| |
De sociaal-democratie. Arie Waarheid - 06.08.2002 22:48
De sociaal-democratie: steunpilaar van de bezittende klasse. Meestal worden de sociaal-democratische partijen beschouwd als partijen van de werkende klasse. Zij zouden het proletariaat verenigen in de strijd voor sociale emancipatie en zouden een instrument zijn om het socialisme te realiseren. Ook al moeten de sociaal-democraten noodgedwongen compromissen sluiten, zij komen op voor de arbeiders en de armste van de bevolking. Zij zijn de behoeders van de sociale zekerheid. De 'sociale welvaartsstaat' hebben we aan hen te danken. Zij kunnen vandaag voorkomen dat deze welvaartsstaat ontmanteld wordt door het neoliberaal offensief. "De socialisten maken het verschil." Deze ideeën zijn wijdverspreid bij het grote publiek, bij de linkerzijde en zelfs bij sommige communisten. De PvdA behartigt, onder het mom de arbeidersstrijd te dienen, juist de belangen van de burgerij en groeide uit tot een waarachtige imperialistische partij. De partij schuift steeds meer en meer naar rechts en slaagt er zelfs in om de VVD regelmatig rechts te passeren. De sociaal-democraten leken en lijken voor de burgerij het meest geschikte instrument om de arbeidersklasse van binnenuit te neutraliseren. Of, zoals Lenin het stelt: "Deze laag van verburgerlijkte arbeiders of de 'arbeidersaristocratie'… vormt in onze dagen de voornaamste sociale (niet militaire) steunpilaar van de bourgeoisie. Want zij zijn ware "agenten van de bourgeoisie in de arbeidersbeweging". Dit geldt in feite voor alle sociaal-democratische partijen in West-Europa. Maar ook ten aanzien van de huidige 'groene partijen' in West-Europa zoals GroenLinks, die vandaag in Nederland gedeeltelijk de taak van de sociaal-democraten overnemen. Historische voorwaarden voor het ontstaan van de Partij van de Arbeid (PvdA) in Nederland waren niet alleen een zeer groot koloniaal imperium maar ook een monopolie op de wereldmarkt. De snelle industriële expansie maakte het mogelijk om de voorwaarden van de werkende klasse te verbeteren. Tussen 1850 en 1875 stegen de lonen met bijna een derde. Maar niet iedereen haalde daar evenveel voordeel uit. Een bovenlaag die vooral bestond uit geschoolde arbeiders en vaklui profiteerden daarvan het meest. Hun weekloon was bijna het dubbele van de niet geschoolde. Dankzij superwinsten afkomstig van de kolonies was het mogelijk om de leiders van de arbeidersbeweging om te kopen. De overzeese investeringen stegen van driekwart van het bruto binnenlands product in 1870 tot het dubbele in 1890, en het drievoudige in 1910. Dat was toen goed voor één derde van de binnenlandse kapitaalinvesteringen. Tussen het eind van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw leverde elke geïnvesteerde gulden een winst op van bijna twee gulden. Dat vormde de economische basis voor de vorming van deze bovenlaag, de zogenaamde 'arbeidersaristocratie'. In de beginfase was deze arbeidersaristocratie samengesteld uit geschoolde vaklui, vandaag bestaat ze grotendeels uit geschoolde witte-boord werkers, middenkaders, en functionarissen van de vakbond en van de PvdA. Deze geprivilegieerde klasse begon met het uitbouwen van vakverenigingen om hun handel- en vakprivilegies te beschermen. Deze bovenste laag was niet uit op het afschaffen van de loonarbeid, maar werd in toenemende mate geïntegreerd in het systeem. Ze geraakte besmet door de burgerlijke respectabiliteit en een minachting voor de massa van de werkende klasse. In het begin van de twintigste eeuw leefde driekwart van de Nederlandse bevolking in armoede, en een kwart ervan in extreme behoeftigheid. In deze periode was de arbeidersklasse gedemoraliseerd door de corruptie en collaboratie van de leiders van de vakbond, het ontbreken van een arbeiderspartij en politieke stagnatie. Nieuwe vakverenigingen werden scherp aangevallen door de oude en door de burgerij, zodat ze heel snel veel leden verloren en niet van de grond kwamen. In die omstandigheden was het niet verwonderlijk dat er geen partij van de arbeidersklasse ontstond. Het kapitalisme was erin geslaagd de arbeidersbeweging te recupereren. Lenin zei hierover: "De politieke instituties van het moderne kapitalisme: pers, parlement, verenigingen, congressen, enz. hebben privilegies en omkoopmiddelen gecreëerd voor de eerbiedig tamme reformisten en patriottische kantoorbedienden en arbeiders. Lucratieve en zachte jobs in de regeringen of in de oorlogsindustrie, in het parlement of allerhande comités,… dat is het lokaas