| |
Israël toont apartheidgezicht in de Negev Adri Nieuwhof - 01.11.2006 15:19
Ongeveer 80.000 Palestijns Israëlische Bedoeïenen leven in het zuiden van Israël in de Negev woestijn in niet-erkende dorpen. Deze dorpen hebben geen basisvoorzieningen zoals huizen, water, elektriciteit, onderwijs en gezondheidszorg. Met de Israëlische Plannings- en Bouwwet van 1965 werden 45 dorpen in de Negev tot 'niet-bestaand' verklaard. Israel toont apartheidgezicht in de Negev Door Bangani Ngeleza en Adri Nieuwhof Ongeveer 80.000 Palestijns Israëlische Bedoeïenen leven in het zuiden van Israël in de Negev woestijn in niet-erkende dorpen. Deze dorpen hebben geen basisvoorzieningen zoals huizen, water, elektriciteit, onderwijs en gezondheidszorg. Met de Israëlische Plannings- en Bouwwet van 1965 werden 45 dorpen in de Negev tot 'niet-bestaand' verklaard. Recent brachten Bangani Ngeleza en Adri Nieuwhof een bezoek aan de regio. Zijschrijven over de ernstige gevolgen het Israëlische beleid heeft gehad voor de inwoners van deze “niet-erkende dorpen”. De meerderheid van de dorpen bestond al tijdens de stichting van Israël in 1948. Sommige dorpen zijn begin zestiger jaren ontstaan doordat Israël Bedoeïnen uit het noorden van de Negev naar het zuiden van Beersheba evacueerde. De overeenkomst tussen de ervaringen van Palestijnse Bedoeïenen in de niet-erkende dorpen met die van zwarte Zuid-Afrikanen in de townships en krottenwijken onder apartheid is opvallend. De apartheidspolitiek in Zuid-Afrika was bedoeld om de bevoorrechte positie van blanke Zuid-Afrikanen veillig te stellen. Het beleid van de Israëlische overheid is bedoeld om de bevoorrechte positie van Joodse Israëli’s te verzekeren. Een overheid die zijn bevolking verdeelt en een deel van zijn burgers basisrechten onthoudt, toont geen interesse voor vrede. Niet-erkende dorpen in de Negev De 80.000 Palestijnse Bedoeïenen die in de niet-erkende dorpen in het zuiden van Israël leven, zijn burgers van Israël. Zij hebben stemrecht bij nationale verkiezingen en als zij werk hebben of een eigen zaak runnen dan hebben zij de plicht om belasting te betalen. De meerderheid van de bedoeïenenfamilies woont al generaties lang op hun land in de Negev. Sinds de aanvaarding van de Plannings- en Bouwwet van 1965 komen deze dorpen niet meer op Israëlische landkaarten voor. Zij worden niet meer erkend door welk Israëlisch bestuur dan ook en worden genegeerd in alle projectplannen van de overheid. Palestijnse Bedoeïenen hebben geen kiesrecht voor gemeenteraden, omdat er geen lokaal bestuur is in de niet-erkende dorpen. Het ontbreekt de dorpelingen aan basale infrastructuur en diensten zoals wegen, riolering, stromend water, elektriciteit, klinieken, kleuterscholen en sociale dienstverlening. De meeste families in de dorpen leven in krotten met een dak van golfplaten, waardoor de temperatuur in de zomer kan oplopen tot 55 graden Celsius. In de dorpen is geen bestuursorgaan dat vergunning kan verlenen voor het bouwen van huizen. Alle huizen in de dorpen zijn om die reden zonder officiële toestemming gebouwd en kunnen elk moment worden neergehaald. Een voormalig kapitein van de politie in de Negev zei eens: “Het evenwicht ontbreekt, want er is wel een instantie die huizen vernielt, en geen instantie die bouwvergunningen verleent.”.i Kinderen De helft van deze Bedoeïenen– ongeveer 40.000 – is 18 jaar of jonger. In 2002 was de kindersterfte 17,1 per 1000 geboorten, in vergelijking tot 4,5 voor Joodse kinderen. Onhygiënische leefomstandigheden door het ontbreken van riolering en het niet ophalen van vuilnis zijn de belangrijkste oorzaak van ziekten bij kinderen. Kinderen uit de niet-erkende dorpen moeten soms 40 – 60 km naar de dichtstbijzijnde school reizen. Zij moeten soms al kilometers van het dorp naar de hoofdweg lopen om daar op de bus te wachten. In veel dorpen is geen kleuterschool. Ook al is er een leerplicht voor kinderen vanaf vijf jaar, toch gaat daardoor de meerderheid van de Bedoeïenenkinderen niet naar de kleuterschool . 