| |
Mobilisatie henk - 19.05.2002 23:36
D14 Mobilisatie tegen de nauwe banden tussen het Europese patronaat en de Europese instellingen Het U N I C E: "The voice of business in Europe" Een stem die eist: - een verlaging van de belasting op de ondernemingen - een toename van de flexibiliteit van de arbeid - een vermindering van de sociale zekerheid - de ontwikkeling van fonds de pension (don´t know: privé pensioenkassa´s?) ... enz. Wij weigeren dit programma van het UNICE. Wij weigeren dit Europa onderworpen aan het gezag van het "groot kapitaal". Wij eisen een Europa waar de gewone burgers/burgeressen het voor het zeggen hebben en waar zij actief aan het politieke leven deelnemen. Wij wensen een Europa waarin alle rechten van de loontrekkenden, de werklozen, de jongeren, de bejaarden eerbiedigd zouden worden; een vreedzaam Europa, een Europa solidair met alle volkeren, met inbegrip van die uit de Derde Wereld. Noteer deze DRIE DATUMS: * Vrijdag 7 juni 2002 om 18 uur: protestpic-nic aan de Beurs (onder voorbehoud) Enerzijds vindt men het UNICE, allemachtig tussen zijn uitgekozen gasten, zijn sponsors die niet eens weten hoe ze hun financiële tegoeden kwijt moeten, en al de autoriteiten die overvloedige subsidiën uitkeren. Zijn "European Business Summit" verwelkomt iedere lobbyist, voor zover hij in staat is de nagenoeg 2.000 EUR neer te tellen, een bescheiden deelname in de kosten van zijn feestje. Langs de andere kant bevindt zich al de rest van de wereld: die bevolking die werkzaam is, die bevolking die ademt, die bevolking die zich vermaakt en die eet.Haar Mensenrechten is al wat zij vraagt, maar zij vindt die onherroepelijk, ontegensprekelijk, hardnekkig ontontbeerlijk. Zij zal haar eisen bekend maken ter gelegenheid van een grote pic-nic aan de Beurs, op vrijdag 7 juni vanaf 18 uur. Doe mee en deel de hoop en levensvreugde van al die straatartiesten en muzikanten die een lofzang zullen brengen aan een wereld waarin iedereen zijn volwaardige plaats heeft. Breng uw mandjes mee, uw boterhammen, uw dranken en uw onderleggers; wij zullen voor de sfeer wel zorgen. NB: indien mogelijk, kom vanaf 16u30 af: vooraan de Beurs vindt iedere vrijdag een animatie plaats tegen oorlog en voor het Recht van de Palestijnen op een onafhankelijke staat. * vrijdag 31 mei te 19u45: vrije vergadering ter mobilisatie en voorbereiding, op 19a Priemstraat te 1000 Brussel (dicht bij het Fontainas- en het Rouppeplein) Doe mee en help ons de activiteit van 7 juni op touw te zetten, deel ook uw andere voorstellen in dit verband mee. Zij zijn zeker welkom. Doe ook mee indien U uw mening over het UNICE en de Europese toppen wil meedelen. * donderdag 30 mei om 11 uur: persconferentie tegenover Manneken-Pis **************** Voor alle inlichtingen in dit verband: . serge.cols@skynet.be (ATTAC-Bxl) . info@d14.be, www.d14.be of 0473/745766 (D14) |
aanvullingen | | pensioenfondsen | roje - 20.05.2002 17:00
beste henk geen pensioenkassa maar pensioenfonds, heb hierover een stukje geschreven voor de internationale. Pensioenfondsen en de Europese eenwording Inleiding Een aantal weken geleden riep Wim Duisenberg in het tv programma buitenhof openlijk op tot een koerswijziging in Europa in de richting van het Anglo-Amerikaanse systeem. Bolkenstein ging hem al voor en heeft zich sinds lange tijd aangesloten bij een groeiende groep van topambtenaren, academici en politici die een grondige herziening van de verschillende Europese welvaartsregimes beogen. In een tijdperk van versterkte mondiale concurrentie moeten de verworvenheden uit het Bretton Woods tijdperk wijken. De angst voor de vergrijzing die het aantal economisch actieven in verhouding tot de inactieven zal doen afnemen is het ideale middel voor deze groep om haar ‘moderniseringsplan’ op de politieke agenda te krijgen Vergrijzing is een magisch begrip dat gelijk staat aan een doem scenario waarin de staatsschuld toeneemt en de concurrentie positie van het logge en sociale Europa onder zware druk komt te staan. Sinds de fysieke invoering van de Euro worden ook meer onderbuikgevoelens naar voren geschoven, zoals het drama Italië waar uiteindelijk de landen die de zaken wel goed geregeld hebben aan zullen moeten meebetalen. De voorgestelde plannen