Einde aan de slechte tijden vertaler - 14.01.2004 16:53
Deze tekst, van de Amerikaan Charles Lutwidge, is in het Engels te vinden op internet. Het gaat om een heldere uiteenzetting van het sociale project van een links-communistische beweging, een beweging die net als anarchisme een levendige vorm van zelfbestuur wil realiseren. Nawoord van de groep “Social reproduction”, die de tekst op internet gezet heeft: We reproduceren hier “Een bescheiden voorstel…” omdat het voor zover we weten onbeschikbaar is geworden – ten minste in dit land. Het artikel beschrijft enkele sociale en politieke perspectieven waar we het in het algemeen mee eens zijn: de vervreemding die alle sociale activiteit vandaag doordringt, zelfs die van revolutionaire groepen; de noodzaak van nutteloze bureaucratie voor een systeem waar winstgevende nutteloosheid voorrang heeft op onwinstgevende behoeften; de aanwezigheid van “Links” en hun bijdrage aan de bestendiging van kapitalisme door de trends naar grotere centralisatie van controle in de hand van de staat te bevorderen; hoe de communistische beweging zichzelf liet zien in het verleden, hoe ze neergeslagen werd en weer tevoorschijn kwam; het belang van authoritaire conditionering; en een ruwe schets van hoe er een einde zou kunnen komen aan de Slechte Tijden. Een bescheiden voorstel om een einde te maken aan de slechte tijden (1975, Palo Alto) De instorting van de wereld zoals we die kennen is al begonnen. Iedereen weet dit. Iedereen voelt het in zijn botten. Alle pogingen om het te ontkennen zijn genoeg om het te bewijzen. Het is alsof iedereen ergens op wacht maar niemand weet waarop wat. Of ik nu ronddwaal in de stad of in de kerkhof-achtige buitenwijken, dit gevoel van wanhoop lijkt iedereen in zijn slaap te achtervolgen. Ondertussen raken we alleen meer van elkaar geïsoleerd. Wanneer ik iemand op straat ontmoet hebben we elkaar in feite niks te zeggen om dat er in feite niks gebeurd is. Dus worden lege woorden uitgewisseld en gaan we ongemakkelijk weer onze weg. Niemand lijkt meer te genieten van wat dan ook. Niemand weet nog waarom ze leeft. Wat iedereen wel weet, is dat deze maatschappij uit elkaar valt, en dat alle pogingen om haar bijeen te houden haar alleen afzichtelijker maken. Zo ver terug als ik mij kan herinneren, spendeert iedereen het grootste deel van zijn leven aan opofferingen om te overleven. Er was, natuurlijk, altijd een bepaalde mate van marginale vrijheid maar zelfs dit is nu bezig te verdwijnen. En terwijl politici praten over de noodzaak van nog meer opofferingen, blijven de massamedia deze ellende op alle mogelijke manieren verheerlijken. Het is niet dat de dingen vroeger zo prachtig waren. Maar misschien hadden nooit eerder zoveel mensen het gevoel dat alles zo doelloos is –- dat elke dag als de vorige is, alleen een beetje vervelender, een beetje leger, een beetje vermoeiender. Vast en zeker schuilt er in elk van ons een subjectieve passie zoals we bijvoorbeeld ervoeren als kind, maar waar we uit schaamte jarenlang niet aan gedacht hebben; het verlangen om altijd verliefd te zijn; het soort inspiratie die wanneer ze vrijgemaakt wordt bergen kan verzetten en de wereld kan verbouwen. Op het moment wordt onze energie steeds verbruikt om de dingen precies hetzelfde te houden. Kunstenaars hebben niets meer uit te drukken dan hun leegte, en de leegte van een maatschappij die geen reden meer kan vinden om te bestaan. Uit de muziek is alle plezier verdwenen. Alle nieuwe methoden en quasi-technische perfectie kunnen geen vervanging bieden voor de totale afwezigheid van inspiratie. En de bedachte oplossingen zijn doorgaans slechter dan de kwaal. “Vrije tijd” wordt al net zo vervelend als werk. Al het “probleemoplossend vermogen” van sociologen, economen, psychologen en stadsplanners is alleen maar een middel om de vernedering die we elke dag meemaken te verzachten, acceptabeler te maken. Maar ik weet dat deze ellende slechts doorgaat zolang wij het toestaan. Het spektakel is als een supermarkt van valse alternatieven. Ondanks de veronderstelde “tegenstelling” tussen kapitalisme en “Communisme”, is het een verschil als tussen Pepsi Cola en Seven Up. “Communisme” – zoals het bestaat [bestond – etc.: de tekst is geschreven in 1975] in Rusland, China, Cuba, Vietnam, etc. – is niet meer dan een door de staat gemonopoliseerde vorm van kapitalisme. Maar of je leeft onder privaat-bedrijfskapitalisme of bureaucratisch staatskapitalisme, in wezen is het dezelfde oude shit. Overal verkopen mensen hun leven om te overleven. Overal is het dagelijks leven gereduceerd tot een magere reeks vernederingen. Zelfs in “vrije tijd” is er geen vrijheid. Onze hele omgeving is geproduceerd in een vervreemde vorm. En nu, terwijl dit wereldkapitalisme uit elkaar valt, vertellen zijn vertegenwoordigers ons dat het onze schuld is, en dat we te “hebberig”, te “zelfzuchtig”, te “rijk” zijn. Maar er is niets mysterieus aan de huidige crisis van sociale productie. Het is niets anders dan het resultaat van de tegenspraak tussen de productiekrachten [1] en de