ontbrekende organisatie is linksradicale politiek momenteel nauwelijks openlijk zichtbaar of aansprekend en mist daarmee aansluiting. Dit leidt ertoe dat linksradicale groepen de maatschappelijke relevantie verliezen, wat weer leidt tot een vergroting van de afstand tussen de samenleving en linksradicalen. Een ander aspect van de ontbrekende organisatie is dat de ervaring tussen verschillende generaties van activisten niet verder gegeven kan worden en dat men steeds weer van voor af aan moet beginnen. Daarnaast ontbreekt de mogelijkheid van georganiseerde scholing en jongerenwerk waardoor men moeilijk buiten de eigen microkosmos weet te treden. Tot slot zijn georganiseerde structuren ook goed om losse lokale strijd (of die op deelbereiken) met elkaar te verbinden en daarmee bij te dragen aan het bewustzijn over de onderliggende, gezamenlijk ervaren maatschappelijke oorzaken.
Wat willen wij?
We denken dat de vraag omtrent organisatie op twee met elkaar verbonden vlakken moet worden beantwoord: ten eerste zien we de noodzaak van de opbouw van een niet-hiërarchische, over-regionale, revolutionaire organisatie van mensen die zich toegewijd hebben aan de ideeën en methoden van maatschappelijke zelforganisatie en emancipatie.
Ten tweede streven we naar de opbouw van zelfgeorganiseerde structuren in alle maatschappelijke bereiken en conflicten. Zo kunnen we de gedachte en methodes van zelforganisatie van onderop vanzelfsprekender maken en, net als voor protest- en verzetsbewegingen, zorgen dat ze weerbaarder zijn tegen repressie (zowel voor aanvallen van buiten als door zelfbenoemde leiders van binnen). Hier gaan we in These 4 uitvoerig op in.
De opbouw van een revolutionaire organisatie
We hebben in deze tekst niet de mogelijkheid om een schets te geven van een revolutionaire organisatie. Deze moet in een gemeenschappelijk proces opgebouwd worden uit de praktijkervaring en discussies van de betrokkenen. Toch vinden we het van belang dat mensen die het over bepaalde basisprincipes met elkaar eens zijn, zichzelf organiseren. We streven in deze zin niet de organisatie van heterogene linksradicale groepen na op basis van een minimale gemeenschappelijke deler. In de volgende these proberen we verschillende aspecten en onderdelen te benoemen waarvan we denken dat deze voor het opbouwende proces en de politieke inrichting van zo’n organisatie centraal staan.
Als we over de opbouw van een politieke organisatie spreken, dan is het voor ons allereerst van belang te stellen dat we hiërarchische organisatievormen en leiderschapsconcepten voor maatschappelijke emancipatie en zelfbestuur als volkomen ongeschikt zien. Historisch heeft zich steeds weer getoond dit zij tot onderdrukking van de zelfgeorganiseerde en emancipatorische momenten van revolutionaire bewegingen dienden en uiteindelijk leidden tot de (her-)installatie van nieuwe klassenoverheersing. De door ons voorgestelde revolutionaire politieke organisatie heeft naar onze mening daarmee dus niet de taak protest- of verzetsbewegingen te leiden, om de revolutie over te nemen of om voor mensen te spreken.
Vanuit deze afwijzing van hiërarchische bestuursconcepten volgt dat we strategieën en organisatiemodellen moeten herontdekken of nieuwe moeten ontwikkelen waar nodig. Zo kunnen mensen ervaring opdoen met zelfbestuur, zelfbeschikking en vrij en zelfstandig denken. De structuren van deze organisatie moeten in de basis het vrije initiatief van mensen beschermen [en faciliteren] in plaats hen te besturen. Enkele basisprincipes voor de structuur en de opbouw van zo’n organisatie zijn daarom voor ons: 1 autonomie en besluitvormingsmacht moeten bij de basis liggen (voor alles dat hen direct raakt), 2 delegatie kan enkel met mandaat, verantwoordingsplicht en is direct terug te roepen en/of af te zetten zodra deze hun opdracht niet vervullen. Hoe een organisatie er concreet uit ziet zal afhankelijk zijn van de praktijk en de concrete materiele omstandigheden en noodzaak.
We streven naar een organisatie op basis van gemeenschappelijk gedeelde analyses, strategieën, houdingen en basisprincipes. Vanzelfsprekend organiseren we ons ondanks al onze verschillende achtergronden en maatschappelijke posities bewust in een gemeenschappelijke structuur. We zien de gemeenschappelijke organisatie als een noodzaak om de politieke getto van linksradicalen (met of zonder migratieachtergrond) te overkomen en ons te verzetten tegen de maatschappelijke verdelingen (zie daarvoor ook These 3). Onze kracht ligt naar onze mening in de gemeenschappelijke organisatie. We ondersteunen het echter ook als bepaalde groepen, als zij door specifieke onderdrukkingsmechanismen getroffen worden en zichzelf hierom binnen de eigen organisatie ook autonoom organiseren.(*7)
Bij het opbouwproces van een revolutionaire organisatie zijn er een aantal obstakels. De belangrijkste is de bestaande afkeer van organisatie en het gebrek aan interesse hiervoor onder linksradicalen. De ervaringen van de afgelopen 35 jaar hebben ons getoond dat het proces van organisatie binnen de linksradicale beweging bewust naar voren moet worden geschoven. De strategie voor opzetten van een netwerk waarbij revolutionaire structuren op geleidelijke en natuurlijke wijze naar elkaar toegroeien, heeft zich in die 35 jaar tijd nog niet één keer bewezen en lijkt ongegrond. Landelijke discussies zijn voor ons enkel een middel voor uitwisseling tussen gelijkgestemde, actieve mensen. Ze kunnen echter geen vervanging zijn voor een daadwerkelijk organisatieproces.
