Hyperuitbuiting in Export Processing Zones jan buelinckx - 25.04.2004 13:51
In de maquila's of Export Processing Zones laten multinationale ondernemingen hun ware aard zien. In hun streven naar winstmaximalisatie zijn mensen van geen tel. Een verhaal over uitbuiting in het kwadraat. * Export Processing Zones ? Export Processing Zones (EPZ's) zijn speciale begrensde zones in een land waarin bedrijven die voor de export werken, van allerlei bijkomende voordelen genieten : kant en klare infrastructuur of goedkope bedrijfsgebouwen, vrijstelling van heffingen voor de invoer van kapitaalsgoederen, al of niet tijdelijke vrijstelling van bedrijfsbelastingen, beknotting van de arbeidsrechten (bv. verbod op vakbondsactiviteiten en stakingen). Volgens de onderzoekers Klak en Myers zijn EPZ's arbeidsintensieve productiecentra die ruwe materialen of grondstoffen invoeren en afgewerkte producten uitvoeren (1). In 2000 waren er in ongeveer 90 landen EPZ's. Deze speciale vrijhandelszones liggen zowel in ontwikkelinglanden als in geïndustrialiseerde landen. Zo zijn er in de VS zo'n 150 zones. De wereldhandelsorganisatie schat dat er in de zones 200 tot 250 miljard dollar wordt omgezet en dat neemt nog jaarlijks toe. Een belangrijke sector in de EPZ's is de textiel, vermits het een arbeidsintensieve industrie is. De grote concurrerende merken hebben in deze zones niet allemaal hun eigen fabrieken of sweatshops. De kleren worden vaak in dezelfde fabriek geproduceerd, aan elkaar gelijmd door dezelfde arbeiders, gestikt en gesoldeerd op dezelfde machines. In tegenstelling tot de fabrieken in de landen van oorsprong, zijn de gevels van de fabrieken in deze zones zelden voorzien van merknamen of logo's (2). Er zijn drie grote redenen waarom deze vrijhandelszones zo populair zijn : 1. het grote schuldprobleem van de ontwikkelingslanden sinds de jaren 1980, waardoor ze zich genoodzaakt voelen om de economie te openen om aldus een versnelde industrialisatie door te voeren (meestal onder druk van Wereldbank en IMF) ; 2. de verspreiding van het neoliberale gedachtengoed sinds de jaren 1990, waarbij de nadruk werd gelegd op het opengooien van de markten, het promoten van buitenlandse investeringen en het uitbouwen van niet-traditionele export (cfr. Washington-Consensus) ; 3. de zoektocht van multinationale ondernemingen (MNO's) naar goedkope arbeid en naar kostenbesparende locaties om de winstmarges te vergroten (3). Vooral door het schrijnend gebrek aan sociale rechten zijn de EPZ's in de aandacht gekomen. In deze zones heersen arbeidsomstandigheden zoals wij die nog uit de tijd van priester Daens kennen : werkdagen van 12 of 14 uren, zeer lage lonen, geen verluchting in de fabriek, amper pauzes en verbod op syndicale actviteiten. De MNO's zijn hiervoor verantwoordelijk. Zij willen hun winsten zodanig vergroten, waardoor ze zich genoodzaakt voelen om deze hyperuitbuiting te organiseren. De overheden van de gastlanden knijpen graag een oogje dicht voor de buitenlandse investeerders. Een goed voorbeeld van deze uitbuiting zijn de maquila's in Centraal-Amerika. * Maquila's : Export Processing Zones in Centraal-Amerika. Eén van de grootste EPZ ter wereld is die aan de grens tussen Mexico en de Verenigde Staten van Amerika. In dit grensgebied zijn er 13 steden met een EPZ status en dit reeds sinds 1965. De bedrijven en fabrieken in deze zone worden maquila's of maquiladora's genoemd. Ook in de andere landen van Centraal-Amerika zoals Honduras en El Salvador zijn er vele maquila's of vrijhandelszones. In de meeste gevallen gaat het om textielfabrieken die voor grote merken zoals GAP produceren. Driekwart van de arbeiders die in deze fabrieken werken zijn vrouwen, vooral jonge vrouwen met een lage opleiding en weinig werkervaring. Dat is uiteraard geen toeval. Het stikken en naaien vereist precisie, snelheid en handigheid en daar