sociale productieverhoudingen. Het kapitalisme is een belemmering geworden voor ons bestaan en voor onze ontwikkeling als werkelijk menselijke wezens. Maar kapitalisme is slechts de hoogste vorm van de productie van waren [2] (ruilwaarde). Duizenden jaren hielp de waar-vorm de productieve krachten te ontwikkelen en zo de voorwaarden te leggen voor een werkelijk vrije maatschappij, maar vandaag is het een limiet geworden (in feite de laatste limiet) op onze verdere ontwikkeling als mensen. Hoewel deze tegenspraak bestaat in elk deel van de wereld, is ze eerst en vooral zichtbaar in de meest geavanceerde en overontwikkelde landen (in het bijzonder de V.S.). De actieve tegenspraak kan voortdurend waargenomen worden in de meest gebruikelijke handelingen van ons alledaagse leven. Elke keer als je in de rij staat in een supermarkt, doe je dit niet om een productieve of sociaal nuttige functie te vervullen. De enige reden om er te staan is om te betalen voor het eten, dat net zo smakelijk zou zijn als je er niet voor zou betalen. Maar tenzij je ervoor betaalt, kan het zich niet realiseren als waar, als ruilwaarde. In termen van zijn sociale gebruikswaarde zou het veel eenvoudiger zijn en veel efficiënter als je er gewoon mee naar buiten zou lopen. (Wel voorkomen dat je betrapt wordt!) Maar ruilwaarde is niet simpelweg een bijkomstigheid van een anderszins neutrale werkelijkheid. Het tegendeel: waarde is de motiverende kracht van alle productie in kapitalistische verhoudingen. Alles wordt geproduceerd als waarde en zijn gebruikswaarde wordt dienovereenkomstig gevormd. Het is dan ook geen toeval dat alles ontworpen wordt om kapot te gaan of weggegooid te worden, dat “onderwijs” zo waardeloos is als het is, of dat “cultuur”, “kunst” en “entertainment” zo ongeïnspireerd zijn geworden. Het geheel van de bestaande productiewijze is specifiek kapitalistisch. Als we aan het werk zijn ervaren we geen enkele vrijheid of zelfexpressie van wat voor soort dan ook. De enige reden dat we werken is om betaald te worden. En als we klaar zijn met werken dan zijn we nog steeds vervreemd – d.w.z. hebben we nog steeds weinig of geen controle over de omstandigheden die bepalen hoe we onze tijd besteden. Zo kan “vrije tijd” gebruikt worden voor niets anders dat een herhaling van de meest vervelende en zinloze trivialiteiten – zoals winkelen, saaie tv-programma’s kijken, etc. Zelfs als we eten en slapen – zuiver menselijke bezigheden – zijn we nog steeds alleen maar aan het herstellen, ter voorbereiding op meer vervreemd werk. Naarmate de tegenspraak explicieter wordt, zien we de tendens van krimpende sociale reproductie. In veel delen van de wereld ontdekken kapitalisten dat ze meer kunnen verkopen (in geld gesproken) door minder te produceren – vandaar de zogenaamde “tekorten” van verschillende soorten, evenals de stijgende prijzen [dit verwijst o.a. naar de inflatie van brandstof, voedsel en dergelijke in het Nixon-tijdperk]. Ze vinden minder winstgevende sectoren waar ze de arbeidsbevolking aan het werk kunnen zetten (vandaar “werkloosheid”). De zwakste elementen van kapitalisme zijn hard bezig het geheel naar de historische vuilnishoop te stuwen: meer en meer kleine winkeleigenaars gaan ten onder (maak maar eens een wandeling naar het stadscentrum en kijk naar alle opheffingsuitverkopen), kleinere bedrijven gaan bankroet of worden uitgekocht. De meest geharde vorm van kapitalisme zal waarschijnlijk ontstaan in landen waar de verst ontwikkelde staats-rationalisering van het accumulatieproces bestaat (bv. China), dat wil zeggen in de zogenaamde “Socialistische” en “Communistische” landen. Terwijl de instorting elke dag duidelijker wordt, haasten woordvoerders van alle verschillende facties van Kapitaal zich om te concurreren met hun respectievelijke “verklaringen”. En alsof de “tegenstelling” tussen “progressieven” en “conservatieven” niet absurd genoeg was, heeft het circus het officiële “Links” toegevoegd als een nog komischer schouwspel. Voor “Links”, vanzelfsprekend, is het probleem van privaat kapitalisme enkel dat het niet doet wat het geacht wordt te doen op zijn eigen voorwaarden – dat er niet genoeg “banen” zijn, dat mensen geen “eerlijke” lonen krijgen die hoog genoeg zijn om hun leven voor te verkopen, dat vrouwen en mensen in de “derde wereld” niet een eerlijk deel van de algemene ellende krijgen, dat kapitaalaccumulatie niet vredig zijn gang gaat zoals zou moeten. De “Linkse” mensen begrijpen zo weinig van de feitelijke werking van kapitalisme dat als ze haar neiging tot centralisatie en monopolisering naar een extreem niveau duwt zoals in Rusland of China, deze figuren geloven dat het niet langer kapitalisme is. Ongeacht hun zelfbenoemde “radicalisme” zijn ze werkelijk de meest toegewijde conservatieven. En terwijl kapitalisme – de hoogste vorm van de hierarchische maatschappij – uitelkaar valt, proberen ze plichtsbewust nieuwe manieren te vinden om haar bij elkaar te houden. Maar alle verwarring die door “Links” en “Rechts” samen gesticht wordt kan niet eeuwig het feit verbergen