40% van de jongeren verlaat het voortgezet onderwijs voortijdig, en van de kinderen die het voortgezet onderwijs afmaken haalt slechts 27% hun eindexamen. Druk op Palestijnen om te verhuizen Het Israëlisch beleid om Palestijnen onder druk te zetten om te verhuizen is zo oud als de staat Israël in 1948 en wordt geïllustreerd door een uitspraak van premier Gurion, die tijdens een bezoek Nazareth opmerkte: “waarom zijn er hier zoveel Arabieren? Waarom hebben jullie ze niet weggejaagd?” Na de opheffing van het militaire bestuur dat van kracht was van 1948 tot 1966, werd het beleid om Palestijnse Bedoeïenen te verjagen voortgezet. Meer dan 50.000 Bedoeïenen werden overgeplaatst naar zeven townships die speciaal voor hen waren gepland. Deze townships zijn dichtbevolkt en onttrokken de bedoeïenenfamilies van hun traditionele levenswijze. Deze steden zijn de armste en meest verwaarloosde steden in Israël. Het land waar de families op woonden werd na hun overplaatsing door Israël geconfisceerd. In april 2003 stemde de regering Sharon in met een zesjarenplan dat bedoeld is om de leefomstandigheden te veranderen, conflicten over land te regelen en wetshandhaving aan te pakken voor de Bedoeïenen in de Negev. Het plan is ontwikkeld zonder de bedoeïenengemeenschap te raadplegen. In de praktijk zullen de meeste activiteiten gericht zijn op 'wetshandhaving', waarmee massale vernietiging van huizen wordt bedoeld. Grote sommen geld van uit dit programma zijn bestemd voor de Israëlische politie. 250 miljoen dollar is beschikbaar om Bedoeïenen onder druk te zetten om hun huizen in de 45 niet-erkende dorpen te verlaten. Tegelijk is de overheid druk bezig met de planning van nieuwe Joodse nederzettingen in de Negev. Volgens de veldwerkers van de Regionale Raad van Niet-erkende Dorpen in de Negev, worden elke week een aantal krotten door Israëls reuzenbulldozers vernield. Het is een strategie van her en der enkele krotten vernielen en zo de internationale aandacht te vermijden die grootschalige vernieling van huizen zou trekken. De boodschap aan de Bedoeïenen is dat zij beter weg kunnen trekken in plaats van te wachten tot zij zelf met geweld worden verjaagd. Officieuze woongebieden in Zuid-Afrika Het bestaan van officieuze woongebieden in Zuid-Afrika is een erfenis van decennia van apartheid, waarbij aan Afrikanen het recht was ontnomen te wonen waar zij wilden. Het zal de huidige Zuid-Afrikaanse regering jaren kosten en enorme investeringen vragen om de achterstand in huisvesting in te lopen. De overeenkomsten in levensomstandigheden van mensen die wonen in de niet-erkende dorpen in Israël en de officieuze woongebieden onder apartheid in Zuid-Afrika zijn verontrustend: het gebrek aan toegang tot drinkwater, onvoldoende sanitaire voorzieningen, het ontbreken van goed begaanbare wegen, onvoldoende scholen, golfplaten huizen (soms van zwart plastic en hardboard) etc. De overeenkomsten zijn opvallend in de raciale basis die ten grondslag ligt aan de bouw van witte nederzettingen in apartheids-Zuid-Afrika en de Joodse nederzettingen door de Israëlische regering. Bevolkingspolitiek in apartheid Zuid-Afrika In 1960 werd het “influxcontrolebeleid” ingevoerd ter beperking van het aantal zwarte Afrikanen in gebieden die sinds de Landwet van 1913 voor blanken bestemd waren ( 87% van het land). Deze bevolkingspolitiek was gebaseerd op drie pijlers: (a) de “Group Areas Act”, de wet die zwarte Afrikanen verbood om zonder toestemming langer dan 72 uur in de “blanke gebieden” te verblijven; (b) de arbeidsbureaus die voor specifieke banen zwarte Afrikaanse arbeiders zochten en de vereiste officiële werkvergunning verleenden met daaraan gekoppeld de toestemming om in een bepaalde township te wonen; en (c) de strikte naleving van de Group Areas Actii, die met kracht ter hand werd genomen door het apartheidregime. Van 1966 tot 1975 werden zeker 5,8 miljoen vervolgingen ingesteld onder de wetten op de beperking van de bewegingsvrijheid. Het effect van het beleid was dat de overgrote meerderheid van de bevolking, de zwarte Afrikaanse burgers, verwezen werden naar 13% van de armste delen van het land, de zogenaamde bantustans. Gedwongen verhuizingen Het “influxcontrolbeleid” kreeg ook vorm door massale gedwongen verhuizingen. Meer dan 3,5 miljoen zwarte mensen (Afrikanen, kleurlingen en