WTI : Verklaring van de Gewetensjury AmigaPhil - 10.08.2005 21:06
De hoofddoelstelling van het WTI bestaat erin de waarheid omtrent de oorlog in Irak mee te delen en te verspreiden, met nadrukkelijke aandacht voor de aansprakelijkheid van de verantwoordelijken en voor het belang van gerechtigheid voor het Iraakse volk. World Tribunal on Iraq: de gewetensjury Verklaring van de Gewetensjury World Tribunal on Iraq � Istanboel, 23-27 juni 2005 Istanboel, 27 juni 2005 In februari 2003, enkele weken voor de illegale oorlog tegen Irak werd gestart, protesteerden over de hele wereld miljoenen mensen op straat. Deze oproep werd genegeerd. Geen enkele internationale instelling had de moed of het geweten om zich tegen de agressiedreiging van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk te verzetten. Niemand was in staat hen tegen te houden. We zijn nu twee jaar verder. Irak werd binnengevallen, bezet en verwoest. De aanval op Irak is een aanval op gerechtigheid, op vrijheid, op onze veiligheid, op onze toekomst, op ons allemaal. Wij, gewetensbewuste mensen, besloten ons te verzetten. We richtten het World Tribunal on Iraq (WTI) op om gerechtigheid en een vreedzame toekomst te eisen. De legitimiteit van het World Tribunal on Iraq is gevestigd in het collectief geweten van de mensheid. Deze, de Istanboel-sessie van het WTI, is de culminatie van een reeks van 20 hoorzittingen, die in verschillende wereldsteden plaats vonden, en gericht waren op de illegale inval en bezetting van Irak. De besluiten van deze sessies en/of onderzoeken die in Barcelona, Brussel, Kopenhagen, Genua, Hiroshima, Istanboel, Lisabon, Londen, Mumbai, New York, Östersund, Parijs, Rome, Seoul, Stockholm, Tunis, en verscheidene steden in Japan en Duitsland plaats hadden, worden in een aparte bijlage bij deze verklaring gevoegd. Wij, de Gewetensjury, samengesteld uit leden van 10 verschillende landen, vergaderde in Istanboel. We hoorden 54 getuigenissen van een panel van verdedigers en getuigen die uit de hele wereld - inclusief Irak, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk - afkomstig waren. Het World Tribunal on Iraq kwam van 24 tot 27 juni 2005 samen in Istanboel. De hoofddoelstelling van het WTI bestaat erin de waarheid omtrent de oorlog in Irak mee te delen en te verspreiden, met nadrukkelijke aandacht voor de aansprakelijkheid van de verantwoordelijken en voor het belang van gerechtigheid voor het Iraakse volk. I. Overzicht van de besluiten 1. De inval in en de bezetting van Irak was en is illegaal. De redenen die voor deze invasie in maart 2003 en de daaropvolgende bezetting door de VS en het VK werden opgegeven, zijn op grond van bewijzen onecht gebleken. Talrijke bewijzen staven het besluit, dat het belangrijkste motief voor de oorlog de controle over en de overheersing van het Midden-Oosten en de omvangrijke olievoorraden was, en wel binnen het kader van de drang van de VS naar wereldhegemonie. 2. Er werden schaamteloze leugens omtrent de aanwezigheid van massavernietigingswapens en de band tussen het Al-Qaeda-terrorisme en het Saddam-Hussein-regime gefabriceerd, teneinde publieke steun voor een �preventieve� aanval op een soevereine en onafhankelijk natie te creëren. 3. Irak lag jaren lang onder vuur. De strenge, onmenselijke economische sancties, opgelegd sinds 6 augustus 1990, de instelling van vliegvrije zones boven noordelijke en zuidelijke delen van Irak en de eraan gekoppelde bombardementen van het land hadden alle tot doel de Iraakse menselijke en materiële bronnen en vermogens de verminderen en te verzwakken, teneinde de er op volgende invasie en bezetting te vergemakkelijken. Bij deze onderneming genoten de VS en het VK de medewerking van de VN-Veiligheidsraad. 4. Hun machtsagenda nastrevend, negeerden de regeringen onder leiding van G.W. Bush en T. Blair op schaamteloze wijze de massale tegenstand, die miljoenen mensen over de hele wereld tot uitdrukking brachten. Ze waagden zich aan een van de meest onrechtvaardige, immorele en laffe oorlogen uit de geschiedenis. 5. Gevestigde internationale politiek-legale mechanismen schoten te kort om deze aanval te voorkomen en de daders aansprakelijk te stellen. De straffeloosheid, die de regering van de Verenigde Staten en haar bondgenoten genieten, heeft een ernstige internationale crisis veroorzaakt, en stelt het belang en de betekenis van het internationaal recht, de mensenrechtenverdragen en de mogelijkheid van de internationale instellingen, inclusief de Verenigde Naties, om met enige graad van autoriteit en waardigheid de crisis aan te pakken, in vraag. 6. De bezetting van Irak door de VS en het VK, tijdens de afgelopen 27 maanden, leidde tot de vernietiging en verwoesting van de iraakse staat en samenleving. Recht en orde zijn ineengestort, wat resulteerde in een doordringend gebrek aan menselijke veiligheid. De materiële infrastructuur is een puinhoop; de gezondheidszorg bevindt zich in een slechte toestand; het onderwijssysteem heeft nagenoeg opgehouden te functioneren; er heeft een massieve ecologische verwoesting plaats gehad; het cultureel en archeologisch erfgoed van Irak is geschonden. 7. De bezetting heeft moedwillig de etnische, sektaire en religieuze verdeling verergerd, teneinde de Iraakse identiteit en integriteit als natie te ondermijnen. Dit komt overeen met de imperialistische �verdeel en heers�-politiek. Voorts heeft ze een toename van geweld tegen vrouwen teweeg gebracht, onderdrukking op grond van geslacht doen toenemen en het patriarchaat versterkt. 