dat sinds het begin van kapitalisme er een werkelijke beweging is geweest voor een nieuwe en werkelijk menselijke manier van leven, voor een maatschappij waarvan de volledige ontwikkeling van elk individu het algemene beginsel vormt. Deze beweging is keer op keer weer opgestaan. Iedere keer is zij neergeslagen, maar alleen om opnieuw tevoorschijn te komen, misschien jaren of tientallen jaren later. En bijna iedere keer dat ze tevoorschijn kwam in de twintigste eeuw hebben “Links” en “Rechts” een heilige alliantie gevormd om haar te onderdrukken. In Rusland, bijvoorbeeld, te midden van de hongersnood en de algemene instorting van productie die plaatsvond tijdens de Eerste Wereldoorlog en de Burgeroorlog die erop volgde – namen de arbeiders en matrozen van Kroonstad (een stad als een marinefort op een eiland nabij het hedendaagse Leningrad [toen, en nu opnieuw, St.Petersburg]) zelf directe controle over de sociale productie. Zonder enig gespecialiseerd of afgescheiden “leiderschap”, veroverden ze het hele sociale terrein, voerden onteigeningen uit, herverdeelden het land en begonnen een samenhangend programma om het gebruik van alle middelen sociaal te coördineren, en tegelijk de productie in de landbouw te verbeteren en uit te breiden (op tot dan toe ongebruikte stukken land rond de stad), de constructie van gebouwen, etc. Dit alles werd overal in de stad (bevolking ca. 50.000) op verantwoordelijke wijze georganiseerd. Bovendien hielden de soldaten en arbeiders van Kroonstad een “operatief fonds” in stand, uit vrijwillige bijdragen van mensen van wat boven hun eigen onmiddelijke behoeften uitging. Dit werd door de stadsbewoners collectief gebruikt om diverse materialen te verkrijgen (werktuigen, zaden, etc.), en tevens om revolutionaire sprekers en agitators door heel Rusland op reis te sturen. Alle grote besluiten werden gemaakt door mensen zelf, op werkplekken en in volksvergaderingen op andere publieke plekken. Coördinatie van actie werd gedaan door afgevaardigden (uit de rangen van arbeiders en matrozen) die een strikt mandaat hadden voor specifieke taken, en op elk moment door hun vergaderingen teruggeroepen konden worden. In maart 1921, na drieëeneenhalf jaar, werd de arbeiders- en matrozenrevolutie in Kroonstad neergeslagen. Haar deelnemers en sympathisanten werden danwel ter plekke doodgeschoten, gevangen gezet, of gedwongen te vluchten uit het “revolutionaire” Rusland. Maar de uiteindelijke onderdrukking van de Commune van Kroonstad en de massaslachting van haar bevolking werd niet uitgevoerd door het “Witte Leger” of door buitenlandse imperialisten. Ze werd militair verpletterd door het zogenaamde “Rode Leger” met Leon Trotski aan haar hoofd en met expliciete orders van Lenin en de rest van de top van de Russische “Communistische” Partij. Niets van dit alles zou verbazing moeten wekken. De arbeiders- en soldatenrevolutie die in Kroonstad uitbrak was kwalitatief verschillend van en stond in directe oppositie tot de beweging geleid door Lenin en andere leiders van de “Communistische” Partij. Het was, hoewel in een ruwe en embryonale vorm, een beweging voor een vrije en klassenloze maatschappij – de werkelijke beweging waar ik over sprak. Nu al tientallen jaren hebben “Rechts” en “Links” samengewerkt om deze beweging te verbergen of haar werkelijkheid onherkenbaar verdraaien. Zowel “Rechts” als “Links” zouden graag zien dat we geloven dat totalitair staatskapitalisme (dat ze “Communisme” noemen) het enig mogelijke alternatief is voor privaat-bedrijfskapitalisme, en dat eikels als het “Symbionese Liberation Army” revolutionairen zijn. Al deze mensen hebben er baat bij dingen bij het oude te laten. Maar ik laat niets vrijwillig over aan mijn vijanden. Zelfs geen woorden. Daarom, ongeacht op hoeveel manieren de werkelijkheid en de woorden die ermee verbonden zijn verdraaid en slecht vertegenwoordigd worden door deze figuren, sta ik erop deze beweging, dit verlangen, bij zijn werkelijke historische naam te noemen. Ik sta erop haar zo te noemen als haar meest mondige vertegenwoordigers haar al meer dan honderddertig jaar noemen – het is de communistische beweging. De werkelijke communistische beweging. Opnieuw moet ik benadrukken dat de verhouding tussen de werkelijke communistische beweging aan de ene kant, en de bureaucraten en hen die het graag zouden willen worden in een totalitair staatskapitalisme – de zogenaamde “Communisten” – een verhouding is van totale tegenstelling en volstrekt antagonisme. Het kan niet anders zijn. Het maakt niets uit of ze Trotskisten, Maoïsten, Stalinisten, Guevaristen zijn, of gewoon onderdeel van de neo-Leninistische hutspot. Het is precies omdat ik een communist ben dat dit mijn vijanden zijn. Ik sta lijnrecht tegenover ze, net als de opstandelingen van Kroonstad tegenover de “Communistische” Partijbureaucraten stonden die verantwoordelijk waren voor hun afslachting. Dezelfde beweging kwam tevoorschijn in gebeurtenissen als het straatfestival in Detroit in 1967 en de revolte die uitbrak in het “socialistische” Polen in 1970-71 waar