| |
Niet de media, maar de politici. Herwig Lerouge - 19.06.2002 16:26
Niet de media, maar de politici maken ons klaar voor oorlogen. Gesprek in Bagdad met Peter Arnett. Peter Arnett was de eerste oorlogscorrespondent die de prestigieuze Pulitzerprijs kreeg, voor zijn Vietnamreportages tussen 1965 en 1967. Sindsdien versloeg hij 17 oorlogen maar het grote publiek leerde hem pas kennen tijdens de Golfoorlog in 1991. Vanop het dak van het Al Rachid-hotel in Bagdad zorgde hij met zijn beelden van de Amerikaanse bombardementen voor de grote start voor CNN. Later maakte hij ook een reportage met de enige live-interviews met Osama bin Laden. We ontmoetten hem dit voorjaar, tijdens een reis naar Irak. We hadden samen met enkele Vredesinspecteurs een lang gesprek met hem over Irak, Bush, Vietnam, journalisme en objectiviteit. Een Amerikaan in Bagdad. Waarom ben je niet meer bij CNN? Peter Arnett. Drie jaar geleden ging ik er weg, maar dat had niets met de Golfoorlog te maken. Drie CNN-producers hadden een reportage gemaakt over het gebruik door de VS in 1970 van zenuwgas tegen Amerikanen die naar de communisten waren overgelopen in Laos. Ik zou daarbij alleen het commentaar inlezen. De producers waren zeker van hun bronnen, maar het Pentagon ontkende alles en CNN kon de zaak niet hard maken. Uiteindelijk werd de reportage niet uitgezonden, CNN verontschuldigde zich en zette de producers op straat. Mij ontsloegen ze niet, maar ik kreeg wel een naam. Ik had de Golfoorlog verslagen, Saddam Hoessein geïnterviewd, jaren in Vietnam gewerkt, Osama bin Laden geïnterviewd ik werkte tegen de Amerikaanse belangen, zo werd er gesuggereerd. Daarom ging ik weg bij CNN. Waar ben je nu mee bezig? Peter Arnett. Nu ben ik met verschillende dingen bezig. Ik zat twee maanden in Afghanistan en de Westbank. Elke week maak ik een programma van een half uur, met mooie beelden en lange interviews, dat in de VS wordt uitgezonden via digitale televisiekanalen. Heel prettig omdat ik een verhaal echt uitgebreid en grondig kan brengen. Waarom was het Pentagon niet gelukkig met je reportages uit Irak tijdens de oorlog? Peter Arnett. Aan de ene kant hadden ze belang bij mijn reportages. Ik toonde dat ze vooral bezig waren met het vernietigen van de Iraakse infrastructuur van regering en leger. Dat kwam hen goed uit. Maar na vier dagen bommencampagne kwamen mensen me vertellen dat de VS ook civiele industrie bombardeerden, onder andere een melkpoederfabriek. Schokkend natuurlijk en in strijd met de bewering van president Bush dat alleen militaire doelwitten geviseerd werden. We trokken eropaf en aan de rand van de stad vonden we een groot bord met "melkpoederfabriek" en een foto van Saddam Hoessein die een kind de fles geeft. Het gebouw erachter lag compleet in puin. In de rotzooi vonden we een heleboel pakjes melkpoeder. In die fabriek werd namelijk melkpoeder uit Nieuw-Zeeland, Canada en Frankrijk verrijkt met vitaminen en daarna opnieuw verpakt. Ik nam een heleboel pakjes mee naar mijn hotel voor de kinderen uit de buurt en dronk er trouwens zelf ook van. Tot mijn verbazing bleven de Amerikaanse regering en het Pentagon beweren dat de melkpoederfabriek een façade was voor een testfabriek voor biochemische producten. De Iraakse regering had me misleid en gebruikt als een pion in hun schaakspel, zegden ze. Ze maakten er een hele zaak van en de hele oorlog lang moest ik me blijven verdedigen. Het Pentagon en president Bush senior beweren nog altijd dat het een biochemische fabriek was. Maar toen Hoessein Nagib, de