waarmee de imperialistische bourgeoisie de vertegenwoordigers en aanhangers van de 'bourgeois arbeiderspartijen' aantrekt en beloont." Een imperialistische partij Tot in het begin van de jaren negentig van de negentiende eeuw ageerde de top van de arbeidersbeweging binnen de liberale partij. De eerste socialistische organisatie in Nederland was de Sociaal-democratische Bond (SDB 1882-1894). Omstreeks 1890 ontwikkelden zich binnen de SDB duidelijk twee stromingen: a. de parlementaire sociaal-democraten, b. de anarchistisch en syndicalistisch georiënteerde. In 1893 kwam het tot een breuk en na het uittreden van de anarchisten fuseerde de overgebleven Socialistenbond met de in 1894 opgerichte Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Het ging echter om een organisatorische en geen politieke onafhankelijkheid van de liberalen. Dat zou heel snel duidelijk worden. De SDAP werd opgericht om de belangen van de bovenste laag van de arbeidersklasse te verdedigen. Omdat deze toplaag afhing van de oorlogsbuit van het imperium en van de surpluswinsten uit de kolonies, was de SDAP vanaf het begin een verdediger van het imperialisme, was het een imperialistische partij. Er bestaat met andere woorden een zeer diep economisch verband tussen het imperialisme en het opportunisme. Sedert de spoorwegstakingen van 1903 deed zich een marxistische oppositie voor rond het maandblad De Nieuwe Tijd. In 1909 leidde de strijd tussen revisionisten en marxisten tot het royement van laatstgenoemden, die de Sociaal-democratische Partij stichtten (de latere Communistische Partij van Nederland - CPN). De SDAP maakte zich verdienstelijk door de radicale stakingen zo goed als het kon te breken. Ze verleende volle steun aan de imperialisten met als klap op de vuurpijl het afwijzen van de revolutie na de Eerste Wereldoorlog (1918). Ook was er volle steun voor de interventie in Rusland, om de prille revolutie in de kiem te smoren. Hier werd ook heel duidelijk hoe groot de kloof geworden was tussen het proletariaat en de arbeidersaristocratie. De samenwerking van de SDAP met het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) gaf de partij een nationaal karakter. Terwijl in 1933 in Duitsland het fascisme aan de macht kwam, wenste de SDAP de Sozialdemokratische Partei Deutschland (SPD) sterkte en startte zelf een uitgebreide actie tegen het communisme in plaats van samen met de communisten tegen het opkomend fascisme te strijden. Lidmaatschap van de CPN werd zelfs onverenigbaar verklaard met dat van het NVV. De communisten daarentegen bestreden in de illegaliteit het fascisme door vluchtelingen te helpen. In 1933 brak er ook een muiterij uit op het marineschip De Zeven Provinciën in Indonesië en het schip werd door de overheid gebombardeerd met als gevolg 23 doden. De SDAP nam, buiten enige sympathie voor de slachtoffers, geen duidelijk standpunt in en toen de muiterij in 1934 werd aangevuld door volksopstanden wezen de sociaal-democraten onmiddellijk de communisten aan als de schuldigen hiervan. De SDAP wilde meeregeren en aanvaardde in 1937 het beginselprogramma met als basis het Plan van de Arbeid dat nationalisatie van de basisindustrie, het kredietwezen en het openbaar vervoer beoogde en in 1939 namen de eerste SDAP-ers deel aan de burgerlijk democratische regering De Geer. Tijdens de oorlogsjaren werd het sentiment gedeeld dat crisis en bezetting ook het gevolg waren van eigen falen, van het verzuilde politieke bestel, van de 'hokjes- en schotjesgeest'. Misschien was het wel nooit zo erg geworden als men er in de jaren dertig maar gezamenlijk de schouders onder had gezet. Na de Tweede Wereldoorlog werd de SDAP ontbonden en op het laatste congres in 1946 werd besloten deel te nemen aan de stichting van de Partij van de Arbeid. Ook de PvdA (Drees) wees samenwerking met de communisten - die op grond van hun verzet tijdens de oorlog een omvangrijke steun onder de bevolking hadden verworven - radicaal en beslist af. Na de Tweede Wereldoorlog ontpopte de PvdA zich als de behoeder van het Nederlandse imperialisme. De regering-Drees van 1948-58, die doorgaans als links wordt bestempeld, was gebaseerd op twee pijlers: alliantie met het VS-imperialisme voor een kruistocht tegen het communisme en de reconstructie van de door de oorlog aangetaste economie ten nadele van de volkeren van de kolonies van het Nederlandse imperium. Zonder de meer intensieve uitbuiting van de kolonies was de naoorlogse heropbouw van de Nederlandse economie wellicht een veel riskantere