| |
Voorbij de ecologische onschuld Jef Peeters (gepost door ptj) - 01.02.2007 16:56
Forumstuk verschenen in het maandblad Streven (februari 2007), naar aanleiding van het boek Terra Incognita: Globalisering, ecologie en rechtvaardige duurzaamheid (Gent, 2006). Zolang ik het milieudebat al volg merk ik dat het ecologische vraagstuk voor velen het karakter van een moeilijke zoniet onmogelijke keuze krijgt. De keuze tussen milieu of jobs is één van de meest bekende versies daarvan. Heel concreet toont zich dat bijvoorbeeld in de problematiek van de nachtvluchten versus de tewerkstelling in Zaventem. Meer algemeen kunnen we spreken van een fundamentele impasse. Bijna twintig jaar geleden werd die door Etienne Vermeersch in zijn De ogen van de panda verwoord als het "Scylla-Charybdis"-principe: "Zolang het huidige wereldbestel in voege blijft, kan men niet anders dan tussen twee klippen laveren. Hoe groter het gedeelte van de wereldbevolking is dat in welstand leeft, hoe meer het ecosysteem in gevaar is; (blz.41) M.a.w., men geraakt er niet uit indien men binnen het huidige maatschappelijk systeem tegelijkertijd de rechtvaardigheidsvraag en de milieuvraag wil oplossen. Een jaar eerder (1987) werd met Our Common Future, het bekende ‘Brundtland-Rapport’, het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ gelanceerd als een poging om het armoede- en het milieuprobleem via één concept te beantwoorden. Sindsdien is er maatschappelijk heel wat gebeurd, zoals de val van het Oostblok en de daarmee verbonden opgang van een neoliberale wereldorde. Binnen die maatschappelijke beweging werden alle vormen van ‘alternatief’ denken verdacht gemaakt. En vele aanzetten om de samenleving anders vorm te geven, en daarbij ook ernstig rekening te houden met het ecologische vraagstuk, werden naar de prullenbak verwezen. Het milieuprobleem werd gerelativeerd en de vrije markt werd gepromoot als panacee voor alle belangrijke problemen. Ook ‘duurzame ontwikkeling’ moest passen in die vrije marktlogica en werd zo voorwerp van een economische reductie. Grosso modo kunnen we terecht van een ‘ecologische terugslag’ spreken binnen de maatschappelijke aandacht gedurende de voorbije jaren. Vandaag kunnen we echter hoe langer hoe minder nog om de ecologische berichtgeving heen, en daagt het inzicht dat we veel kostbare tijd verloren hebben. We zijn immers terecht gekomen in een situatie van ecologische overshoot: de hele wereld samen verbruikt meer energie en grondstoffen, brengt meer vervuiling in het milieu en weegt meer op de ecologische draagkracht van de aarde dan een duurzaam niveau van menselijke activiteit zou toestaan. Een sprekende manier om deze toedracht voor te stellen is de World Overshoot Day. Volgens de methode van de ecologische voetafdruk wordt bepaald op welke dag van het jaar de wereldbevolking alle beschikbare natuurlijke hulpbronnen verbruikt heeft die de natuur in één jaar tijd kan vernieuwen. Die dag valt elk jaar vroeger; dit jaar reeds op 9 oktober. ‘Vluchten kan niet meer’, zoals ook Peter Tom Jones en Roger Jacobs proberen hard te maken in hun recent verschenen boek Terra incognita. Jones en Jacobs openen met volgende vaststelling: “Ondanks alle goedbedoelde initiatieven om ‘duurzame ontwikkeling’ na te streven, gaat het gestaag bergaf met de gezondheid van de planeet Aarde. Het Noorden heeft de wereld meegezogen in een uiterst verleidelijk maar onduurzaam ontwikkelingsmodel. In een eindige wereld is het milieubeslag van de mondiale consumptieklasse onmogelijk te veralgemenen