schoonzoon van Saddam die het hele wapenprogramma coördineerde, in 1996 overliep naar Jordanië, werd hij door een van mijn CNN-collega´s geïnterviewd en de eerste vraag was: wat was er in die melkpoederfabriek? Melkpoeder, antwoordde hij. Over de werkelijke oorlog in Afghanistan weten we helemaal niets. Is de censuur strenger geworden? Peter Arnett. Tijdens de Golfoorlog vertrokken al mijn collega´s uit Bagdad omdat ze ervan overtuigd waren dat het Al-Rachid Hotel een doelwit voor de VS zou zijn, omdat het een perscentrum was. Ik was ervan overtuigd dat het wel de laatste plaats was die de VS zouden vernietigen. Ik bleef en kreeg gelijk. Ik weet niet of ik vandaag nog zo overtuigd zou zijn, want in Kaboel hebben ze het bureau van Al-Jazeera opgeblazen. Vandaag lopen ze in Washington en in het hele land zo in de pas en krijgt de regering zoveel steun voor al haar acties, dat het hoe langer hoe meer denkbaar wordt dat ze over een volgende oorlog helemaal geen verslaggeving meer willen. In 1991 wist ik zeker dat de VS het perscentrum in Bagdad niet zouden aanvallen, maar in Kaboel deden ze het wel. Was het moeilijker werken in Kabul dan in Bagdad? Peter Arnett. Ik ging pas na de val van Kaboel naar Afghanistan. De pers werd in Afghanistan in elk geval erg aan banden gelegd. De Taliban brachten de paar journalisten die ze toelieten, samen in het Intercontinental Hotel in Kaboel. Ze mochten niet rondtrekken en zagen dus niet veel. De Noordelijke Alliantie wilde ook niet echt weten van Westerse journalisten. Daardoor kreeg je langeafstandsverslaggeving, met veel beelden van bomexplosies in de bergen. Zodra de oorlog voorbij was, kon je overal komen, maar waren de sporen van de actie uitgewist. De actie verliep trouwens erg snel: bombarderen en vluchten. De VS bombardeerden een week en de Taliban vluchtten weg. In Irak werd er elke dag slag geleverd, vooral op het propagandafront. Over de oorlog in Afghanistan was de eensgezindheid veel groter. Ik denk dat de houding van de internationale gemeenschap anders zal zijn als de VS later op het jaar Irak aanvalt. Denkt u dat er oorlog komt? Peter Arnett. Ik denk dat de regering-Bush de regering van Saddam Hoessein weg wil. De conservatieve rechtervleugel in de Amerikaanse regering blijft dat maar herhalen en ik hoor in de pers heel weinig andere stemmen. Het enige wat hen zorgen baart is de weerslag van een oorlog op de relaties met de bondgenoten in West-Europa en in de Arabische wereld. Wat de oorlog voor de bevolking van Irak betekent interesseert hen hoegenaamd niet. Voor hen zijn de Iraki´s geen mensen, ondanks de vele schrijnende reportages en interviews. Al die informatie heeft in de VS niet veel verschil gemaakt. Dragen de media geen grote verantwoordelijkheid in die beeldvorming? Peter Arnett. De westerse media laten wel degelijk zien hoe de Iraki´s lijden. Ik heb er tientallen reportages over gemaakt. Het is niet de schuld van de media, maar van de regeringen: Tony Blair, Georges Bush en hun voorgangers, de regeringen van Duitsland en Frankrijk. Zij vinden Saddam Hoessein een bedreiging en beweren dat hij beter zijn volk te eten zou geven dan paleizen en moskeeën te bouwen. Die kritiek komt niet van de media, maar van de westerse regeringsleiders. Overschat de rol van de media niet. Ik deed de verslaggeving over de Vietnam-oorlog van het begin tot het einde, ik schreef 3.500 reportages, over de gevechten, over de Vietnamezen, over alles Maar de Amerikanen geloofden liever president Lyndon Johnson. Tot hij opstapte en dan geloofden ze