| |
Recensie Ecologie en burgerschap (D Holemans) Peter Tom Jones - 16.03.2004 19:20
Hier volgt een recensie van Dirk Holemans’ essay Ecologie en burgerschap* (1999/2003). Ecologie en burgerschap: Pleidooi voor een dialogische democratie Peter Tom Jones Enkel als burgers medeparticipanten worden aan het beleid kan er een maatschappelijk draagvlak ontwikkeld worden om ecologische trendbreuken te realiseren en bestaat de kans dat beleidsmaatregelen gepaard gaan met de noodzakelijke wijzigingen in levensstijl. In een notendop vormt dit de boodschap van Dirk Holemans’ essay Ecologie en burgerschap* (1999) waarvan recent een tweede editie verscheen. De vernieuwde belangstelling voor dit boek vindt wellicht gedeeltelijk zijn verklaring in het feit dat Holemans gedurende enkele maanden als politiek secretaris van Agalev fungeerde. Het spreekt voor zich dat een bespreking van dit boek niet losgekoppeld kan worden van de turbulentie waarmee de Vlaamse groenen sinds de laatste federale verkiezingen geconfronteerd werden. Van Agalev naar Groen! Als een donderslag bij heldere hemel veegde de verkiezingsuitslag van 18 mei de Vlaamse groenen bijna volledig van de kaart. De klap kwam hard aan en bracht een totale reorganisatie teweeg binnen de partij. Na het ontslag van politiek secretaris en roerganger Jos Geysels moest de partij dringend op zoek naar een nieuwe kapitein om het zwalpende schip terug onder controle te krijgen. Enkele weken nadien werd Holemans verkozen tot nieuw politiek secretaris. Al snel bleek dat intelligentie geen voldoende voorwaarde is om een goed figuur te slaan in de overgemediatiseerde politiek van de 21e eeuw, waar inhoud het moet afleggen tegen verpakking en populisme schering en inslag is. Net voor het partijcongres van 15 november 2003 gooide Holemans de handdoek in de ring. Agalev doopte zich om in Groen! en keerde zich in niet mis te verstane bewoordingen af van een kartel met de SP.A. Good old Vera Dua nam de handschoen terug op en werd met 94% van de stemmen tot voorzitster verkozen. De Renaissance kon beginnen. Hoewel hij politiek op een zijspoor werd gezet, blijft Holemans achter de schermen prominent aanwezig. Zijn scherpe pen is bepalend geweest voor de totstandkoming van het nieuwe manifest van Groen! (‘De economie radicaal vernieuwen, om beter te leven’), waarvan de inhoud suggereert dat de groenen voortaan een meer eenduidige (lees: groen-links-progessieve) politieke boodschap willen uitzenden. Gedaan met loze slogans zoals ‘noch links, noch rechts, maar vooruit’. Groen! pleit nu voor een ‘andere economie’ ook al blijft er veel vaagheid bestaan over hoe deze er precies zal uitzien. Om de huidige koers van Groen! beter te begrijpen, loont het alleszins de moeite een blik te werpen op de voornaamste gedachtegangen van Holemans essay Ecologie en burgerschap, dat op geen enkele manier aan actualiteit heeft ingeboet. Holemans vertrekt vanuit de vaststelling dat ondanks het verschijnen van tal van wetenschappelijke rapporten (cf. milieuprogramma van de VN, Worldwatch Institute, VN-klimaatpanel) over de toestand van de aarde en allerlei inspanningen op beleidsvlak, het nog steeds bergaf gaat met natuur en milieu. Hij vraagt zich af waar het beleid tekortschiet en maakt zich de bedenking of de huidige representatieve democratie een geschikt kader vormt om het roer om te gooien. De risicomaatschappij Wanneer Holemans gewag maakt van de ecologische crisis, dan heeft hij het duidelijk over meer dan milieuvervuiling: ‘De term wijst erop dat het huis (oikos) waarin we leven minder en minder leefbaar wordt, dat door ons eigen toedoen de kwaliteit van het leven daalt’. Democratische innovaties vormen een noodzakelijke voorwaarde om vat te krijgen op dit probleem. In een snel veranderende wereld is dat niet evident. Holemans biedt een uitstekend overzicht van de wijzigingen die zich in ijltempo hebben voltrokken: de