| |
Radio 100 en 100 Vrije Radios group_b en b_radio (amsterdam) - 29.05.2003 02:54
Het wisselspel tussen een romantisch tintje geven aan een marginale positie en illegaliserende wetgeving dient der bestendiging van paternalistische verhoudingen. Op 3 oktober 2002 vondt in de Balie een door Radio 100 georganisert debat plaats omtrent de geplande veiling en herverdeling van alle frequecies op het FM-band. Aanwezig waren ondermeer Marleen Stikker (Oude en Nieuwe Media), Kees Vendrik (Kamerlid GroenLinks), Lodewijk Asscher (Informatierecht UVA en PVDA Raadslid Amsterdam), De Vrije Keyser/Indymedia, Gijs van Oenen (Rechtsfilosoof), Herbert Visser (Commercieel Radiomaker en Zero Base specialist), Joop Ankerman (Tonca Radio, Den Haag), Moniek Toebosch (Kunstenaar)... Radio honderd en honderd vrije radios Elaboratie op een opmerking van Lodewijk Asscher (PvdA) wat betreft de al of niet wenselijkheid van erkenning voor vrije radio's. Het wisselspel tussen de ter dispositie staande middelen van een romantisch tintje geven aan, of als wenselijk aanmerken van een marginale positie en illegaliserende wetgeving dient der bestendiging van paternalistische verhoudingen. Voordat Lodewijk Asscher (jurist en gemeenteraadslid Pvda in Amsterdam) zou ingaan op de vraag van gespreksleider Niesko Dubbelboer om Radio 100 een hypothetisch juridisch advies te verlenen, wilde hij eerst nog even wat hij noemde de "wezensvraag voor Radio 100" voor Radio 100 defineeren. Deze toont zich voor Asscher strikt dualistisch. Om zijn stelling al voorafgaand te illustreren, haalt hij met veronderstellende vanzelfsprekendheid, het eerder door Dirk van Weelden in een andere betekeniszamenhang gemaakte voorbeeld van vrije plakplaatsen weer aan. Op deze vrije plakplaatsen "wordt een beetje neergekeken"; het zijn "de echte" plaatsen niet.1 Uit de zaal roept nog iemand iets over "dat grensgebied", alvorens Asscher zonder van de wijs te raken, zijn lijn doortrekt: "Wat will je?" vraagt hij retorisch, "establishment, erkenning, recht op een frequentie. Of wil je creativiteit, niet erkent zijn, dus strijden, strijden voor je plekje, gelazer, onzekerheid? Daar zijn jullie goed in." zo stookt hij het vuurtje op. Als extremen in zijn referentie kader fixeert hij 'establishment' en 'creativiteit'. Vervolgens voegt hij aan deze polen andere begrippen toe, om uiteindelijk 'creativiteit' en 'recht op een frequentie' als elkaar wederkerig uitsluitende mogelijkheiden te ensceneren. "[...] als je echt een antwoord wilt" reageert Dubbelboer [...] is dat: recht op een vrije [...] frequentie. Als dat het antwoord is, hoe adviseer je ze dan?". "Dan moet ik zeggen: Recht is dus niet vrij." Zo zet Asscher opnieuw met een absoluut principe het kritisch vermogen van de zaal voorlopig buitenspel. Na een retorische pauze waarin hij de stilte van deze bedwingende logica laat doordringen, gaat hij schijnbaar empathisch door, waardoor je bijna de indruk krijgt dat hij zijn discursieve exercitie dusdanig verinnerlijkt heeft dat hij er al een beetje zelf in gelooft. "Een recht op een vrije frequentie, dat bestaat niet. Want een recht is gedefineerd. Dat is ontzettend vervelend." Zo worden gemakshalve, de door politiek (onder meer aan zichzelf) opgelegte beperkingen, retrospektief globaal door categorische uitsluiting verklaard. Deze goed geredeneerde zooi brengt Asscher tot het uiterste in de stelling dat de "kracht van Radio 100 juist niet ligt in zo'n soort recht" maar, zoals hij eerder al zij, "eigenlijk in het niet erkennt zijn". De eerder nog uitgesproken omkeerredenering (dat de creativiteit er dus van af zou zijn indien tegenwordig nog illegaliseerde vrije radio legal erkend zou worden) laat hij deze keer aan de zaal om te trekken. Lodewijk Asscher vind dat "de kracht van Radio 100 en de kracht van een plek waar geen regels zijn, in de creativiteit zit die dan ontstaat, eigenlijk in het niet erkend zijn" ligt en vraagt zich af of je die creativiteit "niet kapot maakt door nu een nieuw hoofdstuk over vrije radio in de wet op te nemen, waarin je namelijk vrije radio moet definëren".2 Die formule is "oude koek". Dat zeggen ze tegen iedere kunstenaar, die wordt ontruimt", wist Diana Ozon over deze door Lodewijk opgemerkte vermeende "paradoxaliteit". 