Nixon. Tot die ook opstapte en er uiteindelijk een einde aan de oorlog kwam. Zelfs de meest dramatische verhalen die ik over Vietnam schreef, kwamen steevast onderaan de pagina terecht en de persconferentie van president Johnson bovenaan. Wie denk je dat de mensen geloven: de president of een of andere journalist? Niet de media maar de ouders die niet wilden dat hun tienerzonen naar Vietnam moesten, maakten een einde aan de oorlog in Vietnam. Zij gingen demonstreren in Washington en New York. De media gaven wel beelden en munitie voor het anti-oorlogsprotest, maar de anti-oorlogsbeweging vertrok vanuit de mensen zelf. De regering praatte de oorlog goed in naam van de verdediging van de nationale belangen en veiligheid. Dat doet ze vandaag opnieuw. Ook de oorlog tegen het terrorisme draait rond nationale veiligheid. Vroeger sprak men nooit over het Vaderland, nu is het een officiële term en werd er zelfs een nieuw ministerie voor opgericht. Alle excessen worden getolereerd als het gaat om de bescherming van het Vaderland. Duizenden Arabieren zitten zonder proces in de gevangenis en de Al-Quaeda-verdachten worden in penibele omstandigheden op de basis van Guantanamo vastgehouden, maar daar kraait geen haan over. De paniek, de angst is zo groot geworden dat dit allemaal kan. Het is niet de schuld van de media, maar van Blair, Bush, van de regeringen in Duitsland en Frankrijk. Zij willen Saddam Hoessein weg. Is er dan geen tegengewicht? Peter Arnett. Wat weet de man in de straat? Niets! In Kentucky weten ze niet eens waar Tennessee ligt. Mensen zijn niet goed geïnformeerd over hun eigen land, laat staan over de wereld. Na 40 jaar in het vak heb ik de hoop opgegeven dat ik de man in de straat kan opvoeden. Het dringt niet tot hen door. Kandahar en Kaboel: een jaar geleden hadden ze er nog nooit van gehoord, nu kennen ze de namen wel van de krantenkoppen, maar veel verder dan dat er in Kandahar Amerikaanse troepen vochten en dat Osama bin Laden en de Taliban in Kaboel leefden, komen ze niet. In de VS zijn er hopen alternatieven: ernstige magazines en kranten, met meer inzicht, meer commentaar dan de televisiezenders. Maar het overgrote deel van het publiek laat zich leiden door talkshows zoals die van de extreem rechtse radiocommentator Rush Landau. Hij heeft miljoenen luisteraars. Zijn opinie - dat Saddam slecht is en Arafat een terrorist - haalt het. Wat er bijvoorbeeld in The New York Times staat zal zijn luisteraars niet van idee doen veranderen. Ook op de televisie heb je talkshows waarin conservatieven alles simplificeren. Het basisidee van CNN was de wereld zelf te laten spreken over vergeten onderwerpen. Nu is het eenvoudigweg een dienst geworden die de hoofdlijnen geeft - elk uur dezelfde informatie - en uit is op sensatie. Reporters worden aangezet om heel gevaarlijke dingen te doen om bepaalde beelden te schieten, zonder dat ze er achtergrond bij geven. Zelfs de BBC gaat erop achteruit. Televisie is een fantastisch massamedium maar het wordt alleen gebruikt om winst te maken. Uitgebalanceerd tv-nieuws met één minuut voor Sharon en één minuut voor Arafat, dat werkt niet. CNN werd enorm populair tijdens de Golfoorlog. Overal werd ik herkend en dat is nog altijd voor een groot deel zo. Na de oorlog ging ik naar de Westbank en Jordanië en Palestijnen omhelsden me spontaan op straat, bussen stopten. Maar toen ik naar de joodse kant ging, gebeurde hetzelfde, zelfs in de meest conservatieve wijken van Jeruzalem. De hele wereld was enthousiast omdat de mensen het gevoel hadden dat ze