8. De inwerkingstelling van de VN-sancties in 1990 veroorzaakte onnoemelijk veel leed en duizenden doden. Na de aanvang van de bezetting verergerde de situatie. Minstens 100.000 burgers werden gedood; 60.000 personen worden onder onmenselijke omstandigheden en zonder enige aanklacht door de VS gevangen gehouden; duizenden worden vermist; folteringen zijn routine geworden. 9. De onwettelijke privatisering, deregularisatie en liberalisering van de Iraakse economie door het bezettingsregime heeft het land in een economische afhankelijkheid gedwongen, die door het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank gecontroleerd wordt, door twee instellingen die integraal deel uitmaken van de Overeenkomst van Washington. De bezettingsmachten hebben eveneens de controle over de Iraakse olievoorraden verworven. 10. Iedere wet of instelling die onder auspiciën van de bezetting werd gecreëerd, mist elke legale en morele autoriteit. Om deze reden zijn de recente verkiezingen, de constituante, de huidige regering en het comité dat met het ontwerp van de grondwet belast is stuk voor stuk onwettelijk. 11. Er bestaat een wijdverbreide oppositie tegen de bezetting. Vreedzaam politiek, sociaal en burgerlijk verzet wordt door de bezettingsmachten onderdrukt. De bezetting, en de brutaliteit waarmee ze wordt uitgevoerd, provoceerde een sterk gewapend verzet en bepaalde wanhoopsdaden. Volgens de principes, vastgelegd in het VN-Charter en in het Internationaal Recht, is het nationaal volksverzet tegen de bezetting gelegitimeerd en gerechtvaardigd. Het verdient de steun van elkeen die om rechtvaardigheid en vrijheid geeft. II. Aanklachten Op grond van de bovenvermelde besluiten, en met het VN-Charter en andere in de appendix vernoemde legale documenten in gedachten, heeft de jury de volgende aanklachten ten laste gelegd. A. Tegen de regeringen van de VS en het VK 1. Plannen, voorbereiden en begaan van het zwaarste misdrijf, een agressieoorlog in strijd met het VN-Charter en de Principes van Nurnberg. De bewijzen hiervoor kunnen worden teruggevonden in de uitgelekte Downing Street Memo van 23 juli 2002, waarin het volgende werd onthuld: �Militaire actie werd nu onvermijdelijk geacht. G.W. Bush wilde Saddam Hussein uit zijn macht ontzetten door middel van militaire actie, die op grond van terrorisme en massavernietigingswapens gerechtvaardigd werd. De inlichtingen en feiten werden echter in functie van de politiek vastgelegd.� Inlichtingen werden verzonnen om de bevolking van de VS en het VK en hun verkozen vertegenwoordigers moedwillig te misleiden. 2. De burgerbevolking van Irak en de civiele infrastructuur onder vuur nemen door opzettelijk burgers en ziekenhuizen, medische centra, woonwijken, elektriciteitscentrales en waterzuiveringsstations aan te vallen. De volledige vernietiging van de stad Fallujah vormt op zich een uitgesproken voorbeeld van zulke misdrijven. 3. Gebruik van onevenredig geweld en wapensystemen met niet-onderscheidend effect, zoals clusterbommen, brandbommen, verarmd uranium en chemische wapens. Deskundige getuigen legden gedetailleerde bewijzen aan het Tribunaal voor, die aantonen dat gevallen van leukemie bij kinderen onder vijf jaar sterk in aantal gestegen zijn in de gebieden die het doelwit van wapens met verarmd uranium werden. 4. Gebruik van munitie met verarmd uranium, ondanks al de waarschuwingen van wetenschappers en oorlogsveteranen voor de verwoestende lange-termijn-effecten op mens en milieu. De regering van de VS besloot, op bewering van gebrek aan wetenschappelijk vastgestelde bewijzen voor de schadelijke effecten van verarmd uranium, de levens van miljoenen mensen over verscheidene generaties te riskeren, in plaats van het gebruik stop te zetten omwille van het potentiële risico. Dit feit alleen al toont de regering haar baldadige geringschatting van menselijk leven aan. Het Tribunaal hoorde getuigenissen over hoe de inspanningen van Iraakse universiteiten, om rond dit onderwerp gegevens te verzamelen en onderzoek uit te voeren, voortdurend door de regering van de VS verhinderd worden. 5. Verzuim de levens van burgers te beschermen tijdens militaire activiteiten en tijdens de erop volgende bezetting. Dit werd bijvoorbeeld door de techniek van �shock and awe�-bombardementen, en door het optreden van de bezettingsmachten aan de controleposten bewezen. 6. Op actieve wijze omstandigheden creëren, waaronder de status van Iraakse vrouwen ernstig verlaagd werd, in tegenstelling tot de herhaaldelijke beweringen van de leiders van de coalitiemachten. Vrouwen hun bewegingsvrijheid werd ernstig begrensd, waardoor hun toegang tot de openbare ruimte, het onderwijs, de arbeidsmarkt en politiek en sociaal engagement ingeperkt werd. Er werd bewijs geleverd dat sinds het begin van de bezetting van Irak seksueel geweld en handel in seks zijn toegenomen. 7. Gebruik van dodelijk geweld tegen vreedzame demonstranten, inclusief de moord op meer dan een dozijn vreedzame demonstranten in Fallujah in april 2003. 8. Zonder aanklacht of proces straffen, inclusief collectieve straffen, opleggen aan de mensen van Irak. Herhaaldelijke getuigenissen wezen op �grijp en pak�-operaties, verdwijningen en moorden. 9.Iraakse soldaten en burgers aan folteringen en wrede, onmenselijke en vernederende behandeling onderwerpen. Vernederende behandeling omvat onder andere Iraakse soldaten en burgers onderwerpen aan raciale, etnische, religieuze en gendergerelateerde discriminatie, evenals Iraakse soldaten de status van krijgsgevangene, zoals in de Conventie van Genève is vastgelegd, ontzeggen. Er werden overvloedige getuigenissen geleverd met betrekking tot onwettelijke aanhoudingen en gevangennemingen, zonder wetmatig proces. Welgekende en flagrante voorbeelden van foltering en wrede en onmenselijke behandeling gebeurden zowel in de Abu ghraib-gevangenis als in Mosul, Camp Bucca en Basra. De aanwerving van huurlingen en private ondernemers om de folteringen uit te voeren dienden ter ondermijning van de aansprakelijkheid. 