arbeiders vrolijk staatswinkels plunderden en het hoofdkantoor van de “Communistische Partij” afbrandden terwijl ze de Internationale zongen! Wat onszelf betreft: in de plaats van de kapitalistische maatschappij met zijn klassen en klassentegenstellingen, zullen we een associatie hebben waarin de vrije ontwikkeling van elk individu de voorwaarde is voor de vrije ontwikkeling van alle anderen. Productie voor winst zal plaats maken voor productie voor plezier. Het einde van de waarde-wet zal het definitieve begin zijn van het einde van alle vervreemdingen, van alle fetisjen waaraan de mensen opgeofferd worden sinds de eersten van hen op aarde rondliepen. De grote opstanden van het verleden (Kroonstad, Hongarije 1956, Parijs 1871, Spanje 1936-37, Seattle 1919, Frankrijk 1968, Polen 1970-71, etc.) en het nieuwe leven dat ze aankondigden, waren slechts de zwakste tekenen van de fantastische mogelijkheden van de moderne wereldrevolutie. Waar we de boel overnemen kunnen we onmiddellijk beginnen de wereld te verbouwen in een vorm die geschikt is voor onze speelse bewoning ervan. Sommige structuren kunnen simpelweg afgebroken worden. Veel andere dingen – zoals huizen, machinerie en transport – kunnen volledig herontworpen en verbouwd worden. Geen enkel “systeem” kan succesvolle sociale productie garanderen. De levenssappen van productie in een communistische maatschappij kunnen alleen de bewuste verlangens en energie van ons allemaal zijn. Desondanks is het zo dat de organisatorische vormen van communistische ervaringen in het verleden (zoals Kroonstad en de Spaanse Revolutie van 1936-37) evenals de aard van de huidige productiekrachten, een sterke impliciete richting aangeven hoe de nieuwe wereld georganiseerd zou kunnen worden. Gedurende de eerdere delen van de revolutie zal de organisatorische vorm van de nieuwe maatschappij organisch groeien in het proces van omverwerping van de oude. [3] Terwijl we meer en meer van de middelen van sociale productie terugstelen kunnen we deze niet alleen gebruiken voor onze eigen directe behoeften, maar ook als middel om het revolutionaire proces verder te doen escaleren. Als de machthebbende klassen volledig omvergeworpen zijn zullen we vrij zijn om de reorganisatie van alles ter hand te nemen. We kunnen dan openbare bijeenkomsten houden om onze werkelijke behoeften en verlangens te bespreken. We zouden productie gemakkelijk kunnen beginnen door regelmatige volksvergaderingen te houden in lokale publieke ruimtes van alle soorten. Hier kunnen ideeën en plannen geïnitieerd en uitgewerkt worden met de volle en directe deelname van alle betrokkenen. (Vanzelfsprekend zal niet iedereen geïnteresseerd zijn in elke vraag: het gaat erom dat iedereen die dat wenst deel kan nemen aan elk besluit dat ze belangrijk vindt.) Als de eerste besluiten gemaakt zijn, kunnen de vergaderde mensen afgevaardigden kiezen die dan in regionale en mondiale raden bijeenkomen met andere afgevaardigden gestuurd door vergaderingen over de hele wereld. Ze zullen elkaar treffen zuiver om reeds gemaakte besluiten van de vergaderingen te coördineren, en niet beschikken over enige afgescheiden bestuursmacht. Ze kunnen periodiek afgewisseld worden door personen uit de hele bevolking zodat dit soort organen door niemand gemonopoliseerd worden. Bovendien zouden ze op elk moment door hun vergaderingen afgezet en vervangen kunnen worden. Zelfs voor planning en coördinatie van de wereldwijde productie, is het moeilijk te zeggen in welke mate zulke bijeenkomsten van afgevaardigden nodig zullen zijn. Met al bestaande telecommunicatieapparatuur zou het, in veel gevallen, gemakkelijker zijn voor de lokale vergaderingen om contact te leggen via de ether, en deel te nemen aan elkaars discussies. Zulke methoden zouden vooral nuttig zijn als je beseft dat in sommige gevallen zelfs de eerste plannen niet alleen lokaal gemaakt kunnen worden en meteen al vragen om een directe dialoog tussen de respectievelijke vergaderingen. Door middel van zulke telecommunicatienetwerken evenals moderne data-opslag en verwerkingsmethoden zou elk van ons in onmiddellijk contact kunnen treden met ieder ander in welk deel van de wereld dan ook, evenals met de veschikbare rijkdom aan kennis van het geheel van de menselijke geschiedenis. Materialen zouden mondiaal gecoördineerd kunnen worden om gebruikswaarde te maximaliseren en moeilijkheden bij de bevrediging van verlangens te overwinnen. Niet alle projecten zouden per se uitgevoerd hoeven te worden door de mensen die al in een bepaald geografisch gebied geconcentreerd zijn. Elk individu zou onmiddelijke toegang hebben om zijn/haar ideeën over de wereld uit te zenden om anderen te vinden die geïnteresseerd zijn en die misschien de toepasselijke kennis en vaardigheden hebben. Mensen uit verschillende delen van de wereld die een fantasie, fascinatie of innovatief idee delen, zouden als ze daarvoor kozen samen kunnen komen en hele landschappen vormgeven. We zouden kunnen beginnen ons tot elkaar te verhouden als mensen in plaats van als waren. Niet langer zouden