zijn vrouwen - volgens de buitenlandse ondernemers - veel beter in. Ze zijn ook goedkoper dan mannelijke arbeidskrachten. Met het loon dat de vrouwen krijgen, komen ze amper rond. Daarom zijn ze haast gedwongen om zeer lange werkdagen te kloppen, soms tot 14 uur. De meeste vrouwen werken zo'n 50 tot 70 uur per week, fors langer dan de internationaal aanvaarde werkweek van 48 uur. Van werkzekerheid is helemaal geen sprake. Wie niet rendeert, wordt van de ene op de andere dag op straat gezet. Regelmatig sluiten de bedrijven ook hun deuren om dan ergens anders weer opgericht te worden. Het werk zelf is ook fysiek zwaar en geestelijk afstompend. De werkplek blinkt helemaal niet uit in veiligheid en hygiëne. In vele fabrieken is amper verluchting en zitten de arbeidsters bijna op mekaars schoot om hun werk uit te voeren. Vorig jaar getuigde een syndicaliste uit Honduras nog op het Belgisch Sociaal Forum over de schrijnende toestand in de maquila's. Zij vertelde daar onder andere het choquerende verhaal over amfetamines die in het drinkwater worden gedaan om de arbeidsters beter en sneller te doen werken. Zij getuigde ook over hoe moeilijk het is om als vakbondsafgevaardigde te werken. Wie zich engageert in de vakbond botst vaak op bedreigingen, intimidaties, ontslag of zelfs bruut geweld. Vele arbeidsters zijn dan ook bang om zich te organiseren. Vaak hebben ze ook amper toegang tot informatie, omdat ze zo kort of niet naar school zijn geweest. De overheden kijken stilzwijgend toe, want in hun optiek brengen de buitenlandse investeerders 'ontwikkeling' tot stand. Gelukkig blijven er arbeiders en arbeidsters opstaan om zich te organiseren of om aan te sluiten bij vakbonden, ook al riskeren ze daarbij hun job en hun fysieke integriteit. In El Salvador bijvoorbeeld probeert de Federatie van Onafhankelijke Associaties en Vakbonden de arbeidsters in de maquila's bewust te maken om zich te organiseren en te verzetten tegen de uitbuiting en de willekeur van de ondernemers. Ook in de andere Centraal-Amerikaanse landen trachten de vakorganisaties de strijd te voeren voor betere arbeidsomstandigheden en voor naleving van de internationale arbeidsnormen, zoals opgelegd door de Internationale Arbeidsorganisatie. * Vechten voor arbeidsrechten In de maquila's en in de andere EPZ's wordt dus wel degelijk strijd geleverd voor betere arbeidsvoorwaarden en voor meer sociale rechten. Deze strijd is hard en men botst zeer vaak op een meedogenloze repressie. Toch loont het om te vechten voor verbetering. In Bangladesh bijvoorbeeld heeft de regering na 20 jaar beslist om in zijn 6 EPZ's waar ongeveer 130.700 mensen werken, vakbonden toe te laten (4). Helaas is dit geen duurzame garantie voor de werknemers. De buitenlandse investeerders in de Bengaalse zones protesteerden onmiddelijk tegen de beslissing van de regering en dreigen ermee om op termijn uit Bangladesh te vertrekken. Het is hetzelfde verhaal als bij ons. Wanneer een MNO haar zin niet krijgt, dreigt die onmiddellijk met delokalisatie en grootschalige afdankingen. Daarom is het zo belangrijk dat syndicale organisaties en andersglobalisten zich internationaal versterken en organiseren, opdat MNO's het moeilijker zouden krijgen om te kiezen waar ze op de meest voordelige manier de mensen kunnen uitbuiten. Het is enkel door een wereldwijde solidariteit dat deze praktijken een halt kunnen toegeroepen worden. * Noten : (1) Zie : KLAK, T. (ed.), Globalization and Neoliberalism : the Caribbean Context, Lanham, MD, Rowman & Littlefield, 1998. (2) Zie : KLEIN, N., No Logo. (3) Zie : GWYNNE, R.N., Export processing zones and free trade zones. In : DESAI, V. & POTTER, R.B. (ed)., The Companion to Development Studies, London, Arnold, 2002, pp. 201-206. (4) In : Ons Recht, maandblad van LBC-NVK, februari 2004, p. 21. (rubriek 'Over de grenzen') E-Mail: janbuelinckx@yahoo.com |