dankzij onze berichtgeving echt wisten wat er gebeurde. Als CNN-reporters nu naar Jeruzalem gaan, kunnen ze beter doen alsof ze van de BBC zijn, omdat ze gehaat zijn bij beide kanten. Is dat niet verschrikkelijk? Hoe komt dat? Ik denk dat het altijd uitbalanceren van de berichtgeving niet werkt. Als je in elk item van twee minuten beide kanten aan het woord wil laten, dan krijg je één zin van Arafat, één van Sharon en daar houdt het mee op. En beide kanten zijn ontevreden. Je kunt het verhaal van de Palestijnen, de Iraki´s of de joden niet vertellen in twee minuten per dag. Je moet mensen langer aan het woord kunnen laten. Sommige journalisten komen in Irak alleen beelden schieten om de teksten die ze vooraf al gemaakt hebben te bevestigen. Peter Arnett. Sommigen doen dat misschien, maar dan komen ze er zeker niet opnieuw in. Een van de principes van de Iraakse regering is dat je een reportage maakt met wat je hier ziet en hoort en niet met wat daarbuiten wordt verteld. Ik ben bereid me daaraan te houden, omdat ik vind dat er van buitenaf genoeg kritiek wordt geleverd. Ik ken ook ernstige reporters die graag willen komen, maar de Iraki´s zijn voorzichtig met hun visa en zeggen dat dat hun volste recht is. Kan je hier doen wat je wil? Peter Arnett. Het gaat er niet om wat ik wil doen. Ik zou wel eens politieke gevangenen willen bezoeken, maar ik weet wat haalbaar is en wat niet. Ik wil een interview van een uur afnemen van vice-premier Tareq Aziz, ik wil een reportage maken over wapens met verarmd uranium, ik wil de ziekenhuizen nog eens bezoeken. In de VS denken ze dat iedereen die niet voor Saddam Hoessein is, voor Amerika moet zijn. Dat is onzin. Ik zal niet zeggen dat de Iraki´s de VS haten maar ze weten wat de VS de afgelopen tien jaar hebben gedaan: de Golfoorlog, nog drie grote bombardementen en de sancties. Je zou van minder een afkeer hebben van de VS. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze van Saddam Hoessein houden. Als ik naar de markt ga met mijn camera en een jonge Iraki zegt iets negatiefs over de regering, dan zegt de functionaris die me begeleidt: niet uitzenden alsjeblief, want ik sta niet in voor wat er later gebeurt. Natuurlijk krijg je op die manier geen realistisch beeld van het regime, maar de anti-Amerikaanse en pro-Iraakse gevoelens die je tegenkomt, zijn absoluut authentiek. Iraki´s zijn fiere mensen, ze houden van hun land. Maar de politieke arena - de clans, de sjiieten, de Koerden - dat is een ander verhaal. Daar bots je op gemengde gevoelens. Nogal wat mensen zijn het afgelopen decennium in hun familie getroffen door het regime. Een miljoen Iraki´s zijn naar het buitenland gevlucht. Het is een beetje zoals in Cuba. Alle Cubanen die tegen Castro waren zijn vertrokken en ongeveer alle Cubanen die er nu nog zijn steunen Castro. Fidel loopt wel over de markt zonder lijfwacht en Saddam niet, maar dat is misschien gewoon een stijlverschil. Ik heb de afgelopen tien jaar ongeveer alles al gehad, maar het kan geen kwaad de wereld nog eens te laten weten hoe de situatie hier is. Ik wil de Iraki´s ook de kans geven om te praten over de wapeninspecties. Alles wat kan helpen om mensen te doen afzien van een nieuwe oorlog. Ik ben heel realistisch over wat ik hier of elders kan brengen en ik weet dat ze me hier niets geven wat ze niet willen geven, maar ik wil hier werken zolang ik het gevoel heb dat wat ik kan brengen, kan bijdragen tot begrip. Website: http://www.ptb.be/international/article.phtml?section=A2AAAB&object_id=14186 |
aanvullingen | | |