| |
Armeense genocide (1) Armeense genocide (1) - 30.08.2006 15:00
Armeense genocide (1) Armeense genocide ___ De Armeense Genocide (soms aangeduid als Armeense kwestie) is de naam voor de genocide op honderdduizenden tot miljoenen Armeniërs, die gepleegd is in het Ottomaanse Rijk ten tijde van het regime van de Jonge Turken (1915 tot 1917). Westerse historici zijn het over het algemeen eens dat een genocide plaatsvond. Turkse en andere wetenschappers, waaronder de historicus Bernard Lewis, houden het bij een deportatie van Armeniërs, waarbij nog vaak een etnische zuivering wordt erkend. Turkije ontkent de genocide formeel en zet zich internationaal in de erkenning ervan tegen te houden. Een aantal wetenschappers stelt dat te weinig bewijs is gevonden om definitieve conclusies te trekken. Achtergrond Sinds 1454 maakte Armenië deel uit van het Ottomaanse Rijk. Dit rijk raakte in de loop van de achttiende en negentiende eeuw langzaam in verval. In de verschillende Russisch-Turkse oorlogen had het rijk steeds meer terrein verloren aan Rusland. Ook in het Middellandse-Zeegebied verloor het rijk gebieden en invloed. Sinds het Verdrag van Küçük Kaynarca van 1774 stonden de Armeens orthodoxe christenen in het Ottomaanse Rijk onder bescherming van Rusland. Eind negentiende eeuw was het rijk sterk beïnvloed door (Westerse) ideeën over nationalisme en patriottisme. De overwegend Armeens-orthodoxe Armeniërs kwamen in opstand (door onvrede over hun positie van tweederangsburgers (dhimmi's) en ophitsing van de kant van Rusland) tegen de islamitische Ottomanen. Bij pogroms, die plaats vonden met oogluikende toelating of misschien zelfs aanmoediging door sultan Abdul Hamid II, werden tussen 1893 en 1895 vele tienduizenden Armeniërs vermoord. Honderdduizenden Armeniërs vluchtten in de jaren daarop naar het buitenland, waardoor er een grote Armeense diaspora ontstond. Rond 1900 verkeerde het snel verbrokkelende Ottomaanse Rijk in een identiteitscrisis. In 1908 vond in Turkije een machtsovername plaats door de Jonge Turken. Deze machtsovername werd aanvankelijk door de Armeniërs gesteund. Spoedig bleek echter dat in het nieuwe Turkije, dat de Jong-Turken voor ogen stond, voor de Armeniërs geen plaats was. De Jong-Turken droomden van een groot aaneengesloten rijk, dat zich uitstrekte van de Bosporus tot de Chinese grens, waarin alle Turkssprekende volkeren verenigd zouden zijn. In deze beweging, panturkisme geheten, was geen plaats voor de Armeniërs en andere niet-Turkse volkeren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog koos het Ottomaanse Rijk partij voor Duitsland, waardoor het in oorlog raakte met onder andere Rusland. De Armeniërs wensten hun onafhankelijkheid te verwerven tijdens de Eerste Wereldoorlog. Armeense leiders sloten daartoe verdragen met de Britten en de Russen. Deze verdragen hielden in dat uit de oostelijke Ottomaanse provincies een onafhankelijk Armenië zou worden gevormd. Armeense soldaten in de frontlinie tegen het Ottomaanse Rijk Rondom de frontlinie in Oost-Anatolië woonden veel Armeniërs en een deel van Armenië viel al geruime tijd onder Russisch bestuur. Het Russische leger had in 1915 in totaal zeven Armeense vrijwilligersbrigades en vocht er de Kaukasuscampagne uit met de Ottomanen. Daarnaast waren verschillende Armeense guerrillaorganisaties actief. Ook kwamen verschillende groepen Armeniërs in opstand tijdens de Armeense Revolutie, onder andere in de steden Van en Zeytun (Süleymanli). Op 24 april 1915 werden honderden tot enkele duizenden leden van de Armeense elite zonder enkele vorm van proces vermoord in Constantinopel (Istanbul). Deze dag wordt nog altijd herdacht door de Armeniërs als het begin van de volkerenmoord. Belangrijke