Argentinië: heropening uraniummijn met radioactief afval? Javier Rodriguez Pardo / Cindy van der Salm - 15.04.2008 15:27
Cindy van der Salm is een Nederlandse die sinds vier jaar biologische landbouw bedrijf in Argentinië. In haar woonplaats San Rafael staat een uraniummijm, omringd door radioactief afval. De Argentijnse Atoomcommissie wil de mijn heropenen, zonder het afval te verwerven. Van der Salm vertaalde een artikel over de diepere problematiek van deze 'megamijnbouw'. Protest tegen de heropening van de uraniummijn Uraniummijnen in San Rafael Mijn naam is Cindy van der Salm en ik woon ruim vier jaar in Argentinië met mijn Argentijnse echtgenoot Gustavo en ons zoontje van anderhalf.Momenteel wonen we in een 'finca', waar we biologisch fruit telen, ook maken wij biologische wijn. De finca is gelegen in San Rafael, departement van de provincie Mendoza. Toen we hier pas woonden, kwamen we er achter dat dichtbij (45 km van de finca en 35 km van het centrum van de stad San Rafael) een uraniummijn is. Deze open mijn is ruim 20 jaar geëxploiteerd en nu (tijdelijk) buiten gebruik. Echter, op het terrein ligt een enorme hoeveelheid radioactief afval, nooit behandeld door de nationale atoomcommissie (CNEA). Het afval bestaat uit zo'n 5.340 vaten met solide overblijfselen, 1.700.000 ton restafval van de uraniumextractie bestaande uit stof, gruis, rotsblokken en 1.200.000 m3 verontreinigd water in steengroeven en verdampingsdijken. Dit afval vormt een groot gevaar voor de volksgezondheid (San Rafael heeft het hoogste aantal kankergevallen van het land) en gaat uiteraard niet samen met de landbouw (80% van de economie) en toerisme (10%). Nu wil de CNEA de mijn weer in gebruik nemen, zonder wat aan het afval te doen. In San Rafael heeft zich een oppositie gevormd die tegen de heropening van de mijn is en wil dat het afval behandeld wordt. Helaas is San Rafael niet een uniek geval. In heel het land wordt op een onverantwoorde manier mijnbouw bedreven voornamelijk door multinationale ondernemingen. De consequenties zijn desastreus en uiteraard niet slechts plaatselijk; de milieuproblematiek heeft zijn weerslag op onze hele planeet. Hierbij stuur ik jullie een vertaling van een artikel over de megamijnbouw, ofwel mijnbouw in de open lucht. Geschreven door Javier Rodríguez Pardo, een autoriteit op het gebied van milieujournalistiek en met name de problematiek van de megamijnbouw.> BESTAAT EEN UITVOERBARE MIJNBOUW? Geschreven door: Javier Rodríguez Pardo* Een onvermijdelijke vragenlijst om een duurzame ontwikkeling te bereiken: Welke metaalhoudende mineralen zijn er nodig? In welke hoeveelheid? Waar en hoe moeten ze gedolven worden? Deze vragen beantwoorden wil zeggen beginnen te definiëren wat een uitvoerbare mijnbouw is. Onze planeet heeft een kwantitatieve en kwalitatieve vermindering van enorme omvang doorstaan van minerale bronnen met een bepaalde natuurlijke concentratie. In het jaar 1900, delfden de Verenigde Staten koper met een gemiddeld gehalte van 5%, wat in de huidige situatie inferieur is aan 0,4%; een onmetelijk verschil dat de schaarste van het “bestaanmiddel” aangeeft. Dit voorbeeld herhaalt zich in vrijwel alle landen en geldt voor bijna alle soorten mineralen. De resterende mineralen bevinden zich overal in de natuur in minuscule deeltjes verspreid in bergrotsen, reden waarom het onmogelijk is ze te delven door middel van de traditionele mijnbouwmethoden en -technologieën. Ter vervanging, bedacht de mijnbouwindustrie een methode van delven in overeenstemming met de huidige situatie: per satelliet detecteert zij die plaatsen of velden waar relatief de grootste concentratie aan mineralen is, over het algemeen zijn het meerdere metalen samen en verspreid over een kilometers groot gebied. Om zich de mineralen te kunnen toe-eigenen en ze te concentreren, moet de mijnbouwonderneming allereerst explosies veroorzaken