10. De wetten van een land dat illegaal binnengevallen en bezet werd herschrijven, wat in strijd is met internationale overeenkomsten inzake de verantwoordelijkheden van bezettingsmachten, teneinde op onwettelijke wijze winsten te vergaren (door middel van maatregelen zoals Order 39, getekend door L. Paul Bremer III in naam van de Coalition Provisional Authority, dat buitenlandse investeerders toelaat om Iraakse staatsbedrijven over te nemen en op te kopen en de winsten en activa volledig naar gelijk waar te transfereren) en controle over de Iraakse olie uit te oefenen. Van een aantal bedrijven, die van zulke transacties genoten hebben, werden bewijzen voorgelegd. 11. Moedwillig het milieu verwoesten, het door wapens met verarmd uranium verontreinigen, in combinatie met rookpluimen van brandende oliebronnen, enorme oliestortingen, en de vernieling van landbouwgronden. Doelbewust water- en rioleringssystemen vernielen op een wijze die aan biologische en chemische oorlogsvoering grenst. Verzuimen om plundering en verspreiding van radioactief materiaal uit atoomcentrales te voorkomen. Er is uitgebreide documentatie beschikbaar die duidt op lucht- en watervervuiling, waardevermindering van grond en radioactieve vervuiling. 12. Verzuimen om het rijke archeologisch en cultureel erfgoed van de mensheid in Irak te beschermen, door de plundering van musea en erkende historische sites toe te laten, en door op cultureel en archeologisch gevoelige plaatsen militaire basissen te installeren. Dit gebeurde ondanks voorafgaande waarschuwingen van UNESCO en Iraakse museumfunctionarissen. 13. Belemmering van het recht op informatie, inclusief censuur van de Iraakse media, zoals kranten (bvb. al-Hawza, al-Mashriq en al-Mustaqila) en radiostations (Baghdad Radio), het sluiten van het kantoor van Al Jazeera in Bagdad, internationale journalisten viseren, academici, intellectuelen en wetenschappers van hun vrijheid beroven en doden. 14. In strijd met het internationaal recht foltering herdefiniëren om foltering en onwettelijke arrestaties toe te laten, waaronder meer dan 500 mensen in Guantánamo Bay vasthouden zonder aanklacht en zonder hen toegang tot wettelijke bescherming toe te staan, en het gebruik van �buitengewone uitleveringen� om mensen voor foltering naar andere landen, die gekend zijn voor mensenrechtenschendingen en foltering van gevangenen, te zenden. 15. Misdrijf tegen de vrede plegen door de wil van de globale anti-oorlogsbeweging te schenden. Met een nooit gezien vertoon van publiek gewetensbewustzijn voerden miljoenen mensen over de hele wereld oppositie tegen de dreigende aanval op Irak. De aanval maakte hen in feite monddood. Dit komt neer op een verklaring van de regering van de VS en hun bondgenoten ter attentie van miljoenen mensen, dat hun stem volledig straffeloos genegeerd, onderdrukt en gesmoord kan worden. 16. Zich inlaten met een politiek van permanente oorlogsvoering tegen soevereine naties. Syrië en Iran werden reeds tot potentiële doelwitten verklaard. Bij de verklaring van een �globale oorlog tegen de terreur� heeft de regering van de VS zichzelf het exclusieve recht toebedeeld om agressief militair geweld te gebruiken tegen elk doelwit naar keuze. Etnische en religieuze vijandigheden werden in verschillende delen van de wereld aangestookt. De bezetting van Irak door de VS heeft de bezetting van Palestina door Israël verder aangemoedigd en de onderdrukking van het Palestijnse volk doen toenemen. De focus op staatsveiligheid en de verhoging van militarisering heeft menselijke veiligheid en burgerrechten in de hele wereld ernstige schade toegebracht. B. Tegen de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties 1. Verzuimen het Iraakse volk te beschermen tegen het agressiemisdrijf 2. Instellen van strenge economische sancties tegen Irak, ondanks de wetenschap dat deze sancties rechtstreeks bijdroegen tot een massaal verlies van burgerlevens en onschuldige burgers schade toebrachten. 3. De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk toestaan om illegale bombardementen uit te voeren boven de vliegvrije zones, gebruik makend van het onoprechte voorwendsel VN resoluties te willen afdwingen, en nooit toe te laten deze overtreding in de Veiligheidsraad ter discussie te stellen, en hiermee medeplichtig en verantwoordelijk te zijn voor het verlies van burgerlevens en voor de vernietiging van de Iraakse infrastructuur. 4. De Verenigde Staten toelaten om de Verenigde Naties te domineren en zich boven elke verantwoordingsplicht tegenover andere lidstaten te stellen. 5. Verzuimen de oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid door de Verenigde Staten en hun coalitiepartners tegen te houden. 