3 De hier gesuggereerde esthetisch existentialistische levenswijze kan als een sort reactie op ongunstige condities worden begrepen. Want zij garandeert zelfs onder repressieve omstandigheden nog een soort minimale vrijheid. In deze situatie botst het traject van expansieve subjecten al gauw met regelementaties of de economische niet exploiteerbaarhed van levensontwerpen. Omdat de op economisme georiënteerde politiek dus repressieve omstandigheden produceerd, acht zij een dusdanige opvatting het passend levensfilosofisch complement voor hen die niet in het geflexibiliseerde markteconomische canon meezingen. Het gaat om fixatie. Het liefst installert zij deze opvatting meteen waar zij het meest effectief is: in het zelfbesef van haar object dat, als het deze postmodern verdraaide redenering (die hem zijn beperking, in een sort omkeering van causalitait, als gunstig wil dwangvoeren) accepteert, tot complice van zijn eigen marginalisering wordt. In deze context maakt de volgende opvatting al lang deel uit van de repressive "consensus", namelijk dat moeilijke omstandigheden en tegenwerking tot innovatieve oplossingen en creativiteit leiden, en dus goed zijn voor het ontstaan van cultuurgoed.4 Asscher's zorg om de proliferatie van alternatieve en maatschappij kritische cultuur etc. kan worden gesust. Er zullen altijd tal van mensen zijn die zich niet door een dusdanige, ongetwijfeld wenselijke, grensverschruiving laten sussen maar aan de grenzen ("dat grensgebied") zullen blijven duwen.5 En alsof hij het al wist, tracht hij het definëren van de demarcatie lijn zo dicht mogelijk bij de naakte existentie af te laten spelen. Dat zelfs deze, wat vrije radio's betreft, niet meer zeker is vermeldt hij er niet bij. Evenmin dat met de opnieuw in de mode rakende repressie existentialistische ervaringen weer makkelijker verkrijgbaar zullen zijn, voor een grotere groep mensen. Hij moet dus door iemand uit de zaal worden aangevult, die hem eraan herinnerd dat de gedoogcultuur, waarin een bestaan zoals dat tot nu toe mogelijk was, ten einde loopt en plaats maakt voor een toenemende criminalisering. De "keuze" is agressief. Je bent gecriminaliseerd of je laat je regelen. Wat op een fundamentele wezensverandering uitloopt, want de condities hiervan kun je ook niet meebepalen. Een ander zort erkenning is er niet. Of je bent ons (wat in de meeste gevallen al financieel niet haalbar is), of je bent onze vijand. De mogelijkheid om vrije radio als een nieuw profiel op te nemen lijkt voor de praktijk al bij voorbaat diskwalificeerd. De omstandigheden worden door Asscher als beslist, als een lot dat op vervulling wacht, als absoluut zijende herkent en gepresenteerd. De kern van de 'paradox' (de vraag om erkenning) en daarmee het probleem zelf kan voor hem dus alleen bij de protesterenden zelf worden gesitueerd, die de situatie blijkbaar maar niet willen inzien. De verdachtmaking, dat de in het nauw geraakten, gewoon niet weten wat goed voor ze is, voltooid de objectivering van hen. Asscher schikt zich in de situatie en wordt haar advocaat door de oppertune poging om achteraf aannemelijk te maken wat toch al over een ieders hoofd besloten is. Want "over de wijze van verdeling gaat het kabinet", legt