van buitengewone hoeveelheden grond, hele bergen worden eerst veranderd in rotsen en vervolgens vermalen totdat ze een zeer klein formaat bereiken, waarna een soep van chemische stoffen vloeibaar gemaakt met enorme hoeveelheden water wordt gebruikt om de metalen van de rest van de rots te scheiden en op te vangen. De toegepaste chemische stoffen zijn cyanide, kwik, zwavelzuur en andere giftige stoffen, die opeenhopen en voortdurend zijn, hebben een groot effect op de gezondheid van personen en milieu. De verwijdering van hele bergen, anderzijds, veroorzaakt de mobilisatie van een andere hoeveelheid stoffen die in contact komen met de lucht, en stofwolken veroorzaken die over kilometers afstand reizen. De combinatie van de mijnbouw- en chemische industrie bij het delven van mineralen van een laag gehalte is op deze manier een goede handel. Tijdens het proces komen zware metalen tevoorschijn, zoals lood, kwik, zink, cadmium, koper, uranium, tussen vele anderen; naast metaalachtige elementen, als arsenicum, die zich mobiliseren door de werking van cyanideoplossingen en zuren als zwavel en salpeterzuur. DE ARGENTIJNSE REALITEIT De transnationale ondernemingen die zich bezighouden met het delven – begunstigd door wetten die ze uitsluiten van de heersende belastingstrengheid- eisen ook aan de regeringen de levering van gesubsidieerde energie, omdat hoe lager het gehalte aan mineralen is, hoe groter het verbruik en de kosten aan energie. Als de ondernemingen zouden betalen voor al de werkelijk toegepaste investeringen in productiemiddelen, zou het delven van de mineralen meer kosten dan haar marktwaarde. Water en energie Er bestaan twee onmisbare ‘investeringen in productiemiddelen’ voor deze manier van delven in de open lucht: energie en water. Iedere willekeurige standaard onderneming heeft één kubieke meter water per seconde nodig, dag en nacht, decennia lang, vanaf het begin tot de sluiting van het mijnbouwcomplex. Vermengd met de chemische soep en toegepast op de fijngemalen rotsen, produceert het steriele verontreinigde opeenhopingen waaruit gif doorsijpelt naar het oppervlaktewater en grondwater soms vele jaren na de sluiting van de mijn. Het volgende voorbeeld is ontegensprekelijk: een gouden ring veroorzaakt 20 duizend kilo afval. Tot nu toe, worden 80% van de verkenningen en mijnbouwontginningen in de Andes-bergketen, de formaties vóór het bergketen en haar uitlopers uitgevoerd. Deze geografie is een waterfabriek, de habitat van ecosystemen die de activiteiten en het leven stroomafwaarts mogelijk maakt, in de grote stroomgebieden van de Stille Zuidzee en de Atlantische oceaan, met vruchtbare valleien en waterland op 4000 en 5000 meter hoogte. Een bergketen met eeuwenoude gletsjers, hoofdzakelijk van rots, permafrost, en ontelbare ijslichamen. De kwetsbaarheid van de bergketen is zo te zien: ze ademt, ze beweegt; dagelijks doen duizenden aardbevingen haar omgeving schudden, sommigen onmerkbaar. Geen bewuste mijnwerker of geoloog zwijgt als men deze omstandigheden noemt; en geeft toe dat mijnbouw in de hoge bergtoppen niet uitgevoerd behoort te worden: water is meer waard dan goud. Productieactiviteiten als wijnbouw, fruitteelt, olijfbouw, ui en knoflookteelt, fijne fruitteelt, en diensten van groot belang als toerisme, worden bedreigd zowel als de gezondheid van de bewoners en het bestaan van kleine familiehuishoudens en voorvaderlijke gemeenschappen. De mijnbouw in de open lucht droogt de levensbronnen van hele bevolkingen op. Wat betreft de energie, enkele voorbeelden voldoen om het faraonische effect van deze ondernemingen op het nationale energiesysteem te illustreren: het mijnbouwcomplex Veladero-Penélope en Pascua Lama, van de multinacional Barrick Gold, heeft om o.a. goud, zilver, koper, kwik en molybdeen te verkrijgen, de complete hoeveelheid energie nodig die de kerncentrale Atucha levert (meer dan 