6.Verzuimen de Verenigde Staten en hun coalitiepartners verantwoordelijk te stellen voor oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid tijdens de invasie en bezetting en ze ervoor te sanctioneren, en zich zodoende, zowel bij wijze van machtiging als bij wijze van verzuim, medeplichtig te maken aan een illegale bezetting. C. Tegen de regeringen van de Coalitie van Bereidwilligen Medewerking verlenen bij de invasie en bezetting van Irak en dus in de verantwoordelijkheid voor de gepleegde misdrijven delen. D. Tegen de regeringen van andere landen Het gebruik van militaire basissen en van het luchtruim toelaten en logistieke steun verlenen ten bate van de invasie en bezetting, en aldus medeplichtigheid aan de gepleegde misdrijven. E. Tegen de privébedrijven die contracten verwierven voor de wederopbouw van Irak, en die na aanvraag �reparatietoelagen� van het illegale bezettingsregime toegewezen kregen. Profiteren van de oorlog met medeplichtigheid aan de hierboven omschreven misdrijven in het kader van de invasie en bezetting. F. Tegen de grote mediabedrijven 1. Opzettelijk verder verspreiden van de leugens van de regeringen van de VS en het VK en verzuimen om deze foutieve informatie op adequate wijze te onderzoeken, ondanks de overvloed aan tegenbewijzen. Onder de mediahuizen die bijzondere verantwoordelijkheid dragen voor de aanprijzing van de leugens over de massavernietigingswapens, noemen we de New York Times, in het bijzonder hun verslaggeefster Judith Miller, wiens belangrijkste bron op de loonlijst van de CIA staat. We noemen eveneens Fox News, CNN, NBC, CBS, ABC, de BBC en ITN. Deze lijst omvat voorts, maar is niet beperkt tot, The Express, The Sun, The Observer en Washington Post. 2. Verzuimen de wreedheden die door de bezettingsmachten tegenover Irakezen begaan werden te rapporteren, de plicht om voorrang en waardigheid te verlenen aan de stem van de lijdenden negerend, en de globale stem voor vrede en gerechtigheid marginaliserend. 3. Verzuimen oprecht over de aan gang zijnde bezetting te rapporteren; afwijkende stemmen tot zwijgen brengen en discrediteren en verzuimen de totale nationale kosten en gevolgen van de invasie en bezetting van Irak te rapporteren; de propaganda van het bezettingsregime, dat de voortzetting van haar aanwezigheid in Irak op grond van drogredenen tracht te rechtvaardigen, verspreiden. 4. Tot een ideologisch klimaat van angst, racisme, xenofobie en islamofobie aanzetten, wat dan gebruikt wordt om het geweld, dat door de legers van de bezettingsregimes gepleegd wordt, te rechtvaardigen. 5. Verspreiding van een ideologie die mannelijkheid en strijd verheerlijkt, en ondertussen oorlog als politieke keuze normaliseert. 6. Medeplichtigheid bij agressieve oorlogsvoering en bestendiging van een bezettingsregime, dat in grote mate als schuldig aan oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid beschouwd wordt. 7. Door het geldig verklaren en verder verspreiden van foutieve informatie de frauduleuze, wederrechtelijke toe-eigening van menselijke en financiële bronnen mogelijk maken, in functie van een illegale oorlog die op basis van drogredenen gevoerd wordt. 8. Promoten van de �veiligheidsperspectieven� van de corporatieve militaire machine, welke ten opzichte van de fundamentele zorgen en prioriteiten van de wereldbevolking contraproductief zijn en burgerbevolkingen ernstig in gevaar hebben gebracht. III. Aanbevelingen Het recht van het Iraakse volk om zich te verzetten tegen de illegale bezetting van hun land en om onafhankelijke instellingen te ontwikkelen erkennend, en het recht zich tegen de bezetting te verzetten als het recht een strijd voor zelfbestemming, vrijheid en onafhankelijkheid te voeren, zoals afgeleid uit het VN-Charter, bevestigend, verklaren wij, de Gewetensjury, onze solidariteit met het volk van Irak. Wij adviseren: 1. de onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugtrekking van de coalitietroepen uit Irak; 2. dat de regeringen van de coalitietroepen de reparaties van de oorlogsvernielingen op zich nemen en aan Irak compensatie betalen voor de menselijke, economische, ecologische en culturele verwoestingen die ze door de illegale invasie en bezetting aangericht hebben; 3. dat alle wetten, contracten, overeenkomsten en instellingen die onder de bezetting tot stand kwamen, en door het Iraakse volk schadelijk voor hun belangen geacht worden, nietig verklaard worden; 4. dat de gevangenis van Guantánamo Bay en alle andere buitenlandse gevangenissen onmiddellijk gesloten worden, dat de namen van de gevangenen vrijgegeven worden, dat ze de status van krijgsgevangene bekomen en een gepast proces krijgen; 5. dat er een grondig onderzoek komt om de verantwoordelijken voor het agressiemisdrijf, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid in Irak aansprakelijk te stellen, beginnende met George W. Bush, President van de Verenigde Staten van Amerika, Tony Blair, Eerste Minister van het Verenigd Koninkrijk, degenen die in deze landen en in de Coalitie van Bereidwilligen beslissende sleutelposities innamen, de militaire bevelhebbers die de strategie uitdachten en deze criminele oorlog ten uitvoer brachten, beginnend van de topposities naar beneden toe; eveneens de personen in Irak die hielpen om deze illegale invasie voor te bereiden en de bezetters steunden; We maken een lijst van de meest voor de hand liggende namen die in zulk onderzoek moeten opgenomen worden: Eerste ministers van de Coalitie van de Bereidwilligen, zoals Junichiro Koizumi van Japan, Jose Maria Aznar van Spanje, Silvio Berlusconi van Italië, José Manuel Durão Barroso en Santana Lopes van Portugal, Roh Moo Hyun van Zuid-Korea, Anders Fogh Rasmussen van Denemarken; Ambtenaren zoals Dick Cheney, Donald H. Rumsfeld, Paul Wolfowitz, Colin L. Powell, Condoleezza Rice, Richard Perle, Douglas Feith, Alberto Gonzales, L. Paul Bremer van de VS en Jack Straw, Geoffrey Hoon, John Reid, Adam Ingram van het VK; Militaire bevelhebbers, beginnend met Gen. Richard Myers, Gen. Tommy Franks, Gen. John P. Abizaid, Gen. Ricardo S. Sanchez, Gen. Thomas Metz, Gen. John R. Vines, Gen. George Casey van de VS; Gen. Mike Jackson, Gen. John