mensen gedwongen zijn met elkaar te concurreren. In plaats daarvan zou de verrijking van anderen een verdere verrijking van onszelf zijn wanneer we elkaars ervaringen opdoen. De volle en vrije ontwikkeling van elk individu om ons heen zou ons directe eigenbelang zijn. Elk van ons zou een mede-eigenaar zijn van het totaal van de wereldrijkdom en productiemiddelen, evenals van de hele natuurlijke omgeving. Terwijl in de kapitalistische maatschappij elk individu alleen zijn belangen kan nastreven binnen alle beperkingen, zal in communistische verhoudingen elk individu het geheel van de maatschappij en de sociale rijkdom bezitten. Het najagen van een steeds rijker leven door ieder individu zou betekenen dat de maatschappij zelf steeds rijker wordt. Planning en besluitvorming zal geen afgescheiden of gespecialiseerde bezigheid zijn. Het zal een integraal onderdeel zijn van productie en leven, net als alle andere. De directe controle die mensen zullen hebben over het productieproces is ook van toepassing, vanzelfsprekend, op hun eigen onmiddelijke omgeving. Voor het alledaagse beheer van een fabriek, bijvoorbeeld, moeten besluiten genomen worden in alle vergaderingen van alle betrokkenen. Maar niemands activiteit hoeft beperkt te zijn tot een gegeven “baan” of plek. Ieder persoon kan vissen in de ochtend, ’s middags de grond omploegen, muziek componeren en maken voor het avondeten en ’s avonds poëzie schrijven, de ene dag hout hakken, staal gieten de volgende, een maand lang kastelen bouwen en de wereld rondzeilen een maand later (misschien om de dingen te distribueren die ze gemaakt heeft). En dit alles zonder ooit een visser, landarbeider, muzikant, dichter, bosbouwer, staalarbeider, bouwvakker of zeiler te hoeven worden. Er zal niet langer zoiets bestaan als een “werkdag.” Noch een afgescheiden “vrije tijd.” Gewoon leven – gewoon het proces van de bewuste schepping en herschepping van onszelf en onze wereld. Een communistische maatschappij zal niet alleen de volkomen toe-eigening zijn van alle grote visionairen, dromers en waanzinnige genieën van het verleden (Scriabin, William Morris, Fourier, de Pre-Rafaelieten, Lautréamont, William Blake, de vroege surrealisten, etc.), maar verder ook de realisatie van hun uitzinnige dromen en fantasieën (net als de onze), concreet gemaakt en nu mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van de werkelijke productiekrachten, evenals door het verval en de instorting van het huidige “systeem.” Met alle moderne productiemiddelen tot onze individuele beschikking, zal ieder van ons een direct eigenbelang hebben bij het bouwen en herbouwen van de wereld naar het beeld van onze verlangens, en in volledige deelneming in de geschikte uitvoering daarvan. Succesvolle productie in een communistische maatschappij zal afhangen van de werkelijke en onmiddelijke vastberadenheid van elk individu om zijn leven ten volle te leven, haar wildste verbeelding te realiseren – in de werkelijke wereld (dat, trouwens, is hoe “het werk gedaan zal worden”). Wat betreft de Trotskisten, Maoïsten en neo-Christenen van “Links”, die kunnen hun “overgangseisen”, “correcte leiderschap”, en “revolutionaire” zelfopoffering nemen, en die in hun respectievelijke reten steken. De communistische beweging kan zich alleen ontwikkelen als een onverzadigbare dorst naar het leven – dezelfde inspiratie die Scriabin deed beweren dat hij kon vliegen – of, zoals een 19e eeuwse egomaniak (Karl Marx) het stelde: “een revolutionair lef dat zijn tegenstanders de uitdagende kreet naar het hoofd slingert: Ik ben niets, maar ik zal alles zijn!” Er zullen niet langer gefetisjiseerde abstracties zijn om het leven van de mensen te bemiddelen – geen waarde-wet, geen warenruil, geen Staat en geen religie om onze daden voor ons te bepalen; geen “algemeen belang”, geen “nationaal belang”, geen vantevoren bepaalde “menselijke natuur”. Alleen onszelf. Alleen onze verlangens, vermogens, verbeelding, passies, en intelligentie – ontwikkeld over een periode van eeuwen en nu voor het eerst bevrijd – met de hele wereld tot onze beschikking. “DE MAATSCHAPPIJ DIE ELK SOORT AVONTUUR HEEFT AFGESCHAFT, MAAKT VAN ZIJN EIGEN AFSCHAFFING HET ENIG MOGELIJKE AVONTUUR.” Muurschildering, Parijs, mei 1968 Communistische revolutie, als alle revoluties, is het resultaat van een gevecht tussen antagonistische klassen. Elke productiewijze heeft opstandige klassen voortgebracht die uiteindelijk die productiewijze omverwerpen of deze effectief teniet doen, samen met alle sociale verhoudingen die erop gebaseerd zijn. Kapitalisme heeft de grootste en (potentieel) belangrijkste revolutionaire klasse voortgebracht – het proletariaat. Het proletariaat bestaat uit ieder van ons die gescheiden is van de middelen van sociale productie en daarom geen controle heeft over haar eigen levensactiviteit. [4] De sociale productiemiddelen omvatten alles dat gebruikt wordt voor de productie en reproductie van menselijke wezens en de maatschappij: niet alleen fabrieken, mijnen, ruwe materialen, landbouwgrond, etc., maar ook alle