zaak geweest, met het risico van sociale onrust, misschien zelfs van revolutionaire beroering. De PvdA speelde een zeer belangrijke rol bij het herstel van de Hollandse imperialistische controle over Indonesië in 1947 en 1948. Geconfronteerd met een revolutionaire bevrijdingsbeweging aldaar, handelde de partij wel zeer in strijd met de antikoloniale uitgangspunten van de sociaal-democratie. De PvdA had haar lot vrijwel volledig verbonden aan regeringsdeelname, zoals niet veel later nog zou blijken toen Van der Goes van Naters in januari 1951 een interview gaf over Nieuw-Guinea, waaruit bleek dat hij een bevredigende regeling van die kwestie wel een kabinetscrisis waard vond. Dit leidde tot zijn val als fractieleider, maar was ook aanleiding tot een discussie over de vraag of de partij langzamerhand niet herdoopt moest worden tot Partij van de Regering. H.M. van Randwijk schreef in Vrij Nederland dat het socialisme nu de 'kans van zijn leven' had gekregen en dus op een hoogtepunt had moeten zijn, maar dat daar zo bitter weinig van te merken viel; er werd 'water verkocht voor rode wijn': 'het heeft in de chaos geen nieuwe, bezielende gedachte gevonden en het gelooft niet meer in zijn oude leuzen (...), het heeft geen poëzie meer'. In 1949 speelde de PvdA een belangrijke rol in de hulp aan het VS-imperialisme door het lidmaatschap van de Navo te accepteren en kort daarna gaven ze volle steun aan de oorlog tegen Korea. Wat betreft Afrika, geen enkel land kreeg de onafhankelijkheid van de PvdA. Met het oog op het goud van Zuid-Afrika en het uranium van Namibië werd Chief Seretse Khama afgezet. De PvdA deed niets. Het imperialistisch karakter van de PvdA uit zich hierin dat het thuis nooit één Nederlandse arbeider heeft moeten vermoorden om het Nederlandse imperialisme her op te bouwen. Maar het moest onnoemelijk vele duizenden vermoorden in de rest van de wereld, vaak met de enthousiaste steun van zijn linkervleugel. Zij die zoeken aan te tonen dat de PvdA een progressieve rol heeft gespeeld kunnen dat alleen doen vanuit de racistische vooronderstelling dat de levens van de koloniale volkeren van veel minder belang zijn dan deze van de Nederlandse werkers. Vandaag is het imperialisme meer dan ooit een noodzaak voor de Nederlandse kapitalisten om te kunnen overleven. Gedurende de laatste 25 jaar is industriële arbeid bijna gehalveerd. Ondertussen is het aantal tewerkgestelden in het bank- en verzekeringswezen verdrievoudigd. In de industrie zelf werkt één op tien arbeiders in de bewapeningsindustrie. De helft van de Nederlandse top-20 bedrijven zijn betrokken bij de wapenproductie. Met deze erosie van productieve arbeid kan men zich afvragen hoe het Nederlands imperialisme de groeiende proportie van de bevolking in de niet-productieve sector kan blijven ondersteunen. Het antwoord moet gezocht worden in de export van kapitaal. In de jaren negentig benaderden Nederlandse overzeese winsten eenderde van alle winst. De directe buitenlandse investeringen worden meer en meer. Daarmee werd Nederland een van de grootste buitenlandse investeerders. Met een hoog aandeel buitenlandse investeringen is elke overheidspolitiek ondergeschikt aan de belangen van de roversbaronnen van het financierskapitaal. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat Nederland meeloopt met Groot-Brittannië en de VS die het voortouw namen in de imperialistische oorlogen tegen Irak en tegen Joegoslavië. De komst van Wim Kok heeft daaraan niets veranderd. Het einde van de welvaartsstaat en de splitsing van de arbeidersbeweging Om het bestaan van de 'arbeidersaristocratie' te verdoezelen of de steun aan de sociaal-democratie te rechtvaardigen, hebben de revisionisten het steeds over 'de massa's' en het proletariaat in het algemeen. Nochtans stelden Marx en Engels reeds in hun tijd vast dat de vakbondsorganisaties slechts een minderheid van het proletariaat vertegenwoordigden. In Nederland was dat niet meer dan één vijfde. Ook Lenin stelde een duidelijke splitsing vast binnen de arbeidersbeweging. Een geprivilegieerde laag, de 'arbeidersaristocratie' maakte zich na de imperialistische oorlog (1914-18) los van het proletariaat. Die splitsing is er altijd geweest, behalve gedurende twee korte periodes: 1848-1868 en 1945-1975. In die eerste periode verbeterden de materiële omstandigheden van de gehele arbeidersklasse als gevolg van de industriële revolutie en de koloniale expansie. De tweede periode was het gevolg van de veranderende klassenverhoudingen na de