concentratiekampen Uit angst dat meer Armeniërs zich bij de Russen zouden aansluiten, besloot de Turkse regering tot deportatie van de Armeniërs naar de Syrische woestijn. Deze deportatie liep (waarschijnlijk doelbewust) verschrikkelijk uit de hand en liep uit op de volkerenmoord. Ook werden er waarschijnlijk 25 grote concentratiekampen opgezet onder de leiding van de rechterhand van Talaat Pasja; Sükrü Kaya, waarvan de meeste lagen op de huidige Sysrische en Iraakse grenzen en waarvan sommige alleen dienden als doorvoerkampen. Net zoals in de joodse concentratiekampen de joden veel dienst deden als bewakers (KAPO's), bestond ook hier het grootste deel van de kampbewaking uit Armenen. (Winter, J.M., (2004) America and the Armenian Genocide of 1915, Cambridge University Press). Lijken van Armeniërs die vermoord werden op 28 februari 1919 in Aleppo voor het Armeense ziekenhuis aldaar In mei 1918 werd het onafhankelijke Armenië gesticht. Dit rijk vocht aan de zijde van de geallieerden. De noordoostelijke provincies van het Ottomaanse Rijk werden aan Armenië toegevoegd. In 1920 vocht Armenië met Turkije de Turks-Armeense Oorlog uit. Met de overgave van de Ottomanen werden de grenzen van het nieuwe Armenië bekrachtigd in het Verdrag van Sèvres van 1920. De Ottomanen zagen de samenwerking van de Armeniërs op Ottomaans grondgebied als verraad, temeer omdat ze eerst hadden verklaard neutraal te blijven in de oorlog. De genocide Na het vermeende 'verraad', besloot het Ottomaans regime officieel alle Armeniërs te deporteren naar zuidelijke provincie Syrië, dat toen nog deel uitmaakte van het Ottomaanse Rijk. De deportatie had echter in wezen geen bestemming, maar was in eerste instantie gericht op de stad Aleppo in het huidige Syrië en van daar uit naar de Der el-Zor-woestijn. Bepaalde categorieën Armeniërs werden vrijgesteld van deportatie: katholieken, protestanten, spoorwegarbeiders en leden van de krijgsmacht werden niet gedeporteerd. De deportatie omvatte Armeniërs uit alle delen van Anatolië. Er was niet gezorgd voor eten of drinken voor de Armeniërs tijdens de tochten van de verschillende delen van het land naar Syrië. Volgens ooggetuigen en historische documenten bezweken Armenen op de marsen naar het hedendaagse Syrië aan dorst, honger of werden doodgeranseld of -geschoten. Voorts werden Armeense vrouwen en meisjes onderweg regelmatig verkracht. Weliswaar waren er troepen die hen moesten begeleiden, maar in het rijk, dat immers in oorlog was, was een schrijnend gebrek aan mankracht. Het begeleiden van de Armeniërs werd daarom uitgevoerd door lokale troepen op minimale sterkte. Veel Armeniërs stierven omdat zij aangevallen werden door boze plaatselijke stamleden en dorpelingen. Hun begeleiders wilden of konden hen niet beschermden en de begeleiders, vaak zelf ook onbetaald, hongerig en ongeordend, vermoordden ook Armeniërs of lieten hen eenvoudigweg aan hun lot over. Andere Armeniërs, volgens de Britse historicus Martin Gilbert de meerderheid van de slachtoffers, werden in of nabij hun woonplaatsen vermoord. Naar aanleiding van ooggetuigenverklaringen van overlevenden in de buurt van Antakya (Antiochië) heeft de Oostenrijkse schrijver Franz Werfel in 1933 een wereldberoemde roman geschreven: "Die 40 Tage des Musa Dagh". De genocidische intentie van Talaat Pasha, de Turkse minister van binnenlandse zaken die de "deportaties" organiseerde, is onder andere duidelijk in het volgende citaat: door de voortzetting van de deportatie van de weeskinderen naar hun bestemming gedurende extreme koude, verzekeren wij hun eeuwige rust.