Kees Vendrik uit en distantieert zich geloofwaardig. Hij vind het dan ook "prachtig om die discussie te voeren; dat het systeem niet deugt, [...] dat er op een heel andere manier over publieke ruimte en publieke omroep nagedacht moet worden. Is allemaal waar. Maar dit hele verhaal over de verdeling van de radio frequenties gaat daar niet over. [...] Daar hebben jullie dus ook niets aan. Dat mag je voeren, maar dat levert voor Radio 100 niets op." Marleen Stikkers' pleidooi om "de publieke omroep op de schop te nemen en opnieuw te definiëren wat wij verstaan onder het gebruik van [...] zenders voor de productie van cultuurgoed", is dan ook een mooie mening, maar meer dan dat mag het niet zijn * * * Echeverría Bolívar 6 beschrijft een "historische wending" van de economische politiek van westerse landen aan het einde van de 19de eeuw. Door deze wending kwam zij 'diametraal tegenover haar vorige gerichtheid te staan'. "Van het beheer van een mogelijke overvloed, [...]7 werd zij [...] tot het beheer van een onvermijdelijk tekort[...]. Zij werd "[...]tot instantie, die zijn verinnerlijking in het maatschappelijke samenleven bemiddelde. [...] Sinds enige tijd heeft de 'staatsinterventie' haar Keyniaanse streven opgegeven. Hetgeen leide tot de veronderstelling dat zij 'de geschiedenis maakt'; zij kan ten minste de gang van het economisch proces vóór zijn om hem de weg te bereiden. In tegenstelling daar tot, bestaat de taak van de 'staatsinterventie' vandag de dag uit het maatschappelijk vertalen of het functionaliseren van de consequenties van een economische dynamiek. Deze poogt niet meer de crisis waardoor zij op bijna chronische manier beheerst wordt te overkomen [...] maar met haar te leven en van haar te profiteren. Het cynisme van de tegenwoordige economische politiek - en de andere politieken die het economisme van de moderne bezigheid uit haar afleid - is in de praktijk als 'materiele bootschap' ingeschreven, als het zich opdringende en spontane antwoord, waarme de regeringen op de economische dwangmatigheden reageren,." Eerder in de tekst schrijft hij: "Een cynische civilisatie - zo noem ik een constructie van de leefwereld, die, om zichzelf te affirmeren, op de aan haar immanente destructie van het leven moet teruggrijpen en deze uitdrukkelijk gebruiken. [...] Zij kan haar configuratieve dynamiek alleen op gang houden, door een formatie van productieve vermogens zorgvuldig erekt te houden, die in staat is zowel de deformatie van het maatschappelijk lichaam, als ook de uitputting van zijn natuurlijke rijkdommen productief te keren." Crisis, ontstaan door de kapitalistische misverhouding tussen productiekrachten en productie omstandigheden, is er een die wordt gekarakteriseerd door schaarste aan de ene kant en overproductie van goederen aan de andere, die de markt niet meer kan opnemen. Schaarste bestaat dus alleen door deze misverhouding en in betrekking op een economisch systeem dat, op straffe van zijn ondergang en ten gunste van het kapitaal, deze misverhouding moet blijven bestendigen. Hier gaat het niet alleen om vrije radio maar om de manier waarop wij de samenleving willen organiseren, dus om de condities van productie en consumptie. Als de discours zich niet dusdanig opent dat het deze (dus zijn) condities ter discussie stelt maar zich daarentegen, op een pragmatisme oriënteert dat de huidige economische formatie als onvermijdelijk accepterdt; als het zich zijn, door haar onwikkelingsdynamiek 8 steeds nauwer wordende, parameters laat dicteren, zal hij nooit over zichzelf heenwijzen, maar speelbal van deze dynamiek blijven. Als deze opening niet voltrokken wordt, bestaan ook de condities niet om over een enkele sector, ook de radio, iets verhelderends te zeggen. Om