naar alle mensen op aarde: de ecologische crisis en het mondiale rechtvaardigheidsvraagstuk zijn als een Siamese tweeling met elkaar verbonden.” (blz.15) Daarmee hernemen ze de stelling van Vermeersch, en de daaraan verbonden onontkoombare maatschappelijke keuzes worden doorheen het hele boek stevig onderbouwd. Voor dergelijke onderbouwing zijn de meeste mensen aangewezen op tweedehandse of fragmentarische lectuur. Aan beide euvels proberen de auteurs wat te doen via een breed opgezette, maar tezelfdertijd conceptueel samenhangende uiteenzetting, waarvoor o.a. rechtstreeks geput wordt uit de milieuwetenschappelijke en de economische vakliteratuur. De analyse van het ecologische vraagstuk beslaat de vijf hoofdstukken van deel I. De basisprincipes van de wetenschap van complexe systemen worden uiteengezet en dienen als kader voor de bespreking van ecologische problemen zoals het klimaatvraagstuk. De onzekerheid over de toekomst is daarbij zeer groot; we kennen geen historisch vergelijkbare situatie en begeven ons dus op onbekend terrein: terra incognita. ‘Milieurealisme’ vraagt dan ook om voorzichtigheid, en de auteurs zijn daarom uiterst kritisch voor een gangbaar discours dat het klimaatvraagstuk tracht te minimaliseren. Om het ecologisch vraagstuk te verbinden met maatschappelijke vraagstukken, zoals dat van mondiale rechtvaardigheid, doen zij vervolgens beroep op het begrippenkader van de ecologische economie die vertrekt bij de erkenning dat er aan economische groei biofysische grenzen gesteld zijn. Daarbij komen dan kwesties aan de orde als de problematische verhouding tussen doorgaande economische groei en duurzame welvaart, de (niet-)substitueerbaarheid van natuurlijk kapitaal en bijgevolg de keuze voor ‘sterke’ duurzaamheid en de indicatoren om die uit te drukken zoals de gekende ‘ecologische voetafdruk’, ecologische ongelijke ruil en ecologische schuld. In onze samenleving wordt ontwikkeling meestal nog geassocieerd met economische groei, waardoor het concept ‘duurzame ontwikkeling’ volgens de auteurs uitgehold wordt [1]. Begrippen als ‘duurzame groei’ geven onvoldoende rekenschap van de principiële biofysische begrensdheid van economische productie. Bovendien gaat men er volgens de auteurs aan voorbij dat de wereldwijde onrechtvaardige verdeling van de economische welvaart net door die groei-economie geproduceerd wordt. De maatschappelijke keuze waarvoor we geplaatst zijn komt volgens de auteurs beter tot uiting in het concept ‘rechtvaardige duurzaamheid’, zoals ook de ondertitel van hun boek aangeeft. Om die keuze beter te kaderen en scherper te stellen wordt de huidige ecologische crisis in een breed historisch kader geplaatst. Deel II van het boek gaat op zoek naar de wortels van die crisis doorheen de menselijke evolutie. In drie hoofdstukken wordt er een ecologische wereldgeschiedenis geschetst: beginnend bij de jager-verzamelaars, over de agrarische maatschappij tot de industrieelkapitalistische maatschappij en haar huidige crisis. Telkens wordt aangegeven hoe de menselijke economie bepaald en begrensd wordt door haar energetische basis. Bijzondere aandacht gaat naar de wijzigingen die de mens veroorzaakte in de ecosystemen, en de problemen met duurzaamheid waarmee elk van de samenlevingstypes dan geconfronteerd wordt. Daarbij wordt ook het verband onderzocht met sociale verhoudingen, demografische ontwikkelingen, het natuurbeeld en de culturele ecologie. Heel wat gekende gegevens worden hier in een nieuw verband samen gebracht, wat interessante inzichten