[1]. Aantal slachtoffers Het aantal slachtoffers is nooit officieel vastgesteld. De historici zijn hierover nog steeds verdeeld. Het belangrijkste verschil zit tussen Turkse geschiedkundigen enerzijds en Armeense en westerse geschiedkundigen anderzijds. De meeste Turkse historici houden het op 200.000 tot 500.000 slachtoffers (zie onder), Armeense en westerse historici spreken van 600.000 tot anderhalf miljoen slachtoffers. De Amerikaanse historicus Bernard Lewis houdt het op 'vele honderdduizenden tot misschien wel een miljoen' slachtoffers [2]. Volgens de Britse historicus Martin Gilbert ligt het aantal slachtoffers rond de miljoen, waarvan 600.000 vermoord in bloedbaden in Anatolië en 400.000 door geweld en hongersterfte tijdens deportaties naar woestijnen in tegenwoordig Syrië en Irak. Nog 200.000 Armenen werden verplicht zich te bekeren tot de islam [3]. De Britse historicus Peter Mansfield schat het aantal slachtoffers op één-en-een-kwart miljoen tot anderhalf miljoen [4]. De Nederlandse historicus Erik-Jan Zürcher houdt het op 600.000 tot 800.000 slachtoffers [5]. Aandacht voor de volkerenmoord De wereld had maar weinig aandacht voor de genocide. Dit kwam hoogstwaarschijnlijk doordat er weinig berichtgeving uit het Ottomaanse Rijk naar buiten kwam en omdat de verschrikkingen van de loopgraven aan het westelijke front de overhand hadden in de kranten. Uitzonderingen op de geringe aandacht die toentertijd aan de genocide werd besteed waren de beschrijvingen van de Amerikaanse krant New York Times en de toenmalige Amerikaanse ambassadeur in Istanbul, Henry Morgenthau Sr. Talaat Pasha reageerde op de protesten van de Amerikaanse ambassadeur met de woorden: Je bent een Jood, deze mensen zijn christenen... Waarom kan je ons niet laten doen met deze christenen wat wij wensen? De techniek en de vrijwel geheel ontbrekende internationale aandacht en reactie op de genocide, die bekend was in brede diplomatieke en journalistieke kringen, zouden later inspireren tot andere genociden wereldwijd, waaronder de Holocaust op de joden door Duitsland en bondgenoten in Centraal-Europa. Een week voor de Duitse inval in Polen, waar ook vele joodse centra waren, verklaarde Hitler: Het doel van de oorlog is niet de linies te herdefiniëren, maar de vijand fysiek te annihileren. Door deze methode zullen wij de vitale levensruimte verkrijgen die wij nodig hebben. Wie spreekt vandaag nog over het bloedbad onder de Armenen? [6]. In 1942 gaf Hitler de as van Talaat Pasha, die door Teilirian, een overlevende van de genocide, werd gedood, terug aan Turkije. Zijn as is bijgezet in een mausoleum voor gevallen helden in Istanbul. Andere tragedies in het Ottomaanse Rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog Veel minder bekend dan de Armeense genocide is dat nog andere tragedies plaatsvonden. Zo werden vermoedelijk zo'n 275.000 Assyriërs vermoord in de zogenoemde Assyrische genocide. In wat nu Syrië is, stierven een kwart tot een half miljoen Arabieren aan de hongersnood. Internationale erkenning en ontkenning Landen die de Armeense Genocide hebben erkend Erkenning Verschillende landen en internationale organisaties erkennen de genocide: Argentinië, Armenië, België, Canada, Cyprus, Europese Unie, Frankrijk, Griekenland, Italië, Libanon, Nederland, Polen, Raad van Europa, Rusland, Uruguay, Vaticaanstad, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland. Hoewel president Ronald Reagan expliciet refereerde aan de Armeense genocide, is er in de VS geen resolutie aangenomen om de genocide te erkennen. Op 7 maart 2000 ondertekenden 126 academici en voorzitters van verschillende holocauststudiecentra een politieke verklaring in Philadelphia, waarin zij vastlegden dat de genocide heeft plaatsgevonden. Hun aanbeveling aan Turkije is om in het reine te komen met dit feit en hun