instrumenten en de ruimte en het territorium die onderdeel uitmaken van onze algemene levensproces – alles van drukpersen, televisieapparatuur en onderwijsinstellingen totaan de lucht die we inademen, het water dat we drinken en de geluiden die we om ons heen horen. We hebben geen controle over al deze dingen omdat Kapitaal ze allemaal veroverd heeft en ze allemaal gebruikt als Kapitaal. Alles dat geproduceerd wordt – en in toenemende mate zelfs alles dat getolereerd wordt – wordt alleen geproduceerd en getolereerd in zoverre het de behoeften van Kapitaal dient – kortom: van ruilwaarde die kwantitatief expandeert zuiver voor het doel van expansie (ongeacht de vorm). Kapitaal is druk bezig de hele wereld tot zijn evenbeeld te maken. Kijk simpelweg om je heen – waar dan ook. Maar kapitaal is niet een of andere natuurlijke of bovennatuurlijke kracht die onze activiteit bepaalt. Het is niets anders dan onze eigen activiteit wanneer we deze losmaken van onszelf – die deze vorm van leven reproduceert. Kapitaal is geen ding, maar een sociale verhouding bemiddeld door dingen. Het simpelst gezegd: kapitaal is iets dat we elke dag doen. Elke dag dat de sociale productiemiddelen door onze handen gaan, reproduceren we de maatschappij en reproduceren we die als kapitaal. Het is alleen onze bereidheid te gehoorzamen en ons gebrek aan bewuste organisatie voor onszelf als klasse, die het deze wereld mogelijk maakt in zijn ellendige vorm voort te bestaan. Stel je nu voor dat op een dag niemand op zijn werk kwam, niemand ging winkelen en niemand naar school ging. Als dit volgehouden werd, zou binnen de kortste keren het kapitalisme knarsend tot stilstand komen. Ongelukkigerwijs, in dit geval, ook de menselijke maatschappij. Maar stel je voor, aan de andere kant, dat op een dag proletariërs overal alle werkplekken veroveren – fabrieken, kantoren, scholen, winkels, televisiestations, tankstations, telefoonfaciliteiten, olieraffinaderijen, computercentra, etc. – in elk deel van de wereld tegelijkertijd! Geen militaire macht ter wereld zou in staat zijn ons tegen te houden. Ik besef dat ik overdreven heb wat feitelijk mogelijk is… maar niet veel. Alles dat we, d.w.z. het wereldproletariaat, missen is het bewuste verlangen en de eenheid om het daadwerkelijk te doen. Tot we dit verlangen en deze eenheid realiseren, zullen we doorgaan, elke dag, collectief onze eigen ellende in stand te houden. Zo lang de meerderheid, op enig moment, bereid is te gehoorzamen, zal ieder geïsoleerd individu of klein groepje individuen machteloos zijn met zijn verzet. Maar bovenal, als we ooit ons leven terug willen winnen, moeten we ermee beginnen onze geesten en emoties terug te winnen. Van het moment van onze geboorte zijn we geconditioneerd om nederig te zijn, onderdanig en kreupel. We hebben geleerd “realistisch” te zijn en onze verlangens te onderdrukken, vernedering te accepteren als een natuurlijk en noodzakelijk deel van het leven. Deze autoritaire conditionering begint in onze gezinnen wanneer we peuters zijn en wordt verder uitgevoerd op scholen, in kerken en in alle andere instituten van de kapitalistische maatschappij. Het is precies deze conditionering die ons inschikkelijk in onze ellende maakt en daarom geschikt voor de slavernij van de kapitalistische maatschappij. [5] Het is dezelfde autoritaire persoonlijkheid (zoals Wilhelm Reich die noemde) waar bureaucraten en hen die het willen worden gebruik van maken als ze proberen “de massa’s te leiden.” Maar, het ergste van alles, veel proletariërs proberen deze persoonlijkheid te rechtvaardigen en te verdedigen; ze zullen het anderen zelfs kwalijk nemen wanneer ze uit de hunne proberen te breken. Er is niets meer contra-revolutionair dan zelf-ontkenning en angst voor vrijheid. Niets. De tegenspraak tussen de productiekrachten en de sociale productieverhoudingen bestaat in elk van ons. We zijn de grootste productiekracht van allemaal – en elke dag komt de individualiteit van ieder van ons in direct conflict met onze rol als leden van de tot slaaf gemaakte klasse – met de manier van leven die ons opgelegd wordt. Anders dan alle eerdere revolutionaire bewegingen, moet de communistische beweging actief en bewust doorgevoerd worden door de overweldigende meerderheid van de mensen op deze planeet. Geen “voorhoedepartij” kan ons “leiden”, “vertegenwoordigen” of de macht grijpen “namens ons”. In plaats daarvan moeten we beginnen onszelf te organiseren. We kunnen beginnen een actieve dialoog te openen met ieder van ons die al bewust revolutionair is, in elk deel van de wereld. Maar de dialoog moet zich ook uitbreiden naar de rest van het proletariaat. We kunnen beginnen te organiseren waar we zelf leven en wonen, zogezegd “cellen” vormend, op werkplekken en op alle gebieden van het sociale leven. Dit is het begin van de afschaffing van kapitaal van binnenuit (proletariërs, hoewel ze wezenlijk zijn voor kapitaal, zijn ook het levende dat kapitaal teniet doet). Zulke groepen kunnen ingrijpen in veel potentieel revolutionaire situaties – in het bijzonder die direct