Tweede Wereldoorlog. Uit schrik voor het communisme werden aan de arbeidersbeweging heel wat concessies gedaan. Dankzij de naoorlogse 'boom' en de aangehouden imperialistische politiek konden de geprivilegieerde voorwaarden van de middenklasse en de arbeidersaristocratie verzekerd worden terwijl aan de grote massa van de werkende klasse een behoorlijke levensstandaard geboden kon worden. Maar in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd onder leiding van Ruud Lubbers een eind gemaakt aan deze toestand en worden we opnieuw geconfronteerd met de terugkeer naar de voorwaarden van een diepe breuk binnen de werkende klasse. Er werd een offensief ingezet tegen de arbeiders en de armen. In de jaren negentig waren de laagste lonen in reële termen lager dan in de jaren zeventig; de middenlonen groeiden met een derde; de hoogste lonen met 50%. Bijna de helft van alle werknemers verdient minder dan het gemiddelde minimumloon in Europa. Het aandeel in het nationaal inkomen van de 40% armste daalde in die periode van 24% naar 17%. Ongeveer een derde van de kinderen groeit vandaag op in armoede. In die omstandigheden spreken van het proletariaat in het algemeen, in abstracto, dient enkel om de concrete en dringende taken van vandaag te ontwijken en de massa's te bedriegen. De vakbonden en vooral de vakbondstop vervreemden meer en meer van het proletariaat. Tegenwoordig is slechts een kwart van alle arbeiders lid van een vakbond. Het lidmaatschap van de vakbond is lager bij vrouwen dan bij mannen (eenderde tegenover de helft); bij deeltijdse werkers is het lidmaatschap extreem laag. Heel weinig jongere arbeiders zijn lid (16-24 jaar: nog geen kwart, 35 jaar: nog niet de helft) De hoogste aansluitingsgraad vindt men bij hooggeschoolden (bijna de helft), terwijl laaggeschoolden slechts een score tonen van eenderde. In de openbare sector zijn de niet-handenarbeiders oververtegenwoordigd in de vakbonden. Kortom, de vakbonden beginnen meer en meer te gelijken op wat zij waren op het eind van de negentiende eeuw: de vertegenwoordiging van slechts een minderheid van de werkende klasse maar ook alleen van zijn geprivilegieerde lagen. De revisionistische organisaties blijven deze splitsing ontkennen. Deze ontkenning is absoluut essentieel voor hun ondersteuning van de PvdA als de partij van de gehele arbeidersklasse. Zij blijven beweren dat de PvdA een massapartij van de Nederlandse werkende klasse is. Om het verraad ten opzicht van de werkende klasse te verdoezelen, om de vlucht en desertie naar het kamp van de sociaal-democraten te verdoezelen, zijn de revisionisten niet alleen verplicht de sociaal-democraten mooier voor te stellen dan ze zijn. Maar ze zijn ook verplicht om de grote revolutionairen aan te vallen en te degraderen, die tegen het verraad van de sociaal-democraten vochten en die de zaak van de wereldrevolutie vooruit hielpen door de nazi's te verslaan en de grenzen van het socialisme te verleggen tot in Centraal-Europa. De 'illusie' van het PvdA socialisme moet tegen elke prijs in stand gehouden worden, want anders worden deze 'revolutionairen' van 'Socialistische Arbeiderspartijen' (GroenLinks, SP) beroofd van hun vijgenblad waarmee ze hun onbeschaamde steun aan de sociaal-democratie bedekken. Zelfs ook sommige Oost-Groninger leden van de Nieuwe Communistische Partij Nederland (NCPN) proberen het proletariaat te verzoenen met de 'bourgeois arbeiderspartij' (PvdA) in plaats van er een vastberaden strijd tegen te voeren. Lenin zag natuurlijk ook wel dat het grootste deel van de SDAP uit arbeiders bestond. Maar daaruit volgt logischer wijze niet dat het een politieke arbeiderspartij is. Dat hangt namelijk af van wie er de leiding heeft en van de inhoud van haar activiteiten en van de politieke tactiek en het programma. Hij beschouwde de SDAP geenszins als een politieke arbeiderspartij, maar wel als een onvervalste burgerlijke partij. Ze bestond weliswaar uit arbeiders, maar ze werd geleid door reactionairen… Voor Lenin was het een absolute noodzaak om aan de massa's uit te leggen dat ze moesten breken met het opportunisme. Voor hem was het zinloos en hypocriet om te spreken van de strijd tegen het imperialisme, om te spreken van marxistisch-leninistisch en van de socialistische arbeidersbeweging, zolang er geen vastberaden en harde strijd gevoerd werd tegen deze partij. Het is de taak van de communistische, revolutionaire marxisten-leninisten, om de splitsing binnen de werkende klasse te erkennen, om te vechten tegen de 'burgerlijke