Kiszely, Opperluchtmaarschalk Brian Burridge, Gen. Peter Wall, Schout-bij-nacht David Snelson, Gen. Robin Brims, Luchtmaarschalk Glenn Torpy van het VK; en de stafchefs en bevelhebbende officieren van alle coalitielanden met troepen in Irak; Iraakse collaborateurs, zoals Ahmed Chalabi, Iyad Allawi, Abdul Aziz Al Hakim, Gen. Abdul Qader Mohammed Jassem Mohan, e.a. 6. dat een verantwoordingsprocedure voor morele en persoonlijke aansprakelijkstelling wordt opgestart tegen hen die deelnamen aan deze illegale oorlog, zoals journalisten die opzettelijk logen, mediabedrijven die raciale, etnische en religieuze haat promootten en Algemene directeurs van de multinationale bedrijven die van deze oorlog profiteerden; 7. dat mensen over de hele wereld geweldloze acties starten tegen de VS- en VK-bedrijven die direct van deze oorlog profiteerden. Voorbeelden van zulke ondernemingen zijn Halliburton, Bechtel, The Carlyle Groep, CACI Inc., Titan Corporation, Kellog, Brown and Root (dochtermaatschappij van Halliburton), DynCorp, Boeing, ExxonMobil, Texaco, British Petroleum. De volgende bedrijven hebben �reparatietoelagen� aangevraagd en ontvangen: Toys R Us, Kentucky Fried Chicken, Shell, Nestlé, Pepsi, Phillip Morris, Sheraton, Mobil. Dit kunnen directe acties zijn zoals één van hun kantoren sluiten, producten boycotten, druk op aandeelhouders uitoefenen om te desinvesteren. 8. dat jonge mensen en soldaten op grond van gewetensbezwaren dienst weigeren m.b.t. deelname aan een illegale oorlog, en dat bovendien landen de gewetensbezwaarde dienstweigeraars politiek asiel verlenen; 9. dat de internationale campagne voor ontmanteling van alle buitenlandse militaire basissen van de VS versterkt wordt; 10. dat de mensen over heel de wereld zich tegen elke inspanning van hun regeringen, om materiaal te leveren en logistieke en morele steun voor de bezetting van Irak te bieden, verzetten en dit afwijzen. Wij, de Gewetensjury, hopen dat de achtergrond en de specificiteit van deze adviezen het fundament mogen leggen voor een wereld, waarin internationale instellingen gevormd en hervormd zullen worden volgens de wil van het volk en niet door angst en eigenbelang, waar journalisten en intellectuelen niet stom zullen blijven, waar de wil van de volkeren van de wereld centraal zal staan en menselijke veiligheid de overhand zal hebben op staatsveiligheid en op de winsten van bedrijven. Arundhati Roy, India, woordvoerdster van de Gewetensjury Ahmet Öztürk, Turkije Ayse Erzan, Turkije Chandra Muzaffar, Maleisië David Krieger, VSA Eve ensler, VSA François Houtart, België Jae-Bok Kim, Zuid-Korea Mehmet Tarhan, Turkije Miguel Angel De Los Santos Cruz, Mexico Murat Belge, Turkije Rela Mazali, Israël Salaam Al Jobourie, Irak Taty Almeida, Argentinië Aanhangsel: Internationaal Recht Verklarende nota Deze appendix dient ter ondersteuning van de verklaring van de jury, die hoofdzakelijk gebaseerd is op een morele en politieke beoordeling van de oorlog in Irak. De verklaring steunt op een uitgebreid geheel van geschreven en gesproken getuigenissen, die deskundigen met een wereldwijde wetenschappelijke reputatie inzake internationaal recht naar voor brachten op de culminerende sessie van het World Tribunal on Iraq (WTI). Ze geeft ook de getuigenissen en oordelen m.b.t. aan de oorlogsmisdrijven gerelateerde onderwerpen weer, en het verzuim van de Verenigde Naties om Irak tegen de agressie te beschermen. De Gewetensjury was niet samengesteld uit juristen en deskundigen op het vlak van internationaal recht. Ze hoorde geen argumenten die de legaliteit van de invasie van Irak ondersteunden, zoals het geval zou geweest zijn voor een juridisch orgaan onder de autoriteit van een staat of een internationale instelling, die in naam van de internationale gemeenschap optreedt. Het World Tribunal on Iraq, met inbegrip van alle sessies, ontstond vanuit een moreel bewustzijn en politieke verontwaardiging, met betrekking tot de oorlog, van bezorgde burgers van over de hele wereld. Het Tribunaal stelde niet enkel belang in een debat betreffende de legaliteit. De legale onderwerpen waren relevant in de mate dat ze gewicht toevoegden aan de morele en politieke doelstelling van het Tribunaal: de oorlog in Irak in zijn hoedanigheid van oorlogsmisdaad voorstellen, en een beroep doen op en putten uit de diepe banden die ons allemaal in onze menselijkheid verbinden. Daarom zocht het Tribunaal naar getuigenissen en bewijzen om de dekmantel van het fatsoen, die door de agressors over de Iraakse oorlog geworpen werd, en de valse indruk die door de algemene media verspreid werd, nl. dat de Iraakse oorlog enigszins door politieke omstandigheden, morele overwegingen of wettelijke analyse gerechtvaardigd was, in vraag te stellen. Het WTI is een wereldwijd proces, gewijd aan de eis voor rechtvaardigheid in naam van de volkeren der aarde. Het wil de ernstige fouten, misdrijven en inbreuken die tijdens het proces dat tot de agressie tegen Irak, tijdens de oorlog en doorheen de er op volgende bezetting begaan werden, en in onverminderde woede tot op de dag van vandaag voortduren, optekenen. De rol van het internationaal recht wordt gezien in het licht van deze WTI-doelstellingen. De bekommernissen van het WTI reiken veel verder dan de eis voor de toepassing van het internationaal recht, vooral omdat een groot deel van dit recht tegenwoordig de belangen van rijkdom en macht dient. Het internationaal recht met betrekking tot het gebruik van geweld en de toevlucht tot oorlog is niettemin van belang voor het werk van het WTI. Het internationaal recht is nuttig voor het WTI om de