Indiërs) werden van de jaren zestig tot ver in de tachtiger jaren gedeporteerd. In de jaren vijftig werden meer dan 600.000 zwarte mensen met geweld uit Johannesburg verdreven en gedumpt in SOWETO (Southwest Township) tien kilometer buiten Johannesburg. SOWETO werd een overbevolkt arbeidsreservoir waar mensen aaanvankelijk zonder voorzieningen leefden. Gedwongen verhuizingen vonden ook plaats in Cato Manor (Mkhumbane) in Durban and District Six in Cape Town waar 55.000 zwarte mensen werden gedeporteerd. Volgens de gevoerde bevolkingspolitiek van de influxcontrol konden alleen Afrikanen met een vergunning om in “blank” Zuid-Afrika te zijn in deze arbeidsreservoirs te wonen. Regelmatig werden tijdens razzia's personen die geen vergunning hadden opgepakt, vastgezet en vervolgens met een vrachtauto bij de grens met de batustans gedumpt. Deze maatregelen waren bedoeld om de blanke meerderheid in de zelfverklaarde blanke gebieden te behouden. Deze politiek is vergelijkbaar met het beleid van de Israëlische regering om een Joodse meerderheid in Israël veilig te stellen door massale uitsluiting van Palestijnen. Het ontstaan van officieuze woonwijken De wetten op de influxcontrol werden in de nadagen van de apartheid afgeschaft en bood Afrikaanse burgers uit de arme plattelandsgebieden, de bantustans, de mogelijkheid naar de stedelijke gebieden te trekken, die voor die tijd alleen voor blanken waren gereserveerd. Zij hoopten op een beter leven door de grotere kans op werk en onderwijs en dergelijke. Als onderdeel van de raciale bevolkingspolitiek had het apartheid regime sinds 1976 geen huizen gebouwd voor haar zwarte bevolking in de townships in de stedelijke gebieden. Het resultaat was dat tal van krottenwijken ontstonden waar men zich officieus vestigde, in de “achtertuinen” van onderkomens in de townships, in de open ruimte rond townships en steden, en in steden die grensden aan de bantustans. Op het moment dat in 1994 de eerste democratisch gekozen regering van het ANC aantrad, was er één huis voor elke 43 Afrikanen tegenover één huis voor elke 3,5 blanken. De achterstand in woningbouw werd geschat op 1,3 miljoen huizen, en tussen de 7,5 à 10 miljoen mensen woonden in officieuze woonwijkeniii. Israëls toekomst ligt in het beëindigen van apartheid De apartheidspolitiek in Zuid-Afrika was bedoeld om de bevoorrechte positie van blanke Zuid-Afrikanen veilig te stellen. Het beleid van de Israëlische overheid is bedoeld om de bevoorrechte positie van Joodse Israëli's te verzekeren. Een overheid die zijn bevolking verdeelt en een deel van zijn burgers basisrechten onthoudt, toont geen interesse voor vrede. Het is lastig om Sharon's retoriek over werken aan vrede serieus te nemen, zolang Israël de verdeel- en heerspolitiek voortzet. De uitdaging voor Israël is om aan een oplossing te werken, namelijk een democratische staat waarin gelijkheid voor alle burgers is gegarandeerd, ongeacht hun ras, sekse, geloof en dergelijke. Israël moet onder druk worden gezet om zijn apartheidspolitiek te verlaten inclusief de weigering om dorpen te erkennen waarin zijn eigen burgers wonen. De omstandigheden waaronder de Palestijnse Bedoeïenen in de niet-erkende wonen, roept een woede op die Nelson Mandela tot verzet dreef, en die hij onder woorden bracht tijdens zijn berechting tijdens het Riviona proces in 1964 waar hij en andere ANC leiders werden geconfronteerd met de mogelijkheid van de doodstraf: “Ik heb gevochten tegen overheersing door blanken, en ik heb gevochten tegen overheersing door zwarten. Ik heb het ideaal gekoesterd van een democratische en vrije samenleving waarin iedereen samenleeft in harmonie en met gelijke rechten. Het is een ideaal waarvoor ik hoop te leven, maar als het zo moet zijn, het is een ideaal waarvoor ik bereid ben te sterven.”. Bangani Ngeleza en Adri Nieuwhof zijn free-lance consultants uit respectievelijk Zuid-Afrika en Nederland. Ngeleza participeerde in de bevrijdingsstrijd van het ANC en Nieuwhof steunde het ANC als medewerker van het Komitee Zuidelijk Afrika. |
Lees meer over: vrijheid, repressie & mensenrechten | aanvullingen | uit dit artikel zijn aanvullingen verplaatst naar de ruispagina | |