neoliberalisering van de maatschappij; de totstandkoming van de ‘risicomaatschappij’ waarin naast de verdeling van de klassieke sociaal-economische risico’s nu ook de ongelijke verdeling van de ecologische risico’s op het voorplan treden; de achteruitgang van het milieu en de daarmee gepaard gaande ecologische schuld van het Noorden aan het Zuiden en de toekomstige generaties; het diffuse karakter van vele milieuproblemen dat contrasteert met de kortetermijnhorizon én het overwegend nationaal kader van het politieke systeem; het achterhaalde vooruitgangsgeloof van het Wetenschappelijk-Technologisch-Kapitalistisch bestel; de afhankelijkheid van economische groei; etc. Volgens Holemans blokkeren deze elementen de weg naar trendbreuken in het beleid: ‘De politiek van het haalbare laat niet toe op doortastende wijze fundamentele problemen aan te pakken. Daarenboven zit ze gevangen in oude gedachten…’ Dialogische democratie Een toekomstgerichte democratie staat daarom voor een paradoxale opdracht. Hoe kan in een geïndividualiseerde maatschappij de notie van ‘algemeen belang’ opnieuw aan betekenis winnen? Om deze paradox op te lossen, verdedigt Holemans het concept van dialogische (deliberative) democratie. Een draagvlak voor de adequate aanpak van de ecologische crisis kan pas verkregen worden als burgers participanten worden in het beleid en dit in geheel het beleidsproject: ‘Een dialogische democratie zoekt creatieve oplossingen, die voortvloeien uit het gezamenlijk én openlijk discussiëren, oordelen én handelen van burgers en/of maatschappelijke actoren’. We horen hier een echo van de participatieve democratie zoals die tot wasdom is gekomen in de Braziliaanse deelstaat Rio Grande do Sul. Schatplichtig aan Hannah Arendt wijst Holemans op het belang van publieke ruimtes die ‘dienen om de huidige representatieve democratie tot een dialogische democratie te verbreden’. Dialogische democratie incorporeert een nieuwe visie op de overheid. Holemans: ‘De fundamentele vraag is niet: ‘Meer of minder overheid?’, maar wel: ‘Meer of minder democratie?’ De overheid is daarbij niet de top van de piramide maar veeleer de plaats van metasturing of sturing vanop afstand: dit doet ze niet op zichzelf, maar op een open dialogisch-democratische wijze. Diffuus karakter milieuproblemen Belangrijk is dat Holemans uitdrukkelijk wijst op het belang van langetermijndenken en collectief handelen om oplossingen te vinden voor complexe milieuproblemen. Het feit dat deze problemen doorgaans een in tijd en ruimte diffuus karakter vertonen, leidt ertoe dat mensen in de meest verafgelegen plaatsen ter wereld blootgesteld worden aan bijvoorbeeld chemische vervuiling die elders ter wereld werd veroorzaakt. Zo stonden wetenschappers perplex toen zij in de moedermelk van Inuit-vrouwen in Noord-Canada de hoogst ooit gemeten PCB-concentraties aantroffen. Stoffen zoals PCB’s zijn in staat afstanden van duizenden kilometers te overbruggen. Eens ze vrij in het milieu circuleren, verdampen ze en ‘reizen’ ze via de luchtstromingen naar koudere gebieden waar ze vervolgens condenseren. Dit proces heeft met zich meegebracht dat PCB’s zich konden bioaccumuleren in de poolstreken, vooral dan in het vetweefsel van zoogdieren die bovenaan de voedselketen staan. Het onderzoek toonde helaas aan dat de borstklieren van de Inuitvrouwen éénzelfde lot beschoren waren. In vele gevallen is er echter ook sprake van een tijdseffect. Zo zijn vandaag een groot deel van de slachtoffers van de kernramp in Tsjernobyl nog zelfs niet geboren. Dit maakt dat het bij tal van problemen schier onmogelijk is een duidelijk oorzakelijk verband te bewijzen tussen daden en gevolgen. Omdat eigenlijk iedereen verantwoordelijk is (maar niet iedereen in gelijke mate), wordt niemand feitelijk aansprakelijk gesteld en kan iedereen de schuld voor de huidige ontwikkelingen afschuiven op de anderen … en de toekomstige generaties. Gelet