Mbuji Mayi boycotte de Congolese verkiezingen Geert Stienissen - 01.09.2006 14:40
“Verlaten”, is de best passende beschrijving voor het merendeel van de stembureaus op 30 juli 2006. Het gevoel van verlatenheid is ook in de geesten van de inwoners van de diamantstad overheersend. Niemand bekommert zich, zo vinden zijn inwoners, om het – met permissie - lelijke gedrocht Mbuji Mayi. De stad, in realiteit een verstedelijkt dorp van om en bij de drie miljoen inwoners zonder elektriciteit, stromend water of adequaat wegennet, leeft van de hoop. Begin jaren ’90 sloeg de verwachtingsmeter nog tilt. Hun Etienne Tshisekedi zou zijn volk uit de woestijn leiden… maar driewerf helaas. De hoop wordt nu vooral gesymboliseerd door diamant. Gravers gaan dagelijks met gevaar voor lijf en leden wanhopig op zoek naar dé steen. Van de huidige politieke klasse verwacht de stad niets. Of toch, niets dan problemen. “Een complot tegen de Kasaïen!” Mbuji Mayi is een stad van contrasten. Sinds jaar en dag is ze het fort van Tshisekedi’s oppositiepartij UDPS. Toch is het vooral dankzij de illegale verkoop van diamanten uit de concessie van de lokale semi-private staatsonderneming Société Minière de Bakwanga (MIBA) dat Mobutu sese Seko zijn politiek leven tot zijn laatste levensjaar kon rekken. In samenwerking met MIBA’s toenmalige directeur Jonas Mukamba Kadiata, die in 1961 voor Mobutu “drie waardevolle pakjes” -waar Patrice Lumumba er één van was- aan de Katangees-Belgische secessionisten in Lubumbashi (toen Elisabethstad) afleverde, roomde het luipaard jarenlang een deel van de winsten af. Eind vorige eeuw bevatten de pakjes diamanten en was Mobutu bestemmeling en niet afzender. Haar natuurlijke rijkdommen ten spijt bleef een goede basisinfrastructuur het exclusieve voorrecht van de ‘cité MIBA’, een stad binnen de stad Mbuji Mayi. Laatste begon meer en meer uit zijn voegen te barsten. De lokroep van diamant trok veel gelukzoekers aan tijdens de jaren ’80 en ’90. Toch kwam verre van iedereen vrijwillig naar Mbuji Mayi. De door Mobutu gedoogde politiek van etnisch racisme van UFERI-kopstukken Nguz a Karl-I-Bond en Gabriel Kyungu wa Kumwanza, laatste is één van de dertien mede-oprichters van de UDPS, verplichtte tussen 1992 en 1994 een half miljoen in Katanga (toen Shaba) wonende “Kasaïens” naar hun culturele erfgrond terug te keren. De internationale gemeenschap stond er, tot wanhoop van de tribale broeders uit Kasaï, bij en keek ernaar. Uitgewezen Bana Shaba, ook wel Bana Kyungu wa Kumwanza genoemd, verkozen het stadsleven in hun thuisprovincie boven het hen vreemde dorpsbestaan. Zo groeide de bevolking van Mbuji Mayi aan met vele tienduizenden eenheden. Aan de reeds ontoereikende basisinfrastructuur veranderde niets. En de trauma’s volgen elkaar in een snel tempo op. In 1997 is het de Afrikaanse alliantie achter Laurent-Désiré Kabila, en niet UDPS-leider Tshisekedi, die het regime van de doodzieke dictator omverwerpt. Integendeel, Tshisekedi krijgt in februari 1998 huisarrest van de nieuwe president en wordt gedeporteerd naar Kabeya Kamwanga, een dorp op een vijftigtal kilometer van Mbuji Mayi. Niet lang na de opheffing van het vijf maand durende huisarrest van hun “leader maximo”, staan de “Rwandezen” van het RCD-Goma voor de deur in een nieuwe oorlog. Mbuji Mayi valt niet maar het lokale hart loopt over van vreemdelingenhaat. In 2003 lijkt de rehabilitatie van Tshisekedi dichtbij. In Sun City worden er genoeg postjes geschapen voor iedereen, zo menen commentatoren. Toch is er in de formule 1 + 4 geen plaats voor “eeuwige opposant” Tshisekedi. Vanaf dan verwerpt zijn UDPS vanaf de zijlijn consequent het transitieproces naar democratie, inclusief de verkiezingen. “De verkiezingen zijn op voorhand geregeld”, glimlacht provinciaal UDPS-voorzitter Jean-Pierre Nsana zuur, “het westen koos de president, een buitenlander dan nog, en drong hem op aan de Congolese bevolking”. Het westen zijn, zo weten we van de talrijke anonieme pamfletten in de stad, de MONUC en de EU-“maffia” van zwart schaap Louis Michel die, daar zijn de inwoners van de diamantstad het over eens, de “Rwandees” Kabila aan het hoofd van het land willen. Doch de ware pijn zit veel dieper: verontwaardiging over het ontbreken van enige vorm van ontwikkelingsbeleid voor de regio, woede over het etnisch racisme in vooral Katanga, boosheid om diefstal van de lokale bodemschatten, onbegrip over de politieke marginalisatie van de UDPS, weerstand tegen de toekomstige splitsing van de provincie. Alle zijn ze plaveien op de weg naar de ultieme conclusie: “Het is een complot tegen de Kasaïen [lees: Luba uit Kasaï]”. Jean-Pierre Nsana is er heilig van overtuigd. Hij vervolledigt: “Men wil de oppositie van Kasaï te allen prijze breken”. “Er zijn geen