van het Neo-liberale blok strekken zich uit over een groot aantal beleidsvelden. De kern van het plan is het opheffen van het omslagsysteem en het scheppen van ruimte voor de financiële markten. Het is een grootschalige privatisering van de pensioenvoorziening in de EU en een fundamentele breuk met de typische Europese financiële structuur waarin banken en de staat de taak van intermediair hadden en niet de financiële markten . De staat trekt zich grotendeels terug uit de sfeer van de ouderdag voorziening en verplicht werkgevers en werknemers om hun zaakje via de beurs te organiseren. Op deze wijze zijn de financiële markten verzekerd van een grootschalige instroom van pensioen euro’s en staat het piramide spel steviger in haar schoenen. Deze verzekerde instroom kan als katalysator fungeren voor het volwassen worden en het verenigen van de financiële markten in de EU. Net zoals de Eurodollar de relatieve monetaire stabiliteit van het Bretton Woodsysteem wist te doorbreken en de Petrodollar de schuldencrisis initieerde kan de pensioen euro en dollar een absolute doorbraak zijn in het liberalisering en integratie proces van de financiële markten. Dit alles is geen droom van beurshandelaren maar een breed gedragen plan van invloedrijke instituties als het IMF, de Wereld Bank, de OECD en een aantal Europese commissies (Ecofin en interne markt). De wereldbank en de OECD zijn sinds midden jaren negentig bezig geweest met een bewustwording campagne richting lidstaten en hebben invloedrijke academische clubs om zich heen verzameld die allen luidkeels roepen om een snelle implementatie van de het grote Neo-liberale plan. Maar ondanks het grote enthousiasme waarmee dit blok haar plannen probeert door te drijven en de angst die ze probeert te zaaien met hun verdraaide beeld van de vergrijzing zijn er gelukkig nog vele hindernissen die de toekomst opengooit voor alternatieve ontwikkelingen. Het grootste probleem van de implementatie van het neo-liberale plan in haar pure vorm is het grote verschil dat bestaat tussen de verschillende lidstaten in de vorm van financiële structuur en verzorgingstaat. Dit verschil maakt dat de drie grootste economieën van de EMU (Frankrijk, Duitsland, Italië) veel grotere aanpassingen zouden moeten maken dan landen als Nederland, het verenigd koninkrijk en de VS. Het verschil in aanpassing betekent voor de achterliggers een groot concurrentie probleem waardoor snel een nationale alliantie ontstaat van vakbonden, grote ondernemingen en banken die zich tegen het openstellen van de economie keert. Een tweede probleem is het maken van een dergelijke structurele lange termijn aanpassingen voor een liberale democratie. De aanpassing bestaat feitelijk uit een reeks van absoluut impopulaire maatregelen die allen op de korte termijn een groot politiek verlies betekenen en pas op de lange termijn –volgens de doctrine- iets opleveren. Dit leidt tot het vooruitschuiven van besluitvorming en dus onberekenbaarheid. Deze stroperigheid frustreert het integratie project van de EU. De soevereiniteit van de lidstaten op de gebieden van de financiële structuur en de verzorgingstaat is onbetwist, maar de wil van de Eurofielen om hier verandering in aan te brengen ook. Hierdoor is al een aantal jaar een spannend pokerspel gaande tussen grootse plannen en de politieke realiteit. De weigering van Duitsland om buitenlandse overnames van Duitse bedrijven mogelijk te maken staat bijvoorbeeld haaks op een stapel van EU afspraken. Het probleem van de vergrijzing De vergrijzing is een demografisch fenomeen dat hoofdzakelijk voortkomt uit de flink gedaalde geboortes per vrouw, de hogere levensverwachtingen en de inperking van migratie. De vergrijzing leidt ertoe dat de afhankelijkheid tussen het economisch onactieve deel van de maatschappij ten opzichte van het actieve deel toeneemt. Een groot misverstand bij het proces van de vergrijzing is de gedachte dat het een tijdelijk fenomeen is dat slechts bestaat uit het ouder worden van de ‘baby boomers’. Het proces van de vergrijzing is structureel van aard begint eigenlijk pas op het moment dat de na oorlogse generatie de pensioen gerechtigde leeftijd bereikt omstreeks 2010. Voorspellingen op het gebied van demografie ver weg in de