OlieBush noane - 17.11.2001 00:10
"Amerikaanse regering dwarsboomde antiterrorismeonderzoek" PARIJS, 16-11-´01 - Voor 11 september heeft de Amerikaanse regering onder invloed van Amerikaanse oliebedrijven de antiterrorisme- onderzoeken van de Amerikaanse geheime diensten stelselmatig gedwarsboomd. Washington probeerde het lange tijd op een akkoordje te gooien met de Taliban. In ruil voor een toeschietelijke houding inzake de plannen voor een oliepijpleiding door het land, mochten de Taliban rekenen op politieke erkenning en economische hulp. Dat zijn de aantijgingen van twee Franse veiligheidsexperts in een boek dat eergisteren (woensdag) verscheen. In ´Bin Laden, la verité interdite´ schetsen Jean-Charles Brisard en Guillaume Dasquie de dubbelzinnige relatie die Washington had met de Taliban vóór de aanslagen van 11 september. Zo nam John O´Neill in juli ontslag als vice-directeur van het Federal Bureau of Investigation (FBI). Dat was ´s mans stil protest tegen de tegenwerking die hij en zijn dienst van hogerhand te verduren kregen bij het voeren van antiterroristische onderzoeken. Tot augustus zag de Amerikaanse overheid de Taliban immers niet in de eerste plaats als een trouwe bondgenoot van het internationale terrorisme, maar wel als "een bron van stabiliteit in Centraal-Azië", waardoor het mogelijk zou worden een pijplijn te leggen van de rijke olievelden in Turkmenistan, Oezbekistan en Kazachstan, naar de Indische Oceaan. En daarmee is het hoge woord eruit: olie. "De olie- en gasreserves in Centraal-Azië zijn altijd gecontroleerd geweest door Rusland. De regering Bush wilde dat veranderen", schrijven de auteurs. Het waren bovendien de "Amerikaanse oliebelangen, en de rol die Saudi-Arabië daarin speelt", die ervoor zorgden dat O´Neill zijn werk niet goed mocht doen, halen Brisard en Dasquie de ex-FBI topman aan. Brisard en Dasquie schetsen het bredere netwerk van de olierelaties en nauwe banden die president Bush en zijn naaste medewerkers hadden - of hebben - met de oliesector. Vice-president Dick Cheney, de directeur van de Nationale Veiligheidsraad Condoleeza Rice, minister van Handel Donald Evans en minister van Energie Stanley Abraham, allemaal waren ze lang in dienst van Amerikaanse oliebedrijven. Volgens Brisard en Dasquie begon de ploeg van Bush meteen na diens aantreden in februari te onderhandelen met de Taliban. Amerikaanse diplomaten en hun collega´s van de Taliban ontmoetten elkaar verschillende keren in Washington, Berlijn en Islamabad. Om hun imago op te poetsen, stelden de Taliban zelfs een Amerikaanse pr-experte aan, Laila Helms, die volgens de auteurs de Amerikaanse inlichtingendiensten van binnenuit kende. Haar oom Richard Helms is immers de voormalig directeur van het Central Intelligence Agency (CIA). De Amerikaanse oliegigant Unocal was trouwens al gedurende enkele jaren onder het goedkeurende oog van de Taliban in Afghanistan actief. De laatste ontmoeting tussen Amerikaanse diplomaten en Taliban vond volgens de auteurs plaats in augustus, vijf weken vóór de aanslagen van 11 september, toen Christina Rocca, verantwoordelijk voor de Centraal-Aziatische zaken in de Amerikaanse regering, nog een ontmoeting had met de Taliban-ambassadeur in Islamabad. De toon van die gesprekken was overigens niet altijd vriendelijk. "Toen duidelijk werd dat de Taliban de Amerikaanse voorwaarden niet zomaar aanvaardden, vertelde een Amerikaanse onderhandelaar aan de Taliban dat ze ´ofwel de regen van goud konden aannemen, ofwel begraven werden onder een bommentapijt". zegt Brisard in een interview. Naif Naik, voormalig minister van Buitenlandse Zaken van Pakistan, verklaarde al twee weken geleden in een Frans nieuwsprogramma dat de Amerikanen het hard speelden aan de onderhandelingstafel. In juli van dit jaar zaten Afghanistans zes buurlanden, plus de VS en Rusland rond de tafel om de vorming van een Afghaanse regering van nationale unie te bespreken. „Als de Taliban de voorgestelde coalitie hadden geaccepteerd, hadden ze meteen internationale hulp gekregen, (...), en waren de pijplijnen er gekomen”, merkt Naik op. De afgevaardigde van de VS op die bijeenkomsten, Tom Simons, zou de Taliban volgens Naik openlijk bedreigd hebben. „Simons zei dat de Taliban zich naar behoren moesten gedragen. Ofwel zou Pakistan ze wel overtuigen om dat te doen, ofwel werd ´een andere optie´ gekozen.” Volgens Naik vielen daarop de woorden "militaire operatie". Brisard en Dasquie behandelen in hun boek ook uitgebreid de figuur van Osama bin Laden. Het is een publiek geheim dat de Saudi altijd een dubbelzinnige verhouding heeft gehad met de Amerikaanse veiligheidsdiensten, en ook andere auteurs dan Brisard en Dasquie wezen er al op dat Bin Laden en de CIA ooit betere relaties hadden. Sinds de aanslagen op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania enkele jaren geleden - volgens de VS het werk van de Saudi - was die liefde uiteraard definitief over. Brisard en Dasquie voegen daaraan toe dat het niet de VS waren die Bin Laden als eersten op de hielen zaten, maar dat die eer Libië toekomt - volgens de Amerikanen ooit terroristenstaat nummer een. Libië was „de eerste staat die Bin Laden officieel vervolgde op beschuldiging van terrorisme. (...) Bin Laden wilde zich begin jaren ´90 in Libië vestigen, maar ondervond tegenwerking van Muammar Khaddafi. Woedend organiseerde Bin Laden aanslagen in Libië - moordpogingen op Khaddafi incluis”, legt Dasquie uit. De machtige Libische Islamitische Strijdersgroep (IFG) speelde volgens Dasquie een belangrijke rol in die aanslagen, en kan vrij dicht geassocieerd worden met Bin Laden. „Khaddafi vroeg zelfs de Westerse politiediensten als Interpol om het IFG (dat zijn thuisbasis in Londen heeft) te vervolgen, maar kreeg nooit medewerking toegezegd”, aldus Dasquie. (IPS, Julio Godoy) http://www.DeWaarheid.nu/ Website: http://www.DeWaarheid.nu/ |