arbeiderspartij' en dieper tot bij de echte massa's te gaan, want dit is de betekenis van de strijd tegen het opportunisme. De sociaal-democratie 'is nodig' De PvdA 'is nodig' zeiden de sociaal-democraten in hun campagne. Een stem op de sociaal-democratie was nuttig en zelfs nodig om een dam op te werpen tegen het neoliberale offensief en tegen de opgang van extreem rechts. In Groot-Brittannië, België, Frankrijk, Duitsland en andere Europese landen waren er soortgelijke campagnes om de rechts-conservatieven van de macht te verdrijven en om een Arbeidersregering in het zadel te krijgen. Deze campagnes werden niet alleen door sociaal-democraten gevoerd, maar ook door de revisionisten in deze zogenaamde Socialistische Partijen. Met deze campagnes creëerde de PvdA de illusie dat het Nederlandse proletariaat de bureaucratische staatsmachine niet hoeft te breken en dat het socialisme geïntroduceerd kan worden door een winnende meerderheid in het parlement. Deze illusie is verbonden met de idee dat de staat verheven is boven de klassen. Deze campagnes creëren ook de illusie dat de burgerij uit de weg geruimd kan worden zonder een gewelddadige revolutie. Nochtans heeft de burgerij sinds de Franse revolutie van 1848 blijk gegeven van wreedheden eens de werkende klassen een bedreiging vormde voor de burgerlijke orde. Onder één of ander voorwendsel werd steeds een burgeroorlog gestart om de klassenbelangen te verdedigen indien die in gevaar kwamen. Voorbeelden uit deze eeuw zijn er genoeg: interventies in de jonge Sovjetrepubliek, de uitroeiing van Duitse revolutionairen door fascisten, de campagnes van Tsjang Kai-sjek in China, de nazi-plunderingen in de Sovjet-Unie, de oorlog tegen Korea, Laos en Cambodja, de moord op een miljoen Indonesische communisten, de Chileense contrarevolutie,… De Chileense revisionisten van Allende hadden een diepe verering voor de Chileense grondwet, ze geloofden dat het leger de grondwet zou respecteren, ze geloofden dat ze op een geweldloze manier de burgerij zouden kunnen breken en het socialisme zouden kunnen introduceren. Het negatieve voorbeeld van Chili bevestigt de thesis van Lenin dat "het leger en de politie de hoofdinstrumenten zijn van de staatsmacht". Maar ook in de geïndustrialiseerde wereld geldt deze wetmatigheid. Volgens Lenin is "een democratische republiek de beste politieke staatsvorm voor het kapitalisme. En daarom, eens het kapitaal controle heeft verworven over deze beste vorm, oefent het zijn macht zo secuur en zo stevig uit, dat geen enkele wijziging, noch van personen, noch van instituties of van partijen, haar kan doen wankelen." Het maakt met andere woorden uiteindelijk niet uit welke partijen in de regering zitten, want zodra de belangen van de burgerij in het gedrang komen, zal het staatsapparaat in actie treden, zonodig militair geweld gebruiken of democratische rechten opschorten. En dat ongeacht of sociaal-democraten of 'groenen' de dienst uitmaken. Een andere illusie die de revisionisten verspreiden is de idee dat de PvdA het vehikel is naar het socialisme, dat een PvdA-regering geen compromissen zal sluiten met big business, dat ze de last van de crisis op de rijken zal leggen, dat ze tegen het grootkapitaal zal opkomen, dat er een ommekeer zal komen in het belang van het volk. Een sleutelargument dat hierbij gebruikt wordt, is de uitbouw van de zogenaamde welvaartsstaat na de Tweede Wereldoorlog, waarvoor de PvdA-regering verantwoordelijk zou zijn. Het punt is echter dat geen enkele regering, noch van de PvdA noch van de conservatieven, anders hadden kunnen doen in dezelfde wereldsituatie na de Tweede Wereldoorlog. Het imperialisme was ernstig verzwakt en de werkende klasse was in een relatief sterkere positie om zijn vragen kracht bij te zetten. Quitin Hogg (Lord Hailsham, minister van Financiën onder de voormalige regering in Groot-Brittannië) zei in 1945: "If you do not give the people reform they are going to give you social revolution." (Indien je aan het volk geen hervormingen geeft, dan zullen zij u de sociale revolutie geven".) Website: http://www.dewaarheid.nu |
aanvullingen | uit dit artikel zijn aanvullingen verplaatst naar de ruispagina | | Tegenstellingen in sociaal democratie,Allende | Jet Holst - 07.08.2002 12:37