toekomst zijn uiteraard risicovol, maar als het aantal kinderen per vrouw even laag als nu blijft, de levensverwachting niet daalt en de migratie beperkt blijft dan zal zich pas een stabilisatie voordoen in de meeste OECD landen tussen 2040 en 2050. Rond dit stabilisatie punt zouden dan tussen de 70 (Italië) en 35 (VS) inactieve per 100 actieve zijn wat een verdubbeling van de huidige verhouding is. De mate van vergrijzing hangt dus hoofdzakelijk af van het verschil in de vruchtbaarheid van vrouwen een aantal decennia geleden en de vruchtbaarheid nu. Hoe lager de vervanging hoe groter het aantal ouderen ten opzichte van jongeren zal zijn. De verandering van de leeftijdsopbouw heeft onder andere consequenties voor de arbeidsmarkt, de volksgezondheid, het onderwijs, de overheidsfinanciën en het portefeuille beheer van pensioenfondsen en andere financiële instellingen. De problemen die ontstaan op deze gebieden en de aanpassingen die deze sectoren moeten ondergaan vormen de basis voor het Neo Liberale blok om te argumenteren dat het bestaande verzorgingsstaatmodel niet geschikt is om de vergrijzing op te vangen. Hervorming van de verzorgingstaat Het idee is dat het omslagstelsel (waar mensen die nu werken betalen voor mensen die nu gepensioneerd zijn) moet worden veranderd in een systeem waarin individuen gedurende hun leven sparen voor hun eigen pensioen via een pensioen fonds. Het omslagsysteem bouwt geen reserves op, het is een doorgeefluik van generatie naar generatie op een gegeven moment. Doordat dit systeem geen reserves opbouwt is het vatbaar voor demografische veranderingen. Als de vergrijzing toeslaat, zullen dan ook de premies omhoog moeten, de uitkeringen omlaag en zal de staat flink moeten bijleggen. Om deze situatie te voorkomen wordt dus gepleit voor een nieuw systeem dat niet meer gebaseerd is op solidariteit maar op individuele keuzevrijheid. Net zoals gepleit wordt voor marktwerking, deregulering en privatisering op het gebied van het hoger onderwijs en de zorg sector om de zogenaamde individuele keuzevrijheid (voor wie het kan betalen) te vergroten wordt deze mantra van het Neo Liberalisme toegepast op de kern van de verzorgingstaat, de ouderdag voorziening. Om het alles te verduidelijken even een uitstapje naar de structuur van de pensioen systemen. De bestaande pensioen voorzieningen in de EU worden meestal versimpeld weergegeven in de vorm van drie pijlers. De eerste pijler behoort tot het publieke domein en functioneert op basis van het omslag systeem in combinatie met overheidsbijdragen. Deze pijler is universeel dekkend en is in Nederland bijvoorbeeld de AOW. De tweede pijler bestaat uit bijdragen van werkgevers en werknemers en is dus gekoppeld aan de arbeid. De invulling van deze pijler verschilt fors tussen de verschillende EU lidstaten maar over het algemeen bestaan ze niet uit een omslagsysteem maar uit een reserve wat beheerd wordt door een pensioen fonds. Een voorbeeld van deze pijler is bijvoorbeeld het ABP wat in Nederland de pensioen gelden van alle mensen in dienst van de overheid beheert. De derde pijler is de persoonlijke pensioen opbouw doormiddel van een van de nieuwe financiële ‘producten’, dat is meestal ondersteund door fiscale voordelen. Bij deze laatste categorie is de uiteindelijke pensioensuitkering afhankelijk van de bijdrage en het rendement. Dit laatste punt is belangrijk gezien van het recente ENRON debacle. Bij de eerste twee pijlers is de individuele bijdrage niet bepalend voor het uiteindelijk te ontvangen pensioen, bij de derde categorie wel. Bij de eerste twee pijlers staat de uitkering meestal vast en is relatief onafhankelijk van de bijdrage, bij de laatste pijler staat alleen de bijdrage vast. De voorgestelde plannen zijn erop gericht om de tweede en de derde pijler te vergroten en de uiteindelijke uitkering afhankelijk te maken van de inleg en het rendement van de financiële instelling die het fonds beheert. Het idee is dat een dergelijk pensioensysteem waarbij het omslagsysteem en de vaste uitkeringen verdwijnen een gezonde basis leggen voor de komst van de vergrijzing. Een probleem van de overgang naar het individuele sparen is het bestaan van minimaal een generatie die en voor het omslag systeem moet