op het feit dat in de meeste landen het strafrecht een schuldstrafrecht is, moet bewezen worden dat natuurlijke personen een persoonlijke, individuele fout hebben begaan. En u begrijpt het al: met vele milieuproblemen is dat net onmogelijk. Holemans stelt in dit kader dat de invoering van ‘objectieve aansprakelijkheid’ voor het herstel van milieuschade een stap vooruit kan zijn: ‘De vervuiler wordt dan aansprakelijk gesteld, ook als hij niet onzorgvuldig gehandeld heeft’. Ecologisch burgerschap Zoals de titel van Holemans’ essay doet vermoeden, gaat een gewichtig deel van zijn boek uit naar het concept ‘ecologisch burgerschap’. Holemans polemiseert hier met twee andere klassieke opvattingen: het smalle burgerschap van de liberale traditie en het enge burgerschap van de gemeenschapsdenkers. Ecologisch burgerschap daarentegen ‘hecht grote waarde aan verbondenheid maar waakt erover dat deze banden niet knellen. (…) mensen zijn geen eilanden, maar bouwen hun identiteit op in relatie tot hun medemens en hun natuurlijke omgeving.’ Dit behelst niet alleen negatieve vrijheid (‘bescherming tegen inmenging door de anderen’) maar ook positieve vrijheid, vrijheid om te participeren. Vooral in het kader van de onduurzaamheid van de westerse levenswijze is het belangrijk om erop te wijzen dat de liberale vrijheid onverzoenbaar is met de realiteit van de eindigheid van de beschikbare milieugebruiksruimte. De vrijheid van de ene om excessief te consumeren – de 20% rijksten zijn vandaag verantwoordelijk voor 80% van de mondiale consumptie – gaat dus onverwijld ten nadele van de vrijheid van de andere (en de toekomstige generaties). Welvaart die niet te veralgemenen is zou men als ‘ondemocratisch’ moeten bestempelen. Aangezien burgers niet enkel leven in een natiestaat maar ook deel uitmaken van de wereldgemeenschap en op vele vlakken (bv. klimaatvraagstuk, waterproblematiek, gat in de ozonlaag) zullen moeten samenwerken met burgers uit andere delen van de wereld, met andere culturen etc. zal ecologisch burgerschap ook meervoudig moeten zijn. Ecodemocratie In het laatste deel van het boek stelt Holemans zich de vraag hoe ecologisch burgerschap zich verhoudt tot wetenschap, technologie en economie. Gelet op de complexiteit van milieuproblemen wijst hij op het gevaar van de technofix (de idee dat men complexe problemen louter met technologische middelen te lijf kan gaan) en verwerpt hij de ‘technocratische verleiding’: ‘expertocratie’ leidt tot apathie bij de bevolking. In tegenstelling tot de karikatuur die men graag maakt van groene denkers, behelst dit geen antiwetenschappelijk denken dan wel een pleidooi voor foutvriendelijke, zachte en democratische technologieën waarvan de impact maximaal omkeerbaar moet zijn. In de risicosamenleving kan men er niet omheen dat er steeds risico’s zullen bestaan; men moet echter op zijn hoede zijn om de verschillende risico’s veroorzaakt door diverse technologieën niet aan elkaar gelijk te schakelen. Waar mogelijk moet men dus resoluut kiezen voor het minimaliseren van de risico’s. Veeleer dan een antimodernistisch standpunt in te nemen, pleit Holemans voor een ‘reflexieve modernisering’: een modernisering die zichzelf in vraag durft stellen en kanttekeningen plaatst bij een blind, lineair geloof in de vooruitgang, zoals dat al te nadrukkelijk aanwezig is bij figuren zoals Björn Lomborg, bête noir van de milieubeweging wegens zijn auteurschap van het ook in wetenschappelijke kringen verfoeide The Sceptical Environmentalist. Een van de grote vragen blijft natuurlijk hoe de economie ecologisch duurzaam kan gemaakt worden. Volgens Holemans moet men ‘sturen vanop afstand’. Ten aanzien van het bedrijfsleven valt deze metasturing uiteen in twee luiken: op microniveau betekent dat een versterkte milieuwetgeving (terugnameplicht producenten, verplichte garantieperiode), een heroriëntatie van productiemethodes (modulair