Met sommige punten in bovenstaand stuk ben ik het eens; met andere niet. Mijn indruk is, dat de auteur mogelijk, althans gedeeltelijk, zwaar gesteund heeft op een beschouwing over de Britse geschiedenis, en dat wat te letterlijk naar Nederland vertaald heeft. Ook ontbreken hier de in werkelijkheid voorkomende verschillen tussen leiding en basis (gewone leden, kiezers) van de sociaal democratie; tussen linker en rechter vleugels, enz. Overigens heb ik geen tijd om op alle punten uit het artikel in te gaan. Citaat: (aangegeven met >): > De partij [PvdA Nederland] schuift steeds meer en meer naar rechts en slaagt er zelfs > in om de VVD regelmatig rechts te passeren. Tot de verkiezingen van 15 mei 2002 is deze opmerking zeker juist. Maar o.a. het grote verlies bij die verkiezingen, en daarentegen enige ledenwinst daarna, betekenen dat nu in de PvdA ook geluiden voor een meer linkse koers te horen zijn. Hoe veel of hoe weinig invloed die uiteindelijk zullen krijgen, weten we nu nog niet. Daarom moet, in de eerste plaats buitenparlementaire, oppositie tegen het nieuwe rechtse kabinet gevoerd worden; en geprobeerd worden daar tevens wie mee wil doen uit de PvdA bij te betrekken. >De sociaal-democraten > leken en lijken voor de burgerij het meest geschikte instrument om de > arbeidersklasse van binnenuit te neutraliseren. Dit leek tot voorjaar 2002 inderdaad zo voor Nederland. Maar, analyse van de berichtgeving over de verkiezingscampagne toen in de grote media toont aan, dat het door de LPF opgehangen (en vaak door media kritiekloos overgenomen) beeld van "demonisering" van Fortuijn en zijn aanhang door zogenaamd "linkse" media onjuist was. De lijsttrekker over wie het meest ongunstig bericht werd, was zeker niet Fortuijn, maar Ad Melkert van de PvdA. Inderdaad, degene die soms de VVD rechts passeerde. Maar in wiens partij "de burgerij" (waar overigens ook tegenstellingen binnen bestaan) in tegenstelling tot eerder in de jaren negentig, minder vertrouwen had om geplande verslechteringen voor niet rijken door te douwen. > Historische voorwaarden voor het ontstaan van de Partij van de Arbeid > (PvdA) in Nederland waren niet alleen een zeer groot koloniaal imperium maar ook een monopolie op de wereldmarkt. In de zeventiende eeuw kon je spreken van een Nederlands "monopolie op de wereldmarkt"; in de negentiende-twintigste eeuw, toen SDAP en PvdA ontstonden, toch eerder van een Brits. Ook al had Nederland voor een klein imperialistisch land nog steeds een groot koloniaal rijk. "Zeer groot" gold toch weer meer voor Engeland. > Tussen 1850 en 1875 stegen de lonen > met bijna een derde. Wat zijn de bronnen voor deze, en andere, cijfers? > In de beginfase was deze > arbeidersaristocratie samengesteld uit geschoolde vaklui, vandaag bestaat ze grotendeels uit geschoolde witte-boord werkers, middenkaders, en functionarissen van de vakbond en >van de PvdA. Volgens mij zijn er veel meer functionarissen van vakbonden dan van de PvdA. Ik dacht ook dat er in bijvoorbeeld België, Oostenrijk, en Duitsland, naar verhouding veel meer bezoldigde sociaal democratische partijfunctionarissen waren dan in Nederland. >Deze geprivilegieerde klasse Kan je hier van "klasse" spreken? Of eerder over een laag binnen 1 klasse, die in de praktijk een politiek, gunstig voor een andere, de bezittende, klasse, voert? Je moet oppassen met allerlei maatschappelijke groeperingen zomaar "klasse" te noemen (andere voorbeelden: "de politieke klasse", "the chattering classes", of functionarissen van communistische partijen in Oost Europa omstreeks 1950 als "nieuwe klasse"). > Nieuwe > vakverenigingen werden scherp aangevallen door de oude en door de > burgerij, zodat ze heel snel veel leden verloren en niet van de grond > kwamen. In de Engelse (en, enigszins anders, VS) sociale geschiedenis in die tijd, kan je inderdaad deze strijd tegen "new unions" of "CIO" (radicaler, meer ongeschoolden) vinden. In Nederland gebruikte men de term "oude beweging" voor het (min of meer syndicalistische) Nationaal Arbeidersssecretariaat; en "moderne vakbeweging" voor het daar na in 1905 opgerichte NVV (sociaal democratisch; reformistisch; maar niet met een afkeer zoals in Engeland en de VS van het organiseren van ongeschoolden). >In die omstandigheden was het niet verwonderlijk dat er geen > partij van de arbeidersklasse ontstond. Alweer, dit lijkt me vertaald uit Engeland. > Tot in het begin van de jaren negentig van de negentiende eeuw > ageerde de top van de arbeidersbeweging binnen de liberale partij. Idem >De > eerste socialistische organisatie in Nederland was de Sociaal- > democratische Bond (SDB 1882-1894). Eerder (veel kleiner) waren er in 1848 leden in Nederland van de Bond van Communisten; en het Nederlands Werklieden Verbond