betalen en voor zichzelf moet sparen. Deze overgang hoeft niet geheel op de schouders van een generatie te liggen en kan ook gedeeld worden, maar hoe langer de verandering vooruitgeschoven wordt hoe moeilijker het wordt om de kosten van de overgang te verdelen. De voorgestelde spreidingen van de overgangskosten houden ondermeer in: het verlagen van de indexering van pensioenuitkeringen, het verlagen van de fiscale voorkeursbehandeling van pensioenen, het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd en het verhogen van de premies. Deze voorstellen zijn slechts bedoelt om de overgang financieel te vergemakkelijken. Politiek wordt een overgang met deze voorstellen natuurlijk niet makkelijker en deze wordt nog verder bemoeilijkt doordat de financiële instellingen, het bedrijfsleven en de Europese commissies voor de binnenlandse markt en economie en financiën allereerst daden willen zien op het gebied van de liberalisering en de deregulering van de financiële structuur binnen de EU. Dit alles werd nog eens stevig benadrukt op een congres in Brussel een maand voor de laatste Eurotop georganiseerd door de European Round table of Industrials. Vanuit hun optiek ligt de prioriteit bij het creëren van een geliberaliseerde pan Europese financiële markt. Hiermee versterken zij het idee dat hun voorstellen niet zo zeer gericht zijn op een goede oplossing van de vergrijzing maar de vergrijzing voornamelijk aangrijpen om hun dromen op het gebied van de financiële wereld waar te maken. Pensioenfondsen en financiële markten De voorgestelde hervorming van de welvaartstaat is niet los te zien van de voorgestelde hervorming van de financiële structuur binnen de EU. De resterende overblijfselen van het Duitse Rijnland model en het Franse etatisme moeten veranderen in de richting van een Anglo-Amerikaans model. In feite behelst het voorstel het formaliseren en het versterken van tendensen die al sinds het einde van het Bretton Woods tijdperk zichtbaar zijn. De sterk toegenomen kapitaalsmobiliteit en een wereldwijde politiek van deregulering, liberalisering en privatisering hebben naast de komst van nieuwe technologie de concurrentie structuur van banken en financiële instellingen op zijn kop gezet. Het is een strijd tussen traditionele banken en financiële instellingen om het beheer en de organisatie (intermediair) van de spaartegoeden van huishoudens, en de financiering behoefte van bedrijven en de overheid. In het naoorlogse Europa bestond een gereguleerd kader van de overheid waarbinnen de banken de rol van intermediair hadden. In dit door banken en overheid gedomineerd financieel systeem lag de nadruk op de economische ontwikkeling voor de lange termijn. Het Anglo-Amerikaanse systeem kent een financiële structuur waarin voornamelijk financiële markten de rol van intermediair hebben. Dit systeem kent verschillende markten waarin huishoudens, bedrijven en de overheid aan elkaar gekoppeld zijn. Dit type financiële structuur is veel dynamischer en de relaties die worden aangegaan zijn vaak van korte duur. Een breed scala aan financiële diensten bestaan in een politiek ongecontroleerde omgeving, met enkel regelgeving om de aandeelhouder te beschermen. Het goedkoop inkopen en het duur verkopen, het snelle rendement is het spel wat hier gespeeld wordt. Het verschil tussen beide systemen bestaat in de werkelijkheid niet zo sterk, maar het is duidelijk dat de Europese banken hun veilige positie voorgoed verloren hebben en de opkomst van nieuwe methoden om te sparen of aan de financieringsbehoefte te voldoen het marktaandeel van de traditionele banken hebben aangevreten. Een studie die is verricht door een speciale commissie van de ministers van financiën van de G-10 heeft in 2000 aangegeven dat de traditionele bank met uitsterven wordt bedreigt. Banken en financiële instellingen vissen in de zelfde vijver en de gedaalde winstmarges hebben geleid tot een spectaculaire golf van fusies in de financiële wereld en banken die meer risico’s nemen en het traditionele bankspel achter zich laten. In deze context van het samensmelten van verschillende financiële structuren staan een aantal landen tegenover elkaar. De landen van het Anglo-Amerikaans blok hebben in de afgelopen decennia veel huishoudens