een stap vooruit te komen zou de discussie de "noodzakelijkheid van haar condities los moeten maken". Als de maatschappij haar toestand begrijpt en zich uit de wurggrip van zijn noodzakelijkheid bevrijd, kan zij ook de mogelijkheiden uitbreiden waarbinnen zij beslissingen over haar ontwikkeling kan nemen. Na zulk een process zou de discussie op een ander niveau, onder andere omstandigheden en met andere doelstellingen weer tot een sort pragmatisme kunnen terugkeren.9 De door Asscher geformuleerde 'wezensvraag' is enkel het strategisch opgooien van een diskursief obstakel, een misleiding of een corruptie van de "discussie", op het niveau waarvan men, in het geworstel om de macht van definitie, gedwongen is te reageren. Hierbij is hij enkel diender van de tegenwoordige economische formatie en poogt de discours aan de vereisten van die formatie te doen gelijken. Niet op de laatste plaats zijn ook politici en machthebbenden objecten van een complexere, zich ontwikkelende 'zelfdynamiek' en in hun positie niet volledig autonoom besluiten te vormen. Maar ook deze 'zelfdynamiek' is teruggekoppeld aan besluiten en daarmee de verantwoordelijkheid van politieke subjecten. Zeker blijft: door een argumentatieve truc laten zich geen problemen oplossen. Politici maken het zich wel heel gemakkelijk, als zij de oppositionele inbreng retorisch en vooral op begrippen richtend, uit de weg proberen te ruimen. Ook maken zij er zich te gemakkelijk van af als zij hun politieke verantwoording negeren door zichzelf buiten spel te plaatsen door op de zich ontwikkelende 'zelfdynamiek' te wijzen en deze in hen zogenoemde 'realistische' argumentatie op de stap te volgen.10 Asscher's diplomatieke empathie, de grootste steun die hij kan bieden zonder zijn positie te riskeren, werkt alleen maar repressief wanneer hij het de tegensprekende politieke positie nazend; de noodzaak, waarvoor hij desondanks instaat. Ondanks de empathie die hij beweert te hebben, lijkt Asscher zijn kant te hebben gekozen. 11 Maar toch, zonder al te communicatie optimistisch te zijn en zonder klakkeloos in een functionerend democratisch proces te geloven, is het misschien toch tijd de goede wil van enige politicus te veronderstellen en te proberen de discussie te hervatten. Maar deze keer niet in een sort wedstrijd maar om er zamen uit te komen. Om de noodzaak die aan zijn noodzakelijkheid inboet samen toe te knipogen. b_radio and group_b 1 Ook bij het almosen van vrije plakplaatsen gaat het toch uiteindelijk om een poging tot het temmen en controleren van een medium. 2 Dat een nieuw hoofdstuk in de wet niet lang hoeft te zijn, maakt het beapplaudeerde pledooi van de Medicine Man van Radio 100 duidelijk. Hij zet de drie regeltjes van Radio 100 op een rijtje, die daar zijn: geen commercie of reclame, het streven naar een podium te zijn voor het experimentele en geen discriminatie. "[...] Bestaan er niet mogelijkheiden dat er gebieden vrij gemaakt kunnen worden, legaal, publiek, met een eenvoudige regelgeving [...]? Dat dat kan, dat heeft Radio 100 wel bewezen." 3 En om zij ad absurdum te voeren hier een kleine excursie. (volgt grootendeels Diedrich Diederichsens essay "Adornos Taschentuch" Möglichkeiten und Strategien des Nonkonformismus, verschenen als supplement van Jungle World Nr.52/1,2001) Alhoewel het verschillende uitwerkingen heeft gekend, kan sinds de Frankfurter Schule "het inzicht dat oppositie niet meer in een rationele discussie met de machthebbers uitgedrukt kan worden," worden gezien "als een soort formele noemer van politieke en ook artistieke bewegingen van de volgende decennia". Het werd duidelijk dat zelfs de meest eerlijke reformist in een "realpolitische discussie" alleen de status quo kan bevestigen omdat hij