omstreeks 1870 als lid van de Eerste Internationale. > was de SDAP vanaf het begin een verdediger van het > imperialisme, was het een imperialistische partij. Dit gold weliswaar voor o.a. SDAP kamerlid Van Kol (baas van een plantage in Indonesië; wat hij geheim hield voor zijn partijgenoten). Maar er waren zeker ook anti koloniale geluiden binnen de SDAP: Soewardi Soerianingrat, beroemd Indonesisch onafhankelijkheidsstrijder, was SDAP lid toen hij naar Nederland verbannen was, en hield voor volle zalen van de SDAP anti koloniale redevoeringen; kamerlid Mendels; in feite ook fractieleider Troelstra; Henriette Roland Holst; Henk Sneevliet, mede oprichter van de "Indische Sociaal Democratische Vereniging", die later de Indonesische communistische partij zou worden. Kortom: je moet tegenstellingen niet uit het oog verliezen. > De SDAP ... het afwijzen van de > revolutie na de Eerste Wereldoorlog (1918). Ook hier lag het weer ingewikkeld (partijleider Troelstra werd door de rechtervleugel van zijn eigen partij in de rug aangevallen). > Ook was er volle steun > voor de interventie in Rusland, om de prille revolutie in de kiem te > smoren. Het leger van o.a. Engeland viel inderdaad, met steun van de rechtse Labour leiders (en tegen de zin van veel linkse Labour kiezers en leden) na de eerste wereldoorlog Rusland binnen. Door o.a. massale akties hier tegen in o.a. Engeland moest deze interventie uiteindelijk gestopt worden. Het Nederlandse leger speelde geen rol in de eerste wereldoorlog gevechten, en ook niet bij de interventie in Rusland. Dus ook de Britse Labour en de Nederlandse SDAP leiding speelden niet letterlijk de zelfde rol hier. > De SDAP wilde meeregeren en aanvaardde in 1937 het > beginselprogramma met als basis het Plan van de Arbeid dat > nationalisatie van de basisindustrie, het kredietwezen en het > openbaar vervoer beoogde Op zich is dit nog een stuk linkser dan "Paarse" PvdA politiek > Wat betreft > Afrika, geen enkel land kreeg [na 1945] de onafhankelijkheid van de >PvdA. Ook hier weer: letterlijke vertaling uit Engeland. Nederland had zijn laatste Afrikaanse kolonie, in Ghana, aan Engeland afgestaan, lang voor de SDAP was opgericht. Ik ben het wel uiteraard eens met de passages over Indonesië, enz. >Met > het oog op het goud van Zuid-Afrika en het uranium van Namibië werd > Chief Seretse Khama afgezet. De PvdA deed niets. Dit kan je toch veel eerder de *Britse* Labour partij verwijten. Met betrekking tot Afrika en de PvdA in de jaren vijftig had de auteur beter de positieve houding van Drees ten opzichte van de regering van Zuid Afrika (waar toen de apartheidspolitiek officieel werd opgezet) kunnen noemen. > In de industrie zelf werkt één op tien arbeiders in > de bewapeningsindustrie. De helft van de Nederlandse top-20 bedrijven > zijn betrokken bij de wapenproductie. Interessant; uit welke bronnen komt dit? Evenals de cijfers hier onder over lonen? > De vakbonden en vooral de vakbondstop vervreemden meer en meer van > het proletariaat. Tegenwoordig is slechts een kwart van alle > arbeiders lid van een vakbond. Het lidmaatschap van de vakbond is > lager bij vrouwen dan bij mannen (eenderde tegenover de >helft); Rekenkundig klopt dit niet, want zelfs een derde is nog meer dan een kwart. Verder: ja; maar de tendens is nu: afname bij mannen, toename bij vrouwen. Al doen de bonden zeker te weinig om vrouwen bij zich te betrekken, en om aktie voor hun belangen te voeren. >bij > deeltijdse werkers is het lidmaatschap extreem laag. Er zijn heel uiteenlopende groepen die geen of minder lid van vakbonden worden. Voor een deel kan je dat nu juist min of meer "arbeidersaristocraten" noemen; mensen die denken: "Ik heb toch een behoorlijk salaris, en misschien nog aandelen er bij. Ik sta ver boven zo'n ordinaire "arbeider" en heb zo'n bond niet nodig." Bijvoorbeeld: de sector met de laagste organisatiegraad (slechts 6%) is de ICT-automatisering, waar soms een yuppen mentaliteit heerst. Ook al zijn daar de allerlaatste tijd, met aanvallen op de positie van ook werknemers daar, tekenen van meer organisatie, en aktie. >Heel weinig > jongere arbeiders zijn lid Althans bij sommige jongeren heerst ook een "vrije jongens mentaliteit" (vergelijk ICT); bij weer andere jongeren speelt hier juist hun slechte positie een rol om geen contributie te betalen. De bonden doen hier inderdaad te weinig aan. >De revisionistische organisaties blijven deze splitsing ontkennen. > Deze ontkenning is absoluut essentieel voor hun ondersteuning van de > PvdA als de partij van de gehele arbeidersklasse. Alweer: dit lijkt me een letterlijke vertaling uit Engeland; waar o.a. de New Communist Party bij verkiezingen oproept om, ondanks kritiek op Blair, Labour te stemmen (o.a. wegens het districtenstelsel aldaar; het boek "De Linkse Stroming", waarin Lenin in 1920 de Britse communisten opriep zich bij de Labour partij, toen een federatie van organisaties met uiteenlopende politieke visie, aan te sluiten) terwijl de Socialist Labour Party e.a. oproepen, op de eigen kandidaten te stemmen > De 'illusie' van het PvdA socialisme moet tegen elke > prijs in stand gehouden worden, want anders worden > deze 'revolutionairen' van 'Socialistische Arbeiderspartijen' Alweer: Engeland lijkt dan wel in veel opzichten op Nederland, maar *is* het niet. De Britse Socialist Workers Party (geen parlementszetels, nu wel eigen kandidaten daar voor; vroeger riep de SWP op, Labour te stemmen, nu niet meer; niet te verwarren met de veel kleinere Nederlandse Socialistische Arbeiderspartij; ook al zijn beiden ooit uit het Trotskisme ontstaan) ziet zichzelf als revolutionair, in tegenstelling tot GroenLinks > (GroenLinks, SP) beroofd van hun vijgenblad waarmee ze hun onbeschaamde steun aan de sociaal-democratie bedekken. De verhouding SP-PvdA was in elk geval tot 15 mei 2002 slecht. Nooit hebben, voorzover mij bekend, PvdA kamerleden voor een SP motie gestemd, ook niet als ze het er mee eens waren. Melkert weigerde te debatteren (en voor een debat hoef je het juist niet met elkaar eens te zijn) met Marijnissen [Fortuijn ook]. > Met deze campagnes creëerde de PvdA de illusie dat het Nederlandse > proletariaat de bureaucratische staatsmachine niet hoeft te breken en > dat het socialisme geïntroduceerd kan worden door een winnende > meerderheid in het parlement. *Was* het maar zo, dat de huidige PvdA leiding streefde naar "socialisme geïntroduceerd door een winnende meerderheid in het parlement". Ze streven uberhaupt niet naar socialisme, hoe dan ook. Ze willen ook geen linkse meerderheid, maar liever samenwerken met óf CDA óf VVD, want anders worden de rijke zakenlieden nog bang; en die schijnen belangrijker te zijn dan de eigen PvdA kiezers. In het vorige parlement waren 75 (dus de helft) "linkse" zetels. Maar zoals ik al boven schreef: de PvdA werkte liever samen met de VVD dan met de SP. Als de PvdA zou willen "socialisme geïntroduceerd door een winnende meerderheid in het parlement" dan zou je kunnen zeggen: OK, jullie doel is het zelfde als ons; maar over die middelen moeten we nog flink discussiëren, over hoe het VCO-NCW op een linkse regering zou reageren, enz. Maar de PvdA leiders staan daar voor te ver naar rechts > Voorbeelden uit deze eeuw zijn er genoeg: de Chileense contrarevolutie,… > De Chileense revisionisten van Allende hadden een diepe verering voor > de Chileense grondwet, Deze kritiek op de socialistische partij van Allende, de Chileense communistische partij, en hun bondgenoten, doet hen onrecht. Je kan ook Rosa Luxemburg niet verwijten dat ze met tienduizenden anderen vermoord is na de Spartacus opstand (overigens was zij, in tegenstelling tot de meerderheid van het bestuur van de Spartacusbond, tegen het beginnen van deze opstand). Je kan de Hongaarse revolutionairen uit 1918, of de Nicaraguaanse Sandinisten, niet verwijten, dat zij uiteindelijk verloren. Je kan oprechte Chinese revolutionairen niet verwijten dat nu, althans gedeeltelijk, kapitalisme weer in China wordt ingevoerd. Allende, en de toenmalige Chileense communistische partijsecretaris Luis Corvalan, beschikten nu eenmaal niet over een accuraat instrument om de politieke toekomst te voorspellen, en wij hebben zoiets nog steeds niet. Vandaar dat de Chileense socialisten, communisten, enz. inderdaad de toekomst niet goed voorspelden. Zoals wij nu ook nog wel eens zullen doen. In de tijd dat tienduizenden aanhangers van Allende na de putsch van Pinochet uitgemoord werden, ergerde ik mij aan het blad Proletarisch Links, voorloper van de tegenwoordige Nederlandse SAP (Grenzenloos). Zij riepen toen vanuit de veilige Hollandse leunstoel, dat zij het allemaal veel beter dan Allende zouden hebben gedaan in Chili. Maar je zal daar maar zitten. Kortom: nu zo breed mogelijke samenwerking in akties. Bijvoorbeeld op prinsjesdag vanaf 11 uur in Den Haag, tegen de afbraakpolitiek van het nieuwe kabinet. Ook samen met die sociaal democraten, die het failliet van Paars aan den lijve ondervonden.
Website: http://www.iisg.nl | |
aanvullingen | |