In organisatieprocessen stuiten we binnen linksradicale kringen ook regelmatig op verinnerlijkte kapitalistische en individualistische denk- en werkwijzen. Deze staan collectieve processen uiteindelijk in de weg of bemoeilijken deze. Jezelf organiseren betekent compromissen kunnen maken, collectief te leren denken en in een proces ook een stapje terug kunnen nemen. Daarmee bedoelen we niet dat men eigen overtuigingen en standpunten moet opgeven. We willen daarmee zeggen dat er een onderscheid is tussen fundamentele overtuigingen waarover gediscussieerd moet worden of die waar nodig moeten worden verdedigd, en het feit dat men niet altijd met alle besluiten volledig eens is, moet meebeslissen of de besluitvorming moet beïnvloeden. In de linksradicale beweging zijn egoïstische houdingen en de neiging altijd ‘anders’ te willen zijn, sterk aanwezig. Deze zijn het product van de verinnerlijkte neoliberale normen en het gevolg van jarenlange autoritaire opvoeding. Daaruit volgen psychologische factoren als de zucht naar erkenning en waardering en geldings- en profileringsdrang, welke organisatieprocessen sterk kunnen bemoeilijken. De opbouw van een organisatie vraagt er daarentegen om telkens weer op zoek te gaan naar het gemeenschappelijke in plaats van op zoek te gaan naar het verdelende.
We zijn ons er bewust van dat de opbouw van een organisatie die zich stoelt op basisdemocratische en niet-hiërarchische elementen, gevaren in zich draagt. We zien bijvoorbeeld de ontwikkeling van bureaucratie of organisatie-egoïsme als gevaar. Dit kan enkel door bewustwording en zelfkritiek worden tegengegaan – dit moet dan echter ook wel daadwerkelijk gebeuren. Om een terughoudende en in zichzelf gekeerde organisatiestructuur te voorkomen, moet de kern van de opbouw een over-regionale organisatie zijn die lokale en regionale verankering heeft door middel van groepen die betrokken zijn in de dagelijkse thema’s.
De opbouw van een niet-hiërarchische organisatie betekent voor ons niet dat alle leden alles even goed kunnen of dat iedereen alles moet doen. Het is veel belangrijker om, bewust van de bestaande verschillen in tijd, vaardigheden, persoonlijkheid etc. structuren op te bouwen waarin een balans gecreëerd wordt tussen de mogelijkheid voor persoonlijke ontwikkeling en de efficiëntie van de groep. Niet iedereen moet alles kunnen, maar er moet principieel de mogelijkheid bestaan om vaardigheden te kunnen ontwikkelen en van elkaar te leren. Ook hierbij is de basis dat alle leden het met de basisprincipes en werkwijze van de organisatie eens moeten zijn en dat besluiten gemeenschappelijk genomen worden.
------------
Noten:
1) Ook in veel landen in het globale zuiden is een afkeer tegen organisatie waar te nemen onder jonge activisten en linkse academici. In dictaturen als bijv. Iran komt daar nog een enorme staatsrepressie bij die organisatie bemoeilijkt.
*2) Binnen veel linkse stromingen in Europa is de ondergang van socialistische bewegingen en modellen al ver voor de ineenstorting van de Sovjet-Unie merkbaar. De wortels van poststructuralistische en postmoderne theorieën reiken tot in de jaren 60 terug.
*3) Fordisme refereert naar de eerste implementatie van lopendebandwerk in de Ford fabrieken en de denkbeelden van Henry Ford. Werknemers van zijn fabrieken moesten volgens hem genoeg verdienen om ook de auto’s van Ford te kunnen kopen om zo weer de verkoop te stimuleren – een model dus voor de consumptiemaatschappij. De periode hierna wordt soms beschreven als postfordisme – de verschuiving in het ‘Westen’ naar een diensteneconomie, van massaproductie naar specifieke goederen en diensten en een verandering in bedrijfsstructuren – flexibilisering en kleinere gespecialiseerde bedrijven die elkaar toeleveren i.p.v. grote ondernemingen die de hele keten van grondstof tot eindproduct beheersen. (N.v.d.v.)
*4) Om preciezer te zijn, moet hierbij in dit geval benoemd worden dat een belangrijke fase van het verslaan van collectieve revolutionaire structuren al onder het nationaalsocialisme en fascisme in Europa (stalinisme in Oost-Europa, de Balkan en Rusland, de ‘Redscare’ in de V.S. en de Contra-bewegingen in Zuid-Amerika) heeft plaatsgevonden.
*5) Hegemonie: het overwicht op uiteenlopende gebieden als politiek, cultuur, ideologie en handel door een partij, staat, religieus of politiek systeem waardoor deze indirecte macht over anderen kan uitoefenen. (N.v.d.v.)
*6) Dit in tegenstelling tot de mythe (die deels door het systeem wordt verspreid) dat dergelijke opstanden spontaan plaatvinden. (N.v.d.v.)
*7) Er is een risico dat door de autonome organisatie van individuele groepen, verdelingen (vanuit de maatschappij) binnen de organisatie wordt gereproduceerd en dat gemeenschappelijke strijd hierdoor versplinterd in vele kleine autonome organisaties.