opbouw van producten) en een vergroening van de fiscaliteit; op macroniveau moet de maximale milieugebruiksruimte voor de economie in haar geheel vastgelegd worden. Holemans herkent zich in de visie van de ecological economics van de Amerikaanse econoom Herman Daly die pleit voor een steady-state economie: dit is een economie die de eindigheid van het ecologisch draagvlak mee in rekening brengt. Daly maakt een onderscheid tussen drie vraagstukken: toewijzing, verdeling én schaal (totale gebruik door de economie). Met Daly pleit Holemans voor een ecologisch ingeperkte markt. Alleszins blijven er vragen bestaan bij de haalbaarheid van een ‘natuurlijk kapitalisme’. Is een duurzame economie mogelijk zolang het economisch wereldsysteem wordt aangedreven door een Grow or die-logica. Pragmatisme en dialoog Wat er ook van zij. De realiteit dwingt ons pragmatisch te zijn. Enerzijds pleiten de rapporten van het milieuprogramma van de VN voor een daling van tachtig tot negentig procent van het milieubeslag van de ‘transnationale consumptieklasse’. Anderzijds stelt men vast dat de brede middenklasse van de westerse samenleving weinig aanstalten maakt om van levensstijl te veranderen. Vandaar het immense belang van Holemans concept van de noodzaak van een dialogische democratie: ‘En niemand belooft dat die ommezwaai pijnloos zal verlopen. Slechts weinigen geloven dat politici, met het oog op hun herverkiezing, staan te springen om eenzijdig trendbreuken op te leggen. Daarom zullen enkel die maatregelen effect sorteren waartoe burgers in geheel het besluitvormingstraject hebben bijgedragen.’ De hamvraag blijft echter hoe men het maatschappelijk draagvlak kan creëren voor de radicale wijzigingen die vereist zijn om het tij te keren. Getuige daarvan de politieke afslachting van de Vlaamse groenen die, van zodra zij poogden enkele minimale beleidswijzigingen door te voeren, onmiddellijk het etiket ‘regelneven’ opgeplakt kregen. De lokroep die uitgaat van de huidige consumptiesamenleving kan niet onderschat worden: zij beperkt de mogelijkheidsvoorwaarde tot identiteitsopbouw buiten de markt en resulteert in de krimpende dialoogruimte in onze gemediatiseerde democratie. Precies vanwege deze paradox lijkt het me van vitaal belang het strijdperspectief sterker te benadrukken. Indien je op beleidsniveau au sérieux wil genomen worden, dan heb je juist nood aan een sterke buitenparlementaire voet om op te staan. Investeren in de uitbouw van macro- en micropolitieke basisbewegingen is de enige weg voorwaarts. Hoop doet leven Met Holemans ben ik het alleszins eens dat de menselijke toekomst, hoezeer sommigen ook menen dat ze gesloten is, principieel open blijft en door ieder van ons mede te beïnvloeden is, ondanks de precaire situatie waarin de mensheid en het aardse tranendal zich vandaag bevinden. Hoop doet leven: het behelst daarbij geen hoop die ontspringt uit de zekerheid van het gewenste eindresultaat, maar integendeel uit het vertrouwen in de noodzaak van het project. Hier en nu. *Dirk Holemans, Ecologie en burgerschap: pleidooi voor een nieuwe levensstijl, (tweede druk), Argus/Pelckmans, Antwerpen, 2003. Peter Tom Jones (1973) is Burgerlijk Ingenieur Milieukunde, Doctor in de Materiaalkunde en werkzaam als post-doctoraal onderzoeker aan de KULeuven. Hij is actief binnen de wetenschappelijke raad van ATTAC-Vlaanderen, publiceerde in diverse tijdschriften en is co-auteur van Ya Basta! Globalisering van onderop (2002) en Esperanza! Praktische theorie voor sociale bewegingen (2003). Dit artikel verscheen in Aktief, Nr. 1, 2004, 35-38. Een electronische versie is ook beschikbaar op http://www.yabasta.be. (Aktief is het ledenblad van het Frans Masereelfonds vzw, info: Kazernestraat 33, 1000 Brussel, 02/5023880) E-Mail: peter tom jones Website: http://www.masereelfonds.be/ |
Lees meer over: globalisering natuur, dier en mens wereldcrisis | aanvullingen | | |