oplevert over de ecologische context van de menselijke geschiedenis. In het bijzonder willen de auteurs daarmee hun stelling ondersteunen dat de huidige ecologische crisis een nieuw keerpunt vormt in de menselijke geschiedenis dat om gepaste antwoorden vraagt indien we een catastrofaal verloop ervan willen vermijden. In deel III gaan zij dan op zoek naar uitwegen uit die ecologische crisis. Daarbij worden drie pistes besproken in evenveel hoofdstukken. Allereerst wordt de ecologische economie naar voren geschoven als een nieuw theoretisch kader om over economie, de productie van welvaart binnen ecologische grenzen, en de rechtvaardige verdeling ervan na te denken. De voornaamste kritiek op de neoklassieke milieueconomie is dat zij heel het economisch gebeuren probeert te benaderen vanuit marktwerking. Volgens de ecologische economie is de markt echter alleen goed in de allocatie van goederen. Daartegenover zijn er twee grote economische taken die door markt slecht tot niet vervuld worden. Het vastleggen van een globale ‘duurzame’ productieschaal vraagt om een mondiaal politiek onderhandelingsproces, waarmee in de Kyoto-onderhandelingen slechts een begin gemaakt wordt. Vervolgens is ook de rechtvaardige verdeling van welvaart een politieke opdracht van eerste orde. Optimale allocatie komt dan pas op de derde plaats. Met deze ruwe schets van de uitgangspunten van de ecologische economie wil ik in ieder geval aanduiden dat in een landschap dat gedomineerd wordt door de neoklassieke economie de aandacht voor deze recente academische discipline zeer welgekomen is. De auteurs besteden verder ook aandacht aan ‘andersglobalistische’ voorstellen voor een alternatieve global governance, en aan manieren om het winstprincipe in de economie terug te dringen. Vanuit de basisidee dat technologie niet neutraal is verkent het volgende hoofdstuk enkele ideeën rond een ‘andere’ technologie, een technologie die breekt met de logica van het industrieel kapitalisme. Omwille van het winstprincipe wordt de huidige industriële technologie immers gekenmerkt door talloze vormen van kostenafwenteling, zowel op het natuurlijke milieu als op de mens en zijn sociale structuren. Dat wordt o.a. geïllustreerd aan de hand van de ontwikkelingen in de biotechnologie en de kernenergie. Daartegenover staan principes van duurzame landbouw en het zoeken naar schone energiebronnen. Om de ecologische crisis én de rechtvaardigheidscrisis tegelijkertijd aan te pakken is technologische vernieuwing zeker nodig, maar onvoldoende. Zij dient gekaderd te worden binnen een alternatieve visie op energie- en grondstoffenconsumptie, m.a.w. een minder materialistische levensstijl. Het zoeken naar eco-efficiënte technologie kan daarvan niet losgekoppeld worden. De auteurs sluiten hier aan bij het al langer door Wolfgang Sachs (Wuppertal Institut) gelanceerde begrippenpaar efficiency en sufficiency, dat we echter in zijn intrinsieke verbondenheid in het openbare discours nauwelijks terugvinden. Met de vraag om een andere levensstijl zijn we bij het laatste hoofdstuk beland, een ‘pleidooi voor een ethiek van verbondenheid’. Naast ecologische vernietiging en wereldwijde onrechtvaardigheid wordt het tijdperk van de rusteloze homo economicus ook gekenmerkt door spirituele verarming. Voor een leefbare toekomst zal het feitelijk heersende cynisme van après nous le déluge plaats moeten maken voor ‘actieve hoop’. Daarbij moet maatschappelijke onthaasting ruimte geven aan het zoeken naar nieuwe vormen van verbondenheid. De auteurs