de zelfde begrippen moet hanteren. (Voor-)veronderstellingen beheersen de sfeer en de aanvaarding van alleen bepaalde politische topoi die deze (voor-)veronderstellingen accepteren. Met het besef van het verlies van een gedeelde communicatieve basis kondigen veel links-alternative groepen de communicatie demonstratief op. Deze afbraak van communicatie word zelf als gebaar communiceerd en is later hier en daar op zich zelf komen te staan. Diederichsen herkennt in haar ook de "oerbeschrijving van een strategie van coolness". Zolang als "democratische of te wel universele waarden gekoppeld zijn aan capitalistische (of anders begrepen: verkeerde) concretisering, " zo zegt hij "kan ik niet anders denken en handelen dan in een deels cryptisch (want incompleet, elliptisch, lapidair) maar deels geopend, gericht, dus wel communicatief en niet geresignert gebaar. Dit heeft nog alleen met mijn leven te maken (zoals in het existentialisme) nog alleen met de begrippen." Omdat hen posities geen vertegenwoordiging in de representatieve politiek vinden, worden links-alternative stromingen noodzaakelijk esthetisch. Op deze manier konden, hoewel esthetisch formuleerd en door de levenslijding zelf, politieke posities worden betrokken, "zonder hen in het altijd al verloren spel van realpolitiek te verslijten". Maar de versterking van het esthetisch aspect is ook de voorwaarde van de latere desintegratie van dit nonconformistische model. Hier begint de existentialistisch esthetische houding te kort te schieten. Zij blijft geisoleerd, niet in staat politieke invloed uit te oefenen, terwijl elders, door het levensesthetisch gebaar niet bereikt, politiek wordt gemaakt, richtinggevende beslissingen worden genomen, tendenties bepaalt. 4 Deze zo door Asscher gewaarderde productie van cultuur heeft vooral haar eigen onderdrukking tot thema. Als men van zijn existenz verzekerd is en toch kritisch blijft, worden capaciteiten voor verdergaande uiteenzetting vrij. 5 Marginalitait (vanuit het hegemoniale perspectief) in een maatschappij waar door bijna alle politieke posities als de einige "keuze" macht of marge wordt erkennt, betekent isolierdheid van de processen van maatschappelijke invloedname, naagenoeg monddood en in de wetgeving te zijn benaadeeld. Het gaat om tendencien, zichtbaarheid, presens in het medialandschap van een ensemble van verschillende stemmen en opinies, niet om romantiseerde marginaliteit. Marginalitait is geen doel, maar gevolg van een rigide verticaal en autoritair georganiseerde maatschappij waarin de vraag om erkenning tot existentie vraag wordt. Een progressiv ontwikkelingsprocess zou de maatschappelijke integratie van marginale posities zijn, zonder hen integriteit te compromitteren. Dat dit vaak de boven aangeduide organizatorische princiepes van deze maatschappij tegenspreekt is de nood van hen die gemarginaliseerd zijn. 6 Uit (Beute Herbst 96, Postmoderne und Zynismus) een text die de basis vormde voor een referaat dat Echeverría begin juli 1996 hield op een door het EZLN ingeroepen Foro Especial para la Reforma del Estado (speciaal forum ter staatsreform) in San Cristóbal de las Casas. 7 "[...]dat heet het in de ontwikkeling der productiefkrachten bevatte belofte[...]" 8 De vrije radio lijkt haar slachtoffer te worden. Niet het eerste en zeker niet het laatste. 9 Hier is het verstandigst de opheffing van het politieke, in de zin van het representatieve. Het falen van de representatieve politiek is meer dan duidelijk. 10 Zie 9 11 Politici moeten altijd aan zo veel kanten mogelijk tegelijk staan. Zie ook 9 E-Mail: NoWack@hypocrisy.org |
Lees meer over: media | aanvullingen | | Vrijheid wordt niet gegeven, maar genomen! | fukpolitix - 01.06.2003 17:11