aanbeveling aan de rest van de wereld is om deze genocide te erkennen. Ondertekenaars zijn onder andere professoren Yeshuda Bauer, Ward Churchill, Jack Needle en Nobelprijswinnaar Elie Wiesel. Ontkenning De Turkse regering staat op het standpunt dat er geen sprake was van genocide, maar dat de doden het slachtoffer zijn geworden van hongersnoden en andere ontberingen. Zij spreekt dan ook liever van de Armeense Kwestie. Volgens de Turkse regering zouden er 300.000 tot 500.000 slachtoffers zijn. Turkije oefent – of oefende tot voor kort – ook druk uit op andere landen om het bestaan van de genocide te ontkennen, of in elk geval niet officieel te bevestigen. Er zijn academici, zoals de Amerikanen Bernard Lewis en Justin McCarthy, die van mening zijn dat de genocide niet heeft plaatsgevonden. Zij spreken liever van deportaties. Hun belangrijkste argument is dat er weinig bewijzen zijn gevonden voor opdrachten van de regering tot genocide. Wel zijn diverse legerofficieren voor de (militaire) rechtbank gebracht en veroordeeld voor hun foutief gedrag tijdens de deportaties. Zowel de Turken als deze wetenschappers halen veelvuldig de zogenaamde 'Andonian Papers' aan, een bekende vervalsing ten gunste van het Armeense standpunt. Er werden wel pogingen gedaan tot verzoening. Op aansporen van de Verenigde Staten werd een verzoeningscommissie opgericht in 2001 met Turkse en Armeense leden. Deze publiceerden hun rapport, waarop de Turkse leden collectief ontslag namen uit de commissie. In 2005 hield de Turkse premier Recep Tayyip Erdoðan een gezamenlijke persconferentie met oppositieleider Deniz Baykal waarin zij Armeense geschiedkundigen uitnodigden collega's uit Turkije te ontmoeten om uit te vinden wat er gebeurde. Ook riepen ze Armenië op de archieven te openen. De Armeense minister van buitenlandse zaken reageerde dat bekend is wat gebeurde en dat de Armeense archieven altijd open zijn geweest. In het weekend van 24-25 september vond er daadwerkelijk een conferentie plaats in Istanbul, nadat een rechtbank het eerder verboden had. Onduidelijk Enkele andere wetenschappers, zoals de Nederlander Erik-Jan Zürcher en de Amerikaan Guenter Lewy[7], stellen dat te weinig bewijs is gevonden om definitief te kunnen concluderen dat genocide heeft plaatsgevonden. Zürcher is van mening dat de leden van het Comité voor Eenheid en Vooruitgang de uitroeiing van de Armeniers op Turks gebied nastreefde, maar weet niet zeker of dit ook tot officiële politiek van de staat werd verheven. Zijn twijfel komt deels door de weigering van de Turkse overheid om diverse archieven open te stellen voor onderzoekers en deels doordat archieven verdwenen of vernietigd zijn.[8] Herdenkingen Monument in Erevan Elk jaar op 24 april wordt het begin van de volkerenmoord door de Armeniërs zelf herdacht. In de Armeense hoofdstad Erevan is een speciaal monument hiervoor opgericht. Ook in andere landen waar Armeniërs wonen worden herdenkingen georganiseerd. Het Belgische parlement erkende de Armeense genocide in 1997. Op het Henri Michauxplein in Elsene (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) staat sinds 1997 een monument ter nagedachtenis van deze volkerenmoord. In Nederland is in Assen een monument. De Tweede Kamer nam op 21 december 2004 met algemene stemmen een motie van de ChristenUnie aan waarin het de genocide erkent. [9] Website: http://nl.wikipedia.org/wiki/Armeense_genocide |
Lees meer over: militarisme | aanvullingen | ??? | paljas - 30.08.2006 17:35
waarom iets kopiëren van wikipedia? Rot toch een eind op. | Paljas is een paljas | Voltaire - 30.08.2006 21:14
Omdat indymedia claimt een open publicatie stek te zijn paljas. Of kun je niet tegen de waarheid? | |
aanvullingen | |