de crisis van kapitaal uitdrukken. We kunnen ingrijpen in elk onderdeel van sociale productie (in de meest brede zin van het woord) – op werkplekken, scholen en universiteiten, winkelcentra, publieke bijeenkomsten, buurten, bussen, popconcerten, wasserettes, wachtkamers (van uitkeringsinstanties tot ziekenhuizen), werkloosheidskantoren – kortgezegd, overal waar sociaal leven bestaat en gekoloniseerd is door kapitaal. We kunnen ingrijpen met alle mogelijke middelen – pamfletten, graffiti, muurposters, muziek, kranten – en natuurlijk met directe conversatie. Waar het effectief mogelijk is, zijn directe ontmoetingen met mensen het beste. Er zijn elke dag zoveel situaties waar mensen werkelijk door alles heen zien en het alleen een kwestie zou zijn van een enkel individu die in staat is te articuleren wat iedereen daar al weet. Zulke situaties treden overal op waar de absurditeit van ruilwaardeverhoudingen het openlijkst wordt gedemonstreerd – zoals waar mensen gedwongen worden in de rij te staan voor iets dat ze niet eens willen (zoals voor iets betalen of een dom bureaucratisch “formulier” ophalen). Helaas zijn het gesproken woord en het gemaakte gebaar normaal gesproken tamelijk beperkt in hun resultaat op de langere termijn. Iemand kan naar huis gaan na een hele goede conversatie met een vreemdeling, maar als de ontmoeting niet ergens door opgevolgd wordt, zal het na een paar weken waarschijnlijk zijn of het niet gebeurd is. Maar ook het geschreven woord kan creatief en subversief gebruikt worden. Met het geschreven woord (zoals een pamflet of een muurposter) is het nuttig als je in staat bent goed te beschrijven wat mensen ervaren op het moment dat ze het zien – zoals de haat die ze al voelen voor het kantoor of de fabriek waar ze tegelijkertijd werken, of de vervreemding en verveling die ze voelen terwijl ze zitten te wachten bij de wasserette. (Stel je voor: je zit dodelijk verveeld bij de wasserette en iemand geeft je een pamfletje over dodelijk verveeld zijn bij de wasserette.) Hopelijk zou zo’n schrijfsel zich dan verder kunnen ontwikkelen op een manier die de lezer aanmoedigt kritisch te kijken naar het geheel van zijn/haar vervreemde leven, evenals naar hoe het geheel van deze vervreemding opgeheven zou kunnen worden. Deze verschillende methodes kunnen natuurlijk gecombineerd worden – door rond te hangen waar je literatuur verspreid hebt en bereid te zijn over zulke ideeën te discussiëren, of als je literatuur bij de hand hebt om voort te borduren op een gesprek. Voordat werkelijk effectieve revolutionaire organisatie zich ontwikkelt is het waarschijnlijk nodig je te concentreren op een specifieke werkplek of buurt, een doorlopende dialoog te ontwikkelen met mensen die je regelmatig ziet. Fabrieks en kantoororganisaties kunnen zelfs beginnen informatie te verzamelen over de voorzieningen op hun eigen werkplek en te plannen hoe deze bezet en veranderd zouden kunnen worden en benut in een revolutionaire situatie. Het is cruciaal dat deze groepen, in een heel vroeg stadium, verbindingen leggen met elkaar en beginnen informatie en ideeën uit te wisselen, evenals de nodige materiële faciliteiten waarover ze beschikken (literatuur, gereedschap, mediauitrusting, etc.). Dit moet allemaal niet alleen regionaal plaatsvinden. We moeten juist onze activiteiten wereldwijd met elkaar verbinden. Dit is cruciaal voor als ergens opstanden plaatsvinden – onze strategie moet wereldwijd zijn en wanneer er revolutie uitbreekt moeten we al voorbereid zijn om onze actie internationaal te coördineren. Anders zal elke revolte in isolatie neergeslagen worden. Alhoewel zulke revolutionaire organisaties soms gedwongen zullen zijn in beperkte, alledaagse gevechten voor het overleven op te treden, moeten we deze niet veranderen in “issues” om “omheen te organiseren.” We moeten, onder prerevolutionaire proletariërs, volledig expliciet en open zijn over onze perspectieven en doelen – dat onze verlangens uitsluitend gerealiseerd kunnen worden door de volledige en krachtige omverwerping van alle bestaande sociale omstandigheden. Ik heb in dit artikel niets gezegd dat 99% van de lezers niet intuïtief al wisten. Communisme zit in onze botten. Het is de werkelijke en hoogste vorm van menselijke natuur. Ondanks alle autoritaire conditionering, alle verdraaiingen, leugens en verwarring gepresenteerd door de media, zitten deze ideeën al in ieders geest – hoe diep ze ook begraven zijn. Het is nu onze taak -- en alleen de onze – om de controle te nemen over onze eigen levens. De muur die afgebroken moet worden is immens, maar er zijn zo vaak barsten in geslagen dat binnenkort een enkele schreeuw genoeg zal zijn om hem tegen de vlakte te doen storten. Laat de formidabele realiteit van de werkelijke communistische beweging eindelijk oprijzen uit de mist van de geschiedenis, samen met alle individuele passies die in het verleden duizend opstanden hebben aangevuurd. Spoedig zullen we zien dat er een energie opgesloten ligt in het dagelijks leven die bergen kan verzetten en de grootste afstanden kan