volgende redenen: Het internationaal recht onderbouwt de politieke en morele eis om degenen, die verantwoordelijk zijn voor de Iraakse oorlog, aan te klagen en te vervolgen, en het verduidelijkt de uitbreiding van de aansprakelijkheid, zoals naar de aansprakelijkheid voor bedrijfs- en mediadeelname; Het internationaal recht verwerpt de gevaarlijke imperialistische beweringen van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, vrijgesteld te zijn van internationale wettelijke verplichtingen. Bovendien maakt het WTI gebruik van het internationaal recht om haar missie te vervullen: Het WTI verbindt een oproep voor globale gerechtigheid met een eis voor de toepassing van het internationaal recht, maar ook voor het opnieuw overdenken van de uitgangspunten en operaties van het internationaal recht, zodat het in de toekomst beter toepasbaar is voor het bereiken van menselijke veiligheid; Het WTI eist een onderzoek naar de reden waarom internationale instellingen, de Verenigde Naties in het bijzonder, machteloos bleken tegen het unilateralisme en de agressie van de VS; Het WTI dringt erop aan, dat de Verenigde Naties haar constitutionele verantwoordelijkheid uitoefent, teneinde haar leden te beschermen tegen agressie en illegale bezetting; Als vertegenwoordiger van de burgerlijke samenleving bezit het WTI de bevoegdheid internationale wettelijke verplichtingen vast te stellen en af te dwingen, wanneer staten en de Verenigde Naties verzuimen het internationaal recht met betrekking tot oorlog en vrede te handhaven. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen: inbreuken op het internationaal recht, inclusief het VN-Charter, door een staat en misdrijven in samenhang met deze inbreuken, gepleegd door politieke en militaire leiders, regeringsambtenaren, bedrijven en hun stafmedewerkers, soldaten en privé-aannemers, journalisten en mediapersoneel. Analyse van de wet Het internationaal recht bestaat uit (1) internationale verdragen, inclusief het VN-Charter [zie lijst van documenten]; (2) internationaal gewoonterecht [vooral met betrekking tot het gedrag van staten in oorlog]; (3) internationaal strafrecht [een ondercategorie van (1), steunend op verdragen en overeenkomsten tussen staten, en gebaseerd op het kader van het Nurnberg-oordeel van 1945, dat door middel van de goedkeuring van de Nurnberg-principes in 1946, Res.95(I), door de Algemene Vergadering van de VN unaniem bevestigd werd]. In de oorlog tegen Irak werd op drie principes van het internationaal gewoonterecht inbreuk gepleegd: (1) Evenredigheidsprincipe: geweld mag enkel gebruikt worden om geoorloofde wettelijke objectieven te bereiken, en dan enkel in de mate die door �militaire noodzakelijkheid� vereist is; (2) Onderscheidingsprincipe: het gebruik van geweld en wapens is enkel toegestaan tegen militaire doelwitten; indiscriminerende wapens en tactieken zijn verboden; (3) Menselijkheidsprincipe: geweld mag nooit toegepast worden om onnodig leed te veroorzaken, en de grootst mogelijke voorzorgen moeten genomen worden om de burgerbevolking, inclusief haar cultureel erfgoed, te beschermen. De oorlog tegen Irak is een inbreuk op de Nurnberg-principes, waaruit de volgende essentiële richtlijnen voortkomen (zoals de Commissie voor Internationaal Recht van de VN ze in 1950 formuleerde in antwoord op een verzoek van de Algemene Vergadering): Principe I Elke persoon die een daad begaat, die volgens het internationaal recht als een misdrijf is vastgelegd, is daarvoor verantwoordelijk en kan hiervoor bestraft worden; Principe II Het feit dat de interne wetgeving geen strafmaat voorziet voor een daad, die volgens het internationaal recht als misdrijf werd vastgesteld, ontdoet de persoon die de daad beging niet van zijn aansprakelijkheid volgens het internationaal recht. Principe III Het feit dat een persoon die een daad beging, die volgens het internationaal recht als misdrijf werd vastgesteld, handelde als staatshoofd of verantwoordelijke regeringsambtenaar, ontdoet hem niet van zijn aansprakelijkheid volgens het internationaal recht Principe IV Het feit dat een persoon handelde op bevel van zijn regering of van een superieur, ontdoet hem niet van de aansprakelijkheid volgens het internationaal recht, op voorwaarde dat hij in de mogelijkheid was een morele keuze te maken. Principe V Elke persoon, die aangeklaagd wordt voor een misdrijf volgens het internationaal recht, heeft recht op een eerlijk proces. Principe VI De hieronder vermelde misdrijven zijn strafbare misdrijven volgens het internationaal recht: a)Misdrijven tegen de vrede i. Plannen, voorbereiden, starten of voeren van een agressieoorlog of een oorlog in strijd met internationale verdragen, overeenkomsten of zekerheden; ii. deelname aan een gemeenschappelijk plan of een samenzwering om een van de in (i.) vermelde handelingen te volbrengen. b)Oorlogsmisdrijven Inbreuken tegen het oorlogsrecht en de oorlogsgebruiken, dewelke omvatten, maar niet beperkt zijn tot: moord, mishandeling of deportatie voor slavenarbeid of andere doeleinden van de burgerbevolking van of in bezet gebied, moord of mishandeling van krijgsgevangenen of personen op zee, gijzelaars doden, plunderen van openbare of private eigendommen, moedwillige vernieling van steden, gemeenten of dorpen, of verwoesting die niet door militaire noodzakelijkheid gerechtvaardigd is. c)Misdrijven tegen de menselijkheid Moord, uitroeiing, slavernij, deportatie en andere onmenselijke daden tegen een burgerbevolking, vervolging om politieke, raciale of religieuze redenen, wanneer zulke daden of vervolgingen gebeuren bij de uitvoering van