300 MW van het geïnstalleerde vermogen). Het mijnbouwproject Bajo La Alumbrera vertegenwoordigt 86% van het energieverbruik van de grootverbruikers van de provincie Catamarca (bron: Groothandel Elektriciteits Markt). Het stuwmeer el Chocón N.V. voorziet de onderneming direct van energie; in het jaar 2003, verkocht zij 482 GW/uur aan Bajo La Alumbrera (bron: Verslag van Endesa, 2004). Het benodigde water om de kilometers lange bergen gruis uit te logen, wordt met evenzoveel energie verworven als het stelsel van pijpleidingen waardoor de gewonnen mineralen vervoerd worden. Met behulp van een fideïcommis is men erin geslaagd een elektriciteitslijn van 500 Kilovolt aan te leggen –bekend als de “lijn in 500Kv”- die de provincie Mendoza met die van Tucuman verenigt. Op het traject gaan uitlopers direct naar de mijnenclaves van Veladero, Pascua Lama, Pachón en Casposo in San Juan; en naar Bajo La Alumbrera en Agua Rica in Catamarca, om enkele voorbeelden te noemen. In de provincie San Juan, betalen de bewoners van de energierekening 50% van de installatiewaarde van de energielijn voor de mijnbouw, terwijl de andere 50% wordt afgewenteld op de rest van de inwoners van het land. Deze subsidie voor de mijnbouwindustrie is niet meer dan een eis van de multinationals om zich kunnen te vestigen en “te investeren in de mijnbouwonderneming” waarvoor ze energie in de afgelegen vindplaatsen nodig hebben. Dit zijn slechts enkele effecten en consequenties. We willen niet apocalyptisch lijken noch de lezer vermoeien met informatie die vandaag de dag de publieke agenda heeft bereikt en die zeker zal toenemen, ook als vele kostbare campagnes in omloop worden gebracht om het te verbergen en de gunst van de ongeïnformeerde of wanhopige sectoren aan zich te binden, en tegelijkertijd de stemmen van de burgers en kritiek de kop in te drukken. Maar de gemeenschappen die zijn aangetast in haar gezondheid, haar leven, haar cultuur en haar activiteiten en productiebelangen, komen steeds meer in het geweer, van het noorden naar het zuiden van ons land en de buurlanden. Hoe, waar en wanneer Wanneer het gezonde verstand overheerst, is de conclusie over waar dit soort mijnbouw niet uitgeoefend moet worden onweerlegbaar. De andere conclusies ontbreken: moeten we?, kunnen we? Wat betreft het metaal goud lijkt de misbaarheid redelijk. Een 85% eindigt in de etalages van juweliers. Slechts 3% wordt in de industrie gebruikt en de rest eindigt in de kluizen van banken. Het is onmiskenbaar dat dit metaal sociaal onproductief is, vooral als het verkrijgen hiervan gepaard gaat met de verwoesting van ecosystemen. De zogeheten “zeldzame aarden” worden door de rijke landen gevraagd om de nieuwste technologieën rondom de supergeleiders en energieaccumulatoren te ontwikkelen. De waarde hiervan overschrijdt 10.000 dollar per duizend kilo. Met dit doel, worden deze mineralen gratis meegenomen, het vergezelt het koperconcentraat en andere exploitaties, omdat “hier noch de capaciteit noch de technologie voor het onderzoek bestaat”, een veelgebruikte uitspraak van functionarissen op dit gebied. Hetzelfde gebeurd met het renium en het molybdeen. Het eerste is overvloedig aanwezig in de Argentijnse grond, in de orde van 10 tot 20 delen per miljoen en is heel gevraagd, vooral, omdat het in de Verenigde Staten praktisch is opgebruikt. Het molybdeen, dat samen met uranium of koper in de grond zit, is tussen 6 en 10 keer meer waard dan het metaal dat het motief voor de extractie is en er wordt niet voor betaald. Met een andere wetgeving, op een andere schaal en met een ecologisch geschikte extractiemethode –die nog ontdekt moet worden- om mineralen te verkrijgen van een steeds lager gehalte, is duurzame mijnbouw die niet per saldo een land geplunderd achterlaat misschien mogelijk. Een duurzame ontwikkeling scheppen in ieder willekeurig Latijns Amerikaans land met de logica