Niet iedereen kan stenen gooien Adri Nieuwhof - 28.04.2008 14:54
Op 25 april 2008 verscheen het boek 'Niet iedereen kan stenen gooien' van Arjan El Fassed, een van de oprichters van de internationaal gerespecteerde nieuwswebsite The Electronic Intifada. Zijn boek is geschreven ter herinnering aan zijn vorige maand overleden oom Salim Radi el Fasid , en opgedragen aan zijn twee kinderen. Arjan laat met zijn boek zien dat hij diep verbonden is met Palestina. Hij vertelt over de geschiedenis van het Palestijnse volk aan de hand van zijn familiegeschiedenis in een persoonlijke, ontroerende en spannende stijl. Ik heb het boek met veel plezier en grote interesse gelezen. In 1963 kwam vader Walid El Fassed met een groep van 65 Palestijnen uit Nabloes naar Nederland om bij de Rotterdamse Margarine Industrie (Romi) in Vlaardingen te gaan werken. Zijn buurmeisje, Maretje Vermeer, en hij werden verliefd op elkaar en trouwden. Israël hield een eerste volkstelling na de bezetting van de Westelijke Jordaanoever na de oorlog in 1967, terwijl Walid in Nederland was. Het gevolg was dat hij niet meetelde en net als 90.000 andere Palestijnen ontheemd raakte, omdat zij op dat moment in het buitenland verbleven. Walid en Maretje kregen Arjan 35 jaar geleden. Interkerkelijke huwelijken waren in die tijd niet gewoon, en bijna ondenkbaar als een van de partners moslim was. Het is een teken dat Arjan uit een bijzonder nest komt. In het eerste deel van het boek vertelt Arjan het verhaal van een bezoek dat hij samen met zijn vader aan Nabloes brengt. Zijn vader laat hem het huis van de familie in Nabloes zien, dat in 1918 door Arjan's overgrootvader Salim El-Fassed en zijn twee broers is gebouwd. De oorspronkelijke tegelvloer, die in hun eigen fabriek is gemaakt, is nog in tact. Arjan en vader Walid zijn in Palestina voor het bijwonen van het huwelijk van neef Nidal, de zoon van Walid's zus Enaya en oom Bassam Shaka'a. De laatste was in de zeventiger jaren burgemeester van Nabloes. Tijdens de reis komen jeugdherinneringen boven. De beschrijving is aangevuld met informatie uit de media, rapporten en geschiedenisboeken. Per hoofdstuk is een verantwoording van de geraadpleegde bronnen opgenomen. Arjan haalt de herinnering op hoe hij als zesjarig jongetje bij zijn moeder aan de keukentafel in Vlaardingen zat, toen hij op de radio hoorde dat oom Bassam door een autobom was getroffen. Zijn moeder zette de radio harder en belde met het persbureau ANP voor meer informatie. 's Avonds besteedde het Journaal aandacht aan de bomaanslag en Arjan hoorde zijn oom vanuit een ziekenhuisbed zeggen: ‘Ze hebben mijn benen afgerukt, maar dat betekent alleen maar dat ik dichter bij mijn land ben. Ik heb mijn hart, mijn verstand en een rechtvaardig doel om voor te strijden, ik heb geen benen nodig.’ Nog twee andere burgemeesters van Palestijnse steden waren die dag doelwit van een autobom . De bomaanslagen waren het werk van een Joodse terroristische organisatie. Het was een poging om de burgemeesters het zwijgen op te leggen, die echter een averechts effect had. Volgens de opiniepeilingen die Time Magazine enige tijd na de aanslagen hield, waren de burgemeesters nationale helden geworden. Arjan woont in deze jaren in Nabloes en werkt voor het Center for Palestine Research and Studies. Hij schrijft over de buurt waarin hij woont en becommentarieert de praktijken van de Palestijnse Autoriteit. Hij leert zijn familie in Nabloes beter kennen en maakt vrienden. Hij veroordeelt de corruptie in de kringen rond de Palestijnse Autoriteit en Arafat, de marteling van Palestijnen in Palestijnse gevangenissen, en de (zelf-)censuur van de media. Hij neemt deel aan demonstraties en als hij een keer gehavend terugkomt van een demonstratie bij een Israëlisch checkpoint zegt oom Bassam tegen hem, ‘Sommige Palestijnen zijn goed in demonstreren of ze zijn goed in stenen gooien, andere zijn goed in schrijven, of ze houden zich bezig met zaken, kunst of politiek, omdat ze daar een talent voor hebben. Arjan, jij kunt geen stenen gooien.’ Het laatste deel van het boek beslaat de periode van mei 2001 tot oktober 2002, wanneer Arjan bij de inmiddels ontbonden Palestijnse mensenrechtenorganisatie LAW werkt. Bij LAW is Arjan belast met de taak om een communicatie en lobbyafdeling op te zetten. Hij wordt dagelijks geconfronteerd met de onderdrukking en het geweld van de tweede intifada. Er rijden tanks in de straten van Palestijnse steden, er zijn Israëlische raketaanvallen en Palestijnse leiders en militanten worden buitengerechtelijk geëxecuteerd. De noodtoestand wordt afgeroepen en Palestijnen worden collectief gestraft met huisarrest. Er zijn deportaties en Palestijnse huizen worden door het Israëlische leger ingenomen als militaire basis of detentiecentrum. Veel burgers, waaronder ook kinderen, worden gedood. De bouw van de muur op Palestijns land begint. Journalisten en diplomaten bellen Arjan dag en nacht bij Law om het laatste nieuws te horen. Als deelnemer en ooggetuige verafschuwt hij de daverende stilte die de wereld laat volgen op de grove Israëlische schendingen van het internationaal recht. Hij schrijft, “Als er een plek in de wereld is waar mensenrechten niet universeel zijn, waar resoluties van de Verenigde Naties slechts inkt op papier en verklaringen van regeringsleiders lege woorden zijn, dan is dat hier. Het ziet eruit als apartheid, het ruikt naar apartheid, het voelt als apartheid, maar op de een of andere manier wil de wereld het niet zien.” Een Nederlandse Palestijn op zoek naar zijn wortels en identiteit luidt de subtitel van zijn boek. Hieruit blijkt dat Arjan zich in de eerste plaats Palestijn voelt. Dat is een krachtige stellingname in de huidige Nederlandse situatie, waarin de samenleving en vele politici landgenoten met een geschiedenis van migratie onder druk zet om te integreren en 'Nederlands' te worden. In zijn boek draagt Arjan trots de kufiya, de traditionele Palestijnse sjaal, maar niet langer om zijn gezicht te verbergen. http://www.nietiedereenkanstenengooien.nl/links.shtml (Uitgeverij Nieuwland 2008) |