of in verband met gelijk welk misdrijf tegen de vrede of gelijk welk oorlogsmisdrijf. Principe VII Medeplichtigheid bij het plegen van een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid, zoals ze uiteengezet zijn in Principe VI, is een misdrijf volgens het internationaal recht. Inbreuken en misdrijven I.De invasie van Irak op 20 maart 2003, samen met de voortdurende bezetting van Irak, vormt een inbreuk tegen de kernverplichting, vastgelegd in het Charter van de Verenigde Naties: internationale conflicten oplossen door middel van geweld of geweldsdreiging wordt onvoorwaardelijk verboden door Artikel 2(4) van het Charter; de enige uitzondering op dit verbod is, volgens Artikel 51, het recht van staten om in zelfverdediging tegen een voorgaande gewapende aanval te handelen, maar met de vereiste dat de verdedigende staat zijn bewering aan de Veiligheidsraad rapporteert; de beweringen van de VS/VK-regeringen, gebaseerd op doctrines van �preventie� of �preventieve oorlog�, hebben geen basis in het internationaal recht, en het bouwen op zulke schijnbare argumenten werd in geen geval door feiten ondersteund; zelfs indien er massavernietigingswapens in Irak bestaan hadden, zou dit geen wettelijke rechtvaardiging voor een inval geboden hebben; de bewering dat �regimewissel� het Iraakse volk van een dictatoriale heerschappij, strijdig met de mensenrechten, zou bevrijden, doet dit evenmin; Met betrekking tot Irak bestond er geen basis om zich op zelfverdediging te beroepen of te handelen op basis van een machtiging door de Veiligheidsraad; de invasie van Irak en de daaropvolgende bezetting van het land vormen een voortdurende agressie tegen een soevereine staat en een lid van de VN, en is in strijd met het internationaal recht; Het cumulatieve effect van deze inbreuken vormt een sterk feitelijk en wettelijk fundament voor de aanklacht tegen, en de veroordeling en bestraffing van, de individuen die verantwoordelijk zijn voor het plannen, starten en plegen van een agressiemisdrijf tegen Irak. II.De Iraakse oorlog door de aanvallende legermachten, in het bijzonder deze van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, en de erop volgende bezetting zijn in talrijke opzichten, waaronder de hierna vermelde, in strijd met het internationaal oorlogsrecht, zoals de Conventies van Genève betreffende het humanitair oorlogsrecht (1949), bijkomende protocollen van de Conventies van Genève (1977) en de conventies van Den Haag betreffende het oorlogsrecht (1899, 1907): gebruik van clusterbommen, napalm, verarmd uranium; bombarderen van burgerdoelwitten en -gebieden (bvb. markten, restaurants, mediafaciliteiten, religieuze en culturele sites); intensieve en indiscriminerende militaire operaties tegen verscheidene steden en gemeenten, die massaal burgerslachtoffers veroorzaakten (bvb. Najaf, Fallujah); herhaaldelijke en systematische toepassing van foltering en vernederende behandeling van Iraakse burgerslachtoffers en militair personeel, die gevangen zitten in de gevangenissen of in het geheim werden overgebracht naar andere landen, die gekend zijn voor foltering en ernstige gevangenisomstandigheden; volledig verzuim om de burgerbevolking en hun eigendommen en cultureel erfgoed te beschermen (schietpartijen aan de controleposten; invallen in de huizen; plundering van musea en andere culturele sites; weigering om de omvang van burgerdoden en schade te schatten) [zie vooral het algemeen artikel 3 van de Conventies van Genève, dat de plicht om in de mate van het mogelijke maatregelen te treffen om de burgerbevolking te beschermen] (De vierde Conventie van Genève specificeert in de artikels 47-78 eveneens de plichten van de bezettingsmachten); het cumulatieve effect van dit patroon van flagrante en uitgebreide inbreuken tegen het oorlogsrecht is het leggen van een fundament voor de aanklacht, veroordeling en bestraffing van de verantwoordelijke politici, leiders en uitvoerders op verschillende commandoniveaus; in artikel 1 van de Conventies van Genève staat te lezen: �De Hoge Contracterende Partijen, inclusief VS/VK, verbinden zich ertoe de onderhavige Conventie te respecteren en het respect ervoor te verzekeren onder alle omstandigheden.� De Amerikaanse wetsdeskundigen in het Bureau van de wetsraad in het Witte Huis, in het Departement van Justitie en in het Departement van Landsverdediging, die gunstig advies gaven voor de �legaliteit� van foltering en ander gedrag dat in strijd is met het oorlogsrecht, zijn de voornaamste doelen voor aanklacht en vervolging. III.De bezetting van Irak is een flagrante inbreuk op het Recht tot Zelfbestemming van het Iraakse volk: Artikel 1 van de Internationale Overeenkomst betreffende Economische, Sociale en Culturele Rechten en van de Internationale Overeenkomst betreffende Burgerlijke en Politieke Rechten (1966): �(1) Alle volkeren hebben het recht op zelfbestemming. Krachtens dit recht kunnen ze vrijelijk bestemmen over hun politieke status, en hun economische, sociale en culturele ontwikkeling nastreven�; Het is evident dat de bezetting door haar decreten, praktijken, de instelling van een interim-regering, gearrangeerde verkiezingen en procedure voor de opstelling van een grondwet inbreuk pleegde op het recht tot zelfbestemming van het Iraakse volk, een fundamenteel element van het internationaal humanitair recht. IV.De bezetting van Irak omvat massale misbruiken tegenover de Iraakse burgerbevolking, inclusief het wijdverspreid en doordringend teruggrijpen op foltering, de praktijk die onvoorwaardelijk verboden wordt door het internationaal recht: Artikel 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: �Niemand mag aan foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of straffen onderworpen worden.