pleiten daarbij sterk voor maatschappelijke ontwikkelingen van onderop, voor “een archipel van alternatieve experimenten die de kiemen in zich dragen van een maatschappijverandering waarbij een aantal nieuwe (of soms oude) waarden naar voren geschoven worden: intelligente traagheid, sufficiëntie, respect, grenzen, verbondenheid etc.” (p.588). Deze bondige schets doet noodzakelijkerwijze afbreuk aan de veelzijdigheid en de rijke gestoffeerdheid van dit omvangrijke boek. Daarom geef ik nog enkele redenen waarom ik de lectuur ervan ten zeerste wil aanbevelen. Al jaren stoor ik mij aan de conceptuele armoede waarmee het debat over duurzaamheid in Vlaanderen gevoerd wordt, en aan de sfeer van minimalisering tot zelfs ontkenning van de ecologische crisis die daarmee gepaard gaat. Dit boek geeft een stevig venster op de internationale literatuur hieromtrent, het brengt verspreide inzichten samen tot een samenhangend geheel, maakt daardoor de maatschappelijke keuzen waar we voor staan op een radicalere manier helder, en reikt zo de lezer een kader aan van waaruit die zelf verder kan denken en zijn positie bepalen. ‘Rechtvaardige duurzaamheid’ stelt daarbij in het licht dat duurzame ontwikkeling zich moet oriënteren op duidelijke criteria. En dat staat in schril contrast met het vrij algemeen gangbare discours dat duurzame ontwikkeling beschrijft als ‘een evenwicht en/of integratie tussen het sociale, het ecologische en het economische’ (de bekende 3 P’s: people, planet, profit), zonder duidelijke doelstellingen. In die context is Terra Incognita een statement van betekenis. En wanneer op dit ogenblik hopelijk heel wat mensen wakker geschud worden door Al Gores film An inconvenient truth, dan kan de lectuur ervan als verdieping ten zeerste aanbevolen worden. Tot slot mag nog vermeld worden dat ook de uitgeverij een kwaliteitslabel aan het boek heeft meegegeven via een wetenschappelijk peer review. En ook al is het een ‘serieuze’ brok literatuur, het blijft zeer leesbaar voor de geïnteresseerde leek. Jef Peeters [1] Zie in dit verband ook: Peter Tom Jones en Roger Jacobs, ‘Duurzame ontwikkeling is een contradictio in terminis’, Streven, maart 2005, blz. 195-208. Literatuur Peter Tom Jones en Roger Jacobs, Terra Incognita. Globalisering, ecologie en rechtvaardige duurzaamheid. Gent, Academia Press, 2006, XXIII+646 p. Etienne Vermeersch, De ogen van de panda, Van de Wiele, Brugge, 1988. *** Wat is Streven? Streven (° 1933) Cultureel maatschappelijk maandblad voor Nederland en Vlaanderen. Alle domeinen komen ter sprake: filosofie en religie, literatuur en kunst, film en theater, politiek en maatschappij. Een forumrubriek biedt stof voor maatschappelijke discussie en in Podium wordt het artistieke landschap verkend. Elk nummer wordt afgerond met een uitgebreide boekenrubriek. Redactie Herman Simissen (hoofdredacteur), Ludo Abicht, Paul Begheyn, Wil Derkse, Georges De Schrijver, Joris Gerits, Stijn Geudens, Vincent Hunink, Elianne Muller, Barbara Segaert, Chris Timmerman, Frans Van Bladel, Guido Vanheeswijck, Johan Vanhoutte, An Vermaercke, Walter Weyns Redactiesecretariaat Geert Boeve, Stijn Geudens, An Vermaercke Prinsstraat 15, B-2000 Antwerpen Tel: (00 32) (0)3 212 10 20 Fax: (00 32) (0)3 212 10 22 E-mail: streven@skynet.be Website: http://www.streventijdschrift.be/ BTWnr.: BE 406.745.249 Bankreknr. België: KBC 409-8515871-91 (IBAN: BE23 4098 5158 7191) (BIC: KREDBEBB) Postbankreknr. Nederland: 4344657 |
Lees meer over: globalisering natuur, dier en mens wereldcrisis | aanvullingen | |