overbruggen. - Charles Lutwidge, oktober 1975 [1] Met “productiekrachten” bedoel ik alles dat dient om ons vermogen te vermeerderen onszelf te reproduceren en onszelf als mensen te verrijken. Dit omvat niet alleen verbeteringen in “technologie,” maar ook in organisatorische methoden en onze eigen vaardigheden, energie, creativiteit en verbeelding, evenals het vermogen deze te realiseren. Elke student kan deze tegenstelling zien als hij/zij ontdekt dat veel van zijn/haar activiteit bestaat uit het jongleren met “studiepunten,” “cijfers” en dergelijke, uit in de rij staan en dingen regelen bij registratiebureau’s – en dat de hele inhoud van “onderwijs” ondergeschikt gemaakt wordt aan deze onnozele dingen. Op middelbare scholen en universiteiten is er een gigantische bestuurlijke bureaucratie, waarvan de functie niets te maken heeft met onderwijs als zodanig, maar die nodig is zolang het de eerste functie van zulke “onderwijsinstellingen” is om mensen alleen voor te bereiden op de seniele arbeidsmarkt, en voor levens als hulpeloze toeschouwers in een wereld waar ze niets over te zeggen hebben. [2] Met een waar bedoel ik iets dat primair geproduceerd wordt om geruild te worden in plaats van voor gebruik als zodanig. Zijn producent is geïnteresseerd niet in het product zelf, maar in wat hij ervoor in ruil kan krijgen – gebruikelijk is dat geld dat hij weer kan ruilen voor andere waren. Zo zijn het niet de bijzondere eigenschappen van een product, maar de (ruil-)waarde ervan die productie motiveert in een wareneconomie. Tijdens de ontwikkeling van kapitalisme, is de primaire motivatie voor productie om ruilwaarde, of zijn impliciete vorm, waarde zoveel mogelijk te vergroten. De bijzondere eigenschappen van de producten (d.w.z., hun geschiktheid voor gebruik, inclusief gebruik voor plezier – of zoals ik het noem, hun gebruikswaarde) worden, op zijn best, secundair. Iedereen die wel eens een uitkering heeft ontvangen heeft de ervaring gehad naar kantoren te gaan, uren door te brengen met interviews en ander gezeik, wachten in rijen, het invullen van formulieren en eindeloos allerlei andere vernederingen te doorstaan om een of ander onnozel stuk papier te krijgen (een cheque) die geruild worden voor andere onnozele stukken papier (geld) die dan geruild kunnen worden voor diverse waren. Maar de dingen die je uiteindelijk koopt zou even goed zijn als je ze gewoon meenam. De hele papieren wereld van de verzorgingsstatelijke bureaucratie is totaal waardeloos. Niet alleen de uren vernedering die alle uitkeringsontvangers moeten doorbrengen om hun cheque te krijgen, maar verder nog elk uur, dag, jaar en elke seconde die op het werk wordt doorgebracht door personeel van deze bureaucratieën zijn totaal nutteloos en onnodig. Het is totaal verspilde en onproductieve arbeid die niets te maken heeft met de gebruikswaarde van de goederen waar het mensen zogenaamd van voorziet. [3] Vaak werden, in de revoluties in het verleden, zulke organisaties – die door arbeiders werden opgericht om opstanden te coördineren en in sommige gevallen om productie te hervatten onder hun eigen beheer – arbeidersraden genoemd. [4] In feite zijn wij – het proletariaat – vandaag overduidelijk de verpletterende meerderheid van alle mensen ter wereld. Onze klasse omvat niet alleen fabrieksarbeiders, maar verder nog “witte boorden”-arbeiders en “service” arbeiders (met of zonder diploma’s), leraren, werklozen, uitkeringsgerechtigden, de meeste studenten, landarbeiders, en daarnaast een groeiend aantal “professionals”, kunstenaars en muzikanten (ongeacht alle illusies die sommigen van hen in stand houden), om niet te spreken van arbeiders in kutbaantjes van alle soorten. [5] Ik kan me nu herinneren hoe ik in mijn vroegste jeugd gewoon aannam dat de wereld en mijn leven van mezelf waren om mee te spelen, en hoe beperkingen en belemmeringen zo irrationeel en onnodig leken. Ik herinner me hoe schokkend het was te ontdekken dat alles waar ik van hield verboden was, dat elke spontane daad onderdrukt moest worden. Toen ik ongeveer vier was had ik het idee om een schip te bouwen en te gaan zeilen met een vriendinnetje van me… en we zouden blijven zeilen tot we kwamen bij een of ander onbekend eiland waar we in de buitenlucht zouden leven en in het zand slapen tot we een grote carnavalstad voor al onze vriendjes zouden bouwen om in te komen wonen… maar zonder ouders en zonder baby-sitters om ons te vertellen wat we moeten doen omdat we zouden weten hoe dingen georganiseerd moesten worden. Natuurlijk heb ik die dingen nooit kunnen doen, dus ik bleef steeds maar allerlei droomwerelden in het klein bedenken toen er geen andere plek meer was waar het waard was je tijd door te brengen. Ik herinner me zelf dat deze verpletterd werden toen ik uiteindelijk ophield met dromen. Zo lang leken dat soort dromen onnozel en gênant. Het is pas sinds kort dat ik weer begrijp hoe belangrijk ze eigenlijk waren, en hoe serieus ze genomen moeten worden. Ik ben pas recent weer begonnen te dromen… en hopelijk met nog meer coherentie. anti©opyright |