| |
| some supplements were deleted from this article, see policy | Antwoord Europese Commissie | J. Boeykens - 17.09.2005 11:32
Paul van Buitenen's vraag blijkt intussen door de Europese Commissie te zijn beäntwoord: E-2821/05NL Antwoord van de heer Frattini namens de Commissie (12.9.2005) Op EU-niveau worden de lidstaten door het kaderbesluit van de Raad van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie verplicht om de maatregelen te treffen die nodig zijn om de betrokken misdrijven te bestraffen. Het kaderbesluit verlangt in het bijzonder van de lidstaten dat zij hun intern recht op het gebied van strafrecht en strafprocesrecht aanpassen, indien nodig. Uiterlijk op 20 januari 2006 treffen de lidstaten deze maatregelen en delen zij de Commissie de tekst mee van de voorschriften waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van het kaderbesluit in hun intern recht omzetten. Op basis van een verslag dat is opgesteld aan de hand van die informatie en een schriftelijk verslag van de Commissie, gaat de Raad vóór 20 januari 2008 na of de lidstaten de nodige maatregelen hebben getroffen om aan het kaderbesluit te voldoen. In de context van deze procedure zal de Commissie eerst en vooral nagaan of de wetgeving van de lidstaten in overeenstemming is met het kaderbesluit. Als uit de nationale praktijk blijkt dat de wetgeving gebreken vertoont, zal de Commissie een dergelijke situatie behandelen in haar