verkiezingen!” “Op dertig juli zal het scenario van het grondwettelijk referendum zich herhalen”, zo predikt overtuigd UDPS-militant Dieudonné, “want in Mbuji Mayi zijn er geen verkiezingen”. Inderdaad op 18 december 2005 begaf slechts 3 procent van de ingeschreven kiezers in de stad zich naar het stemhokje om zijn mening over de grondwet kenbaar te maken. Hierbij komt de vaststelling dat de ingeschreven kiezers volgens waarnemers bij benadering de helft van de stemgerechtigden omvatten. Een gevolg van eerdere oproepen tot boycot van de UDPS voor deze etappes in het electoraal proces. Een tiental dagen na de officiële opening van de verkiezingscampagne verschenen de eerste affiches en spandoeken in het straatbeeld. De gouverneur van Oost-Kasaï, en MLC-kandidaat voor de nationale deputatie, Dominique Kanku Shambuyi was, als één van de weinige kandidaten met een populaire basis, de moedige. Anderen volgden weifelend in zijn voetsporen. Toch bleef het leeuwendeel van de campagneactiviteit beperkt tot de deelgemeentes Kanshi en Diulu. De “zones rouges” in de drie andere deelgemeentes (Bipemba, Dibindi en Muya) werden gemeden. Enige vorm van campagne zou er als directe provocatie van de hevige UDPS-achterban gelden. Benoît Kazadi, lokaal secretaris van de PPRD, was zich bewust van de uitzonderlijke electorale context: “Het is onmogelijk om grote manifestaties of meetings te organiseren. Wij zien ons verplicht een campagne de proximité te voeren waarbij cellen op wijkniveau potentiële kiezers gaan opzoeken. Deze bezoeken moeten kort zijn want indien militante jongeren ze ontdekken, kunnen ze gebruikt worden om confrontaties aan te gaan. Wij doen alles binnen onze mogelijkheden om open conflicten te vermijden.” Hierin slaagt men. Alleen de meeting van transitiepresident Joseph Kabila Kabange wordt ernstig verstoord door herrieschoppers. Zonder dat de belofte uit een anoniem doch ambitieus pamflet, dat Joseph Kabila (“JK”) in Mbuji Mayi eenzelfde graf beloofde als John Fitzgerald Kennedy (“JFK”) in Dallas, werkelijkheid werd. De etmalen voor de verkiezingsdag bouwt de spanning in Mbuji Mayi zich op. Voertuigen van internationale observatoren en journalisten vangen stenen (normalerwijze het exclusieve voorrecht van het MONUC-wagenpark), een haatpamflet tegen Belgen en Fransen verschijnt, verbale bedreigingen en fysieke aanvallen op kandidaten, hun campagneteams en supporters nemen toe in frequentie, kiezerskaarten van burgers worden afgenomen en verbrand door in de stad opererende groepjes jongeren, Mbuji Mayi wordt uitgeroepen tot een “ville morte” op verkiezingsdag, en als klap op de vuurpijl maakt een op 29 juli in brand gestoken oplegger van een voorbijrijdende CEI-truck met 134 electorale kits als lading personeel van tientallen stemcentra technisch werkloos, ook één stemcentrum gaat in vlammen op. De veiligheidsdiensten reageren met opzichtige patrouilles ter preventie en half willekeurige arrestaties als zalvende remedie. Wel blijven veldslagen tussen UDPS-adepten en de robocops van de Police d’Intervention Rapide (PIR) uit. 30 juli 2006, geen rijen van ongeduldig wachtende kiezers, niet die triomfantelijke trots van de eerste keer, geen sprankel hoop voor een nieuw Congo in de ogen van de moedige kiezers. Moedig want bedreigingen tegenover familie, huis en goederen van buren met UDPS-sympathieën trotserend. Het merendeel koos zonder bedreigingen al voor de stem der afwezigheid als politiek signaal. Een voorzitter van een stemcentrum in deelgemeente Muya toont me schouderophalend de verslagen: het trieste dieptepunt zijn de zeven (veertien kiezers stemden, waaronder de vijf leden van het stembureau en twee getuigen van politieke partijen die per uitzondering in dit stembureau stemden) kiezers van de bijna 600 die stemden in één van de stembureaus onder zijn bevoegdheid. 172 stembureaus moeten door technische problemen, een direct gevolg van de vernietigde kits in de verbrande truck, op 31 juli opengaan. Sommigen gaan daadwerkelijk open. Ook nu voor 5 tot 15 procent van de kiezers. De boycot is waarschijnlijk de laatste stuiptrekking van een door machtsstrijd verdeelde UDPS die nog voort bestaat bij gratie van boegbeeld en levende legende Etienne Tshisekedi. De hoop van lokale trendsetters ligt al bij die andere Luba uit Kasaï, Oscar Kashala. Die zich tot doel stelt een nieuwe grote partij op te richten. Of zijn de echo’s van “Radio Trottoir”, die Kashala voor een mogelijk tweede ronde een alliantie met Kabila zien aangaan, geen klinkklare onzin? © CongoForum - Geert Stienissen, augustus 2006. De auteur was als internationaal observator voor de verkiezingen tussen 23 juli en 8 augustus in Mbuji Mayi en Mwene Ditu (beide gelegen in de provincie Oost-Kasaï). E-Mail: geertstienissen@yahoo.com |