Bankverbod tav Hofstadveroordeelden Astrid Essed - 03.05.2006 02:20
Met het door de ministers Bot en Zalm opgelegde bank en verzekeringsverbod tav de veroordeelden van de zogenoemde Hofstadgroep maken zij zich niet alleen schuldig aan rechtsongelijkheid en discriminatie, maar tevens schending van het elementaire recht op een goede levensstandaard Ingezonden stuk Geachte Redactie, IK heb met verontrusting kennisgenomen van het door de ministers Bot en Zalm aan de veroordeelde leden van de zogenoemde Hofstadgroep opgelegde bank en verzekeringsverbod, hetgeen niet alleen impliceert, dat zij zijn uitgesloten van geldleningen, het openen van een rekening en andere financiele transacties, maar evenmin een verzekering kunnen afsluiten. In de eerste plaats getuigt een dergelijke maatregel van rechtsongelijkheid tav de andere Nederlandse veroordeelden en is als zodanig een schending van artikel 1, Nederlandse Grondwet, dat discriminatie, op welke grond ook, verbiedt. In de tweede plaats is de genomen maatregel niet in overeenstemming met VN-Veiligheidsraadsresolutie dd 2001, nr 1373 tav de bevriezing van financiele tegoeden van terroristische organisaties en personen, waarop de ministers zich beroepen, aangezien deze met name betrekking heeft op gepleegde terroristische daden of planning hiertoe. De betreffende veroordeelden zijn echter vrijgesproken van aanzet of planning van terroristische daden en veroordeeld op grond van lidmaatschap van een terroristische organisatie en het in bezit hebben cq verspreiden van ''extreme'' geschriften Van doorslaggevende betekenis acht ik echter het feit, dat een dergelijke maatregel, nog afgezien van de inhumaniteit in dezen, in strijd is met de internationale mensenrechtenverdragen, die het recht van ieder mens op een goede levensstandaard erkennen, hetgeen door een dergelijke maatregel onmogelijk wordt gemaakt. Het loslaten van dit elementaire recht betekent een ernstige breuk met de beginselen van de Nederlandse rechtsstaat. Astrid Essed |