Ik kan me grotendeels in de lijn van het betoog vinden en was zelf ook aanwezig op die discussie-bijeenkomst in de Balie. De tekst is een goede aanzet om het walgelijke postmoderne cynisme van zo’n Lodewijk Asscher onderuit te halen. Ik kan me echter in het geheel niet vinden in de conclusie van het stuk: “Maar toch, zonder al te communicatie-optimistisch te zijn en zonder klakkeloos in een functionerend democratisch proces te geloven, is het misschien toch tijd de goede wil van enige politicus te veronderstellen en te proberen de discussie te hervatten. Maar deze keer niet in een soort wedstrijd maar om er samen uit te komen. Om de noodzaak die aan zijn noodzakelijkheid inboet samen toe te knipogen.” De tekst blijkt grotendeels te zijn gebouwd op het denken zoals dit is ontwikkeld in de zogenaamde Frankfurter Schule, waar ik me nooit zo sterk in heb verdiept. Persoonlijk voelde ik me altijd meer aangetrokken tot de revolutionaire theorie zoals die ontwikkeld werd door de Situationistische Internationale. Mijn voorzichtige veronderstelling over de ogenschijnlijke overeenkomsten tussen deze twee stromingen is, dat ze beiden zijn beïnvloed door het linksradikalisme van het interbellum. De SI via de contacten met de Franse radencommunistische groep Socialisme ou Barbarie, de Frankfurter Schule door teksten van bijvoorbeeld Otto Rühle. Wat ik me kan herinneren van het Duitsland aan het begin van de jaren negentig, is dat één van de laatste nog sprekende leden van de Frankfurters (zijn naam is me ontschoten en doet er op zich ook niet zo toe), in het aangezicht van de toenemende golf van extreemrechts en racistisch geweld, een pleidooi hield voor de verdediging van de burgerlijke democratie. Ik vond dat volslagen idioot. Achteraf lijkt er een zekere analogie te zijn met vergelijkbare links-marxistische (dissidente) groepen in Oost-Europa als de KOR in Polen en Praxis in Joegoslavië. Adam Michnik van KOR is tegenwoordig ook een pleitbezorger van de burgerlijke democratie (als hoofdredacteur van zijn ‘kwaliteitskrant’), maar met name de geschiedenis van de ondergang van Praxis is uiterst tragisch te noemen. Terwijl het Servische deel hiervan zich grotendeels schaarde achter het nationalisme van Milosevic, met al zijn moorddadige consequenties, bewaarden de Kroaten zogenaamd hun (burgerlijke) democratische uitgangspunten en steunden dus in feite het Kroatisch nationalisme van een fascist als Tudjman! Ik geloof dus in het geheel niet in een ‘functionerend democratisch proces’. De representatieve (burgerlijke) ‘democratie’ kan wat mij betreft klakkeloos verworpen worden en een discussie met haar representanten acht ik volledig zinloos en zelfs contraproductief. Ik was in de discussie in de Balie niet in staat om mijn bezwaren duidelijk te maken, maar samengevat zijn die ongeveer als volgt: Het gedoogbeleid waar wij als vrije radiomakers de afgelopen (circa twintig) jaren van hebben geprofiteerd, is het resultaat van een vrijheid die door anderen is bevochten en die wij slechts hebben geërfd, die ons als het ware zonder slag of stoot in de schoot is geworpen. De vrije radio’s zoals die in Amsterdam nog steeds bestaan (maar voor hoelang nog?) zijn in feite de voortbrengselen van een alternatieve jeugdcultuur, die zich voor het eerst begon te roeren halverwege de jaren vijftig met nozems en dijkers, rocknroll, en een duidelijk proletarisch karakter had. Deze tegencultuur heeft zich in steeds wisselende vormen over verschillende decennia heen uitgestrekt en de uitwerkingen ervan omvatten zo ongeveer alle aspecten van het maatschappelijke en alledaagse leven. De hoogtepunten van deze beweging vormden (wat mij betreft) het Bouwvakkersoproer van 1966 en de krakersrellen van het begin van de jaren tachtig. Al deze