gemobiliseerd om hun spaartegoeden op de beurs te beleggen in plaats van het ouderwets op de bank te zetten. De waarde van de beursomzet als gedeelte van het BNP ligt in de groep van landen tussen de 130% (Nederland) en 180% (Verenigd koninkrijk). Bij de meer ‘Europees’ georiënteerde landen liggen deze waarden tussen de 18% (Oostenrijk) en 60% (België). Achter dit kwantitatieve verschil staat de ontwikkelingsfase van de ‘biodiversiteit’ aan diensten, gespecialiseerde instellingen, regelgeving en cultuur. Het zal niet makkelijk worden voor de landen die achterliggen om een snelle inhaalslag te maken. Het ontwikkelen van financiële markten betekent een bijzonder samenspel tussen huishoudens, bedrijven en overheid. Dit alles kan niet alleen door regelgeving en nota’s tot stand worden gebracht. Het creëren van een Europese markt voor bedrijven, het liberaliseren van investeringsmogelijkheden, de versoepeling van buitenlandse overnames en het versoepelen van de regelgeving ten aanzien van risico’s heeft een politiek project nodig, zoals de vergrijzing. De EU probeert op verschillende manieren deze veranderingen tot stand te brengen.. Bij de speciale Eurotop in Lissabon van (2000/1999?) werd bijvoorbeeld een pretentieuze plan gepresenteerd voor de toekomst. De EU moest doormiddel van een sterke opbouw van de kennis economie het meest competitieve economische blok worden. Naast alle loze retoriek had het gebruik van pensioen gelden voor de opbouw van een EU markt voor risico kapitaal (Venture capital) een prominente plek. Deze voorstellen doorkruizen de bestaande discussies over hoeveel vrijheid pensioenfondsen en andere financiële instellingen mogen hebben om hun portefeuille samen te stellen en hoeveel risico toelaatbaar is. Meer risico wordt in de plannen van Lissabon gekoppeld aan de toekomstmuziek van de kennis economie. Bolkenstein is als commissaris voor de binnenlandse markt een uitgesproken voorstander voor het vergroten van de keuzemogelijkheden voor de financiële instellingen op het bepalen van hun investeringen. De analyse van Bolkenstein is de volgende: als pensioen fondsen al hun vermogen investeren in (staats) obligaties dan zouden de premies die werknemers moeten betalen tot 15 % van hun inkomen kunnen zijn tegenover 5% als alles in aandelen en meer risico volle investeringen zou zitten. De voorstellen zijn natuurlijk niet zo zwart wit maar leggen wel een aantal fundamentele problemen bloot. Pensioenfondsen en financiële instellingen willen zo een groot mogelijke vrijheid om hun portefeuille samen te stellen. Het portefeuille beheer van pensioen fondsen is namelijk gekoppeld aan hun verplichtingen (pensioenuitkering) en dus aan de leeftijd opbouw van hun klanten. Hoe groter de groep ouderen is, hoe meer overgeschakeld moet worden naar minder risico en dus minder renderende beleggingen. Het idee is dat een verlies aan de mogelijkheid om ‘agressief’ te investeren uiteindelijk voor iedereen nadelig is. Het te strak reguleren zou de markt minder efficiënt maken en dat zou de premies omhoog schroeven. De pensioenfondsen stellen hun winst gelijk aan lagere premies voor iedereen, hiermee chanteren ze de politici die stabiliteit en veiligheid willen. De belemmeringen voor de implementatie De fundering voor een nieuwe pan Europese financiële architectuur moet stevig zijn om de enorme instroom van pensioen gelden te kunnen absorberen. Momenteel is ongeveer 25% van de actieve Europese beroepsbevolking gedekt door een tweede pijler pensioen type dit betekent een vermogen van ongeveer 2300 miljard Euro. In de meer Anglo-Amerikaanse landen zoals Nederland is rond de 90% van de actieve beroepsbevolking gedekt tegenover 10% in Frankrijk en Duitsland. Het totale vermogen wat beheert wordt in de sfeer van arbeidsgebonden pensioenen (tweede pijler) zal waarschijnlijk verdubbelen in de komende tien jaar. Zelfs grote voorstanders van deze stortvloed aan pensioen euro’s die massaal naar de beurs trekken als de Deutsche Bank is bang dat de financiële structuur in de EU nog niet klaar is. Vooralsnog maken de reserves van pensioenfondsen 5% uit van het BNP van landen als Frankrijk, Duitsland en Italië tegen 80% van landen als Nederland en het Verenigd koninkrijk. De landen