� [herhaald in artikel 7 van de Internationale Overeenkomst betreffende Burgerlijke en Politieke Rechten (1966), inclusief artikel 4(2), dat bevestigt dat er geen uitzonderingen zijn, zelfs niet in omstandigheden van oorlog of noodtoestand, en verder bevestigd in het ruim geratificeerde verdrag, �Conventie tegen Foltering en Andere Wrede, Onmenselijke of Vernederende Behandeling en Bestraffing� (1984)] V.De Verenigde Naties heeft verzuimd aan haar verplichtingen tegemoet te komen om soevereine staten, in het bijzonder haar lidstaten, te beschermen tegen inbreuken op hun wettelijke rechten tot politieke onafhankelijkheid en territoriale integriteit, door passief toe te laten dat Irak gedurende de twaalf jaar, voorafgaand aan de invasie van 2003, bedreigd en aangevallen werd. de UNSC hield tijdens de periode van 1991 tot 2003 de sancties tegen Irak, waarvan het genocidale effect aangetoond was, in stand; de UNSC onthield zich van elke afkeuring en preventie van herhaaldelijke luchtaanvallen boven Iraaks grondgebied gedurende de periode 1991-2003; de UNSC onthield zich van elke afkeuring en preventie van openlijke oproepen voor de omverwerping en vervanging van de Iraakse regering, evenals van de financiering en training van ballingen die zich aan de gewapende strijd wijdden; de UNSC verzuimde om de agressieve dreigingen en de start en uitvoering van een agressieve oorlog tegen Irak in 2003 te veroordelen en te voorkomen, en heeft tot op zekere hoogte meegewerkt met de illegale bezetting van Irak sedert de invasie. Conclusies 1. De Verklaring van de Jury is in overeenstemming met een objectief begrip van het internationaal recht, inclusief het VN-Charter. 2. De lidstaten van de Verenigde Naties en regeringen van soevereine staten hebben de wettelijke verplichting het Charter te handhaven, en respect voor het oorlogsrecht te verzekeren. 3. De drie categorieën van de Misdrijven van Nurnberg staan in verband met de invasie en bezetting van Irak. 4. Het Internationaal Strafgerechtshof zou de daders en collaborateurs voor deze agressie tegen Irak, en de ermee verbonden internationale misdrijven, die voortspruiten uit de erop volgende bezetting van het land, moeten aanklagen, vervolgen en bestraffen. 5. Het ICC zou moeten aangevuld worden door een speciaal gevormd internationaal tribunaal, met de bevoegdheid om de misdrijven die voor 2002, toen het ICC opgericht werd, en de misdrijven die verbonden zijn met staten die geen deel uitmaken van het ICC aan te klagen, te vervolgen en te bestraffen. 6. De Algemene Vergadering van de VN zou moeten worden aangezet om het internationaal recht met betrekking tot de oorlog tegen en de bezetting van Irak te handhaven. 7. Nationale rechtbanken die steunen op universele rechtspraak zouden moeten worden aangespoord om individuen die geassocieerd worden met de Nurnberg misdrijven in Irak aan een onderzoek en vervolging te onderwerpen. 8. Organen van de burgerlijke samenleving, inclusief het WTI, zouden moeten handelen om te verzekeren dat de aanbevelingen en besluiten van de Verklaring van de Jury onmiddellijk en correct worden toegepast. Aanhangsel: Lijst van wetsdocumenten Vierde Conventie van Den Haag, betreffende de Wetten en Gebruiken bij Oorlog op het Land (1907) Protocol voor het Verbod van het Gebruik van Verstikkende, Giftige, of Andere Gassen, en van Bacteriologische Methoden in Oorlog (1925) Algemeen Verdrag (�Pact van Parijs�) betreffende de Verwerping van Oorlog als een Instrument van Nationale Politiek (1928) Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) Conventies van Genève (i-iv) betreffende het Internationaal Humanitair Recht (1949) Principes van Nurnberg, erkend in het Charter van het Tribunaal en in het Oordeel van Nurnberg (1950) Conventie betreffende het Voorkomen en Bestraffen van het Genocidemisdrijf (1948) Conventie betreffende de Politieke Rechten van Vrouwen (1953) Gedragscode voor de Gewapende Machten van de Verenigde Staten van Amerika (1963) Internationale Conventie betreffende de Uitroeiing van alle Vormen van Raciale Discriminatie (1965) Internationale Overeenkomst betreffende Economische, Sociale en Culturele rechten (1966) Internationale Overeenkomst betreffende Burgerlijke en Politieke Rechten (1966) Amerikaanse Conventie betreffende Mensenrechten (1969) Conventie betreffende het Verbod op de Ontwikkeling, Productie en Opslag van Biologische Wapens en Toxische Wapens (1972) Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (�Verklaring van Algiers) (1976) Principes van Samenwerking bij de Opsporing, Arrestatie, Uitlevering en Bestraffing van Personen, schuldig aan Oorlogsmisdrijven of Misdrijven tegen de Menselijkheid (1973) Aan de Conventies van Genève (I-II) van 1949toegevoegd Protocol (1977) Conventie betreffende de Uitroeiing van Alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (1979) Afrikaans Charter betreffende Mensen- en Volkerenrechten (1981) Conventie tegen Foltering en Andere Wrede, Onmenselijke of Vernederende Behandeling en bestraffing (1984) Internationale Conventie tegen Recrutering, Gebruik? Financering en Training van Huurlingen (1989) Conventie van de Rechten van het Kind (1989) Conventie betreffende het Verbod op de Ontwikkeling, Productie, Opslag en het Gebruik van Chemische Wapens (1992) Verklaring voor de Bescherming van Oorlogsslachtoffers (1993) Het Statuut van Rome betreffende het Internationaal Strafgerechtshof (1998) Website: http://www.worldtribunal.org/ |