gevechten hadden als inzet: het veroveren en verdedigen van stedelijke ruimte, die daardoor pas werkelijk ‘publiek’ kon worden. De huidige generatie vrije radiomakers heeft deze gevechten grotendeels niet meegemaakt en herkent de verkregen vrijheid ook niet als iets dat bevochten is. Voor hen is de radio een leuk stuk speelgoed voor volwassen (wat het uiteraard óók is en ik bedoel dit geenszins denigrerend!). Daardoor blijven ze echter veelal steken in de illusie dat politici het beste met ons voorhebben, dat ze zo vriendelijk zijn om naar ons te luisteren. Kijk eens, wat voor leuke dingen wij doen? Het zou toch zonde zijn als dat verdwijnt? In werkelijkheid zijn deze politici in het geheel niet in ons geïnteresseerd en kunnen we, wat hen betreft, in de stront zakken. We zijn namelijk helemaal niet interessant in economisch opzicht en klaarblijkelijk ook niet meer als uitlaatklep voor min of meer oncontroleerbare creatieve maatschappelijke oprispingen. Er moet geld in het laatje komen, er staat namelijk een fikse economische crisis voor de deur! Vandaar het postmoderne cynisme van zo’n Asscher. Ik was het dus ook niet eens met de pogingen van mensen van Radio 100 om gelegaliseerd te worden en wanneer dat gelukt was, had ik me vermoedelijk teruggetrokken als programmamaker. Omdat een meerderheid van de betrokkenen kennelijk wel geporteerd was voor zo’n poging, heb ik me verder buiten de interne discussies gehouden. Inmiddels is gebleken hoe ver het cynisme van de ‘bezitters’ van de ether gaat: de stichting die bemiddelde bij de legalisatiepoging is zélf strafbaar gesteld en heeft een dwangsom opgelegd gekregen van 4.500 euro, welk bedrag verdubbeld wordt bij elke volgende constatering dat Radio 100 nog in de lucht is!!! Eergisteren is dan een zender van Salto pontificaal naast Radio 100 geplaatst, zodat er onvermijdelijk storing moest gaan optreden. Overduidelijk een vooropgezet plan om Radio 100 uit de ether te kunnen dringen – niet voor een commercieel station, maar voor een min of meer sympatieke multiculturele zender, Wereld FM. Salto laat zich aldus klakkeloos uitspelen in de etheroorlog die het ministerie van Rijkswaterstaat momenteel aan het voeren is, en de boodschap aan de radiomakers van 100 is ondubbelzinnig: ga naar Salto, daar is namelijk al een legale mogelijkheid om je programma voort te zetten. (wanneer je op Salto echter bijv. een nieuwsprogramma uitzend, moet je niet vreemd opkijken als je plotseling verkocht wordt aan bijv. AT5, zoals onlangs gebeurde) Hopelijk hebben deze smerige ontwikkelingen tot gevolg dat mensen eindelijk eens wakker worden uit hun letargie. De gevechten om de vrijheid in Amsterdam, zoals ik die hierboven heb aangestipt, werden op de meest letterlijke wijze gevoerd, op straat, met barricaden, met stenen en knuppels enzovoorts! De weinige subversieve geluiden tijdens het debat in de Balie (verkeerde plek, drie euro voor een luizig biertje!) kwamen ook niet van medewerkers van 100, maar van jeugdige programmamakers van Patapoe – en die gingen slechts lichtelijk en nog veel te voorzichtig in de richting van mijn constateringen! Vandaar ook mijn laatste woorden, toen Radio 100 halverwege mijn programma uit de lucht ging wegens de dreiging van een inval: vrijheid wordt niet gegeven, vrijheid wordt genomen! Als je niet vecht voor je vrijheid, krijg je helemaal niets... S. Wieza Babel
| Correctie | fuipolitix - 02.06.2003 13:51
Okee, een biertje is in de Balie maar 1,80 euro, geloof ik. Maar dat is nog steeds te duur en doet slechts op patalogische wijze afbreuk aan mijn betoog (dwz: kan evengoed als bewijs dienen). Voor de rest heb ik niet alle redeneringen helemaal netjes afgemaakt, dat komt misschien nog wel een keer. S.
| |
aanvullingen | |