die vandaag de dag de multinationals toepassen is even onlogisch als utopisch. Het enige waarin men slaagt is het verwoesten van gemeenschappen, hen berovend van de mogelijkheid een lokale ontwikkeling te creëren. In deze context is het onderzochte antwoord, gemeten en doordacht, snijdend: een andere mijnbouw is mogelijk maar zonder de door de multinationals vereiste rentabiliteit. Het concept van duurzame ontwikkeling, daarentegen, vereist denken in de toekomst, waarvoor het noodzakelijk is de behoeftes en vraag van het heden met de bestaande capaciteiten te bestuderen en een strategie te plannen om daarin te kunnen voldoen zonder het ecosysteem te schaden. In deze gedachtelijn, doorloopt de mijnbouw van een land die de gemeentegoederen voor haar ontwikkeling gebruikt, een andere weg. De voorgaande analyse roept enkele vragen op als: welke metaalhoudende mineralen zijn er nodig? In welke hoeveelheid? Waarvandaan en hoe moeten ze gewonnen worden? Een onvermijdelijke vragenlijst die zinspeelt op iedere willekeurige duurzame ontwikkeling en die tegelijkertijd het antwoord benadert om een uitvoerbare mijnbouw te bereiken. Javier Rodríguez Pardo is journalist (afgestudeerd in 1963) en woonachtig in Trelew, provincie Chubut. Hij is betrokken in sociale ecologie en bescherming van “gemeenschapsgoederen”, een term die hij prefereert boven “natuurlijke hulpbronnen”. Hij is actief tegen de roof van grondgebied van de oorspronkelijke bevolking, medeauteur van het boek La Patagonia de Pie Patagonië georganiseerd) en schrijver van Manifiesto Antinuclear del Chubut en andere essays over vervuiling, roof en plundering van gemeenschapsgoederen. Zijn laatste boek En la Patagonia NO is een verslag over de strijd die de installatie van een nucleaire afvalstortplaats in Patagonië heeft weten te voorkomen. Oprichter van de Antinucleaire Beweging van Chubut (MACH) en Ecologische Systemen van Patagonië (SEPA). Hij is vanaf het begin lid van het Nationale Netwerk van Ecologische Actie (RENACE). Bovendien was hij gedesillusioneerd adviseur van de Commissie van Natuurlijke Hulpbronnen en Menselijk Milieu van de Tweede Kamer. Hij probeert transnationale bedrijven die mineralen winnen te verdrijven en stelt beroving van de biodiversiteit in Latijns-Amerika aan de kaak. Tot slot: De recente geschiedenis van het burgerverzet in Argentinië tegen wat men noemt “de plundering en de vervuiling” veroorzaakt door de mijnbouwmultinationals begint in Esquel, wanneer een volksstemming in maart 2003 met 81% van de stemmen de installatie van een mijnbouwproject van het Canadese Meridian Gold verwerpt. Het “effect Esquel” stak als een lopend vuurtje het verzet aan van bijna al de bewoners van het westen van Argentinië. De provincies Chubut, Río Negro, La Rioja, Tucumán en Mendoza, onder druk gezet door locale bewegingen bestaande uit velen maatschappelijke sectoren, hebben wetten en verordeningen uitgevaardigd die mijnbouw in de open lucht met gebruik van cyanide en andere giftige producten verbieden. In andere provincies, als San Juan, verbood de gouverneur voor de derde keer de verwezenlijking van een soortgelijke volksstemming in Calingasta, aangezet door het eigen bestuur van het district. Wegblokkades en mobilisaties komen voor in het noordwesten van de provincie Catamarca, in Famatina en Chilecito (provincie La Rioja) en Termas de Río Hondo en diep in het zuiden, vanaf Ingeniero Jacobacci (Río Negro) tot het Andesgebied van Patagonië. Het burgerlijk verzet volgt een vergelijkbaar patroon: horizontale buurtvergaderingen bestaande uit meerdere klassen en – maatschappelijke sectoren, onafhankelijk van politieke partijen en regeringen. Uit deze lokale vergaderingen is in 2006 een Unie van Volksvergaderingen ontstaan die al zes nationale bijeenkomsten op haar naam heeft staan en die rekent op actieve steun, inclusief uit de hoofdstad Buenos Aires. |