die achterlopen in hun pensioen reserves zijn ook de landen die achterliggen in het opbouwen van grote en moderne financiële markten. Als Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland toegeven aan de druk om hun markten voor financiële diensten volledig open te stellen voor buitenlandse concurrenten dan zullen deze landen waarschijnlijk veel kapitaal zien wegvluchten naar Londen of New York. De biodiversiteit aan expertise en gespecialiseerde diensten en het volume is in deze plekken veel groter dan Frankfurt en Parijs. Naast het probleem van het achterliggen in de ontwikkeling van financiële markten en de opbouw van reserves betekenen de voorstellen een aanpassing over een hele linie aan beleidsvelden en economische sectoren. Dit betekent voor de achterliggers een nationaal concurrentie nadeel en een bestuurlijke chaos. Nu zijn de problemen op gebieden als gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en sociale verzekering al groeiende. De beoogde oplossing voor al deze sectoren is even simpel als gevaarlijk, privatiseren en dereguleren. Deze sectoren vormen de dimensie waarin mensen het beleid beleven en niet de abstracte toekomstmuziek uit de financiële wereld. Het opbouwen van pensioen reserves in een nieuwe pan Europese financiële structuur zal de reële problemen van het ontbreken van speciale woningen voor ouderen of de groeiende armoede onder ouderen niet tegengaan. Deze reële dimensie waarin de problemen van de vergrijzing zichtbaar zijn zal op een gegeven moment een steeds grotere kloof laten zien tussen de grote verhalen van Bolkenstein en de realiteit. De stroperigheid van de belangrijkste EU lidstaten die wordt gevoed door een breed gedragen angst voor een grootschalige ontmanteling van de bekende welvaartstaat zou versterkt kunnen worden door maatschappelijke druk die de aanpak van de vergrijzing ter discussie stelt. De bestaande zekerheid wordt vervangen door een systeem dat grote ingebakken risico’s heeft om de wereldwijde financiële markten een stevige duw in de rug te geven. De weg van de individuele keuzevrijheid en het vervangen van de laatste overblijfselen van het keynesiaanse raamwerk door het casino kapitalisme zijn geen goede fundamenten om de vergrijzing tegemoet te treden. Vergrijzing vraagt om stabiliteit en het versterken van waarden als solidariteit en niet om een onduidelijk pokerspel waar enerzijds grote plannen gelanceerd worden en anderzijds de maatschappelijke dimensie onbesproken blijft. Volgens het Amerikaanse onderzoeksbureau Center for Economic and Policy Research (CEPR) valt het financiële probleem van de vergrijzing in het niet bij de kosten die gemaakt zijn tijdens de koude oorlog. In de VS zou een stijging van 0.7 % van het BNP voldoende zijn om het karige sociale zekerheidsysteem klaar te maken voor de vergrijzing. Toevallig is dit ongeveer gelijk aan de stijging voor de militaire uitgaven en de ‘homeland security’ die bij elkaar dit jaar 76 miljard dollar bedragen oftewel 0.69% van het BNP. Het Europese systeem zou een grotere belasting verhoging vergen. Maar de kosten van het Neoliberale plan voor zover deze juist in geschat kunnen worden kunnen vele malen hoger uitvallen door de overgangskosten en meer fundamenteel door de gebrekkige relatie tussen de waardes op de financiële markten de reële groei van de productiekrachten. Het eindeloos geld pompen in de financiële markten betekent niet dat hiermee een juiste macro-economische basis tot stand komt die toegerust is op de veranderde demografische samenstelling. Het leidt in ieder geval tot een grotere ongelijkheid, een grotere internationale monetaire instabiliteit door de noodzaak tot diversificatie van de portefeuilles en vooral geen oplossing voor de maatschappelijke verschijningsvorm van het probleem van de vergrijzing De kosten van de vergrijzing blijven hoog maar maken wel duidelijk dat we nu nog een grote collectieve pot kunnen opbouwen die binnen zeer strikte groene en ethische randvoorwaarden een grote stimuli kan beteken voor het oplossen van de grotere problemen op deze aarde. Dus niet het geld individueel naar de beurs brengen en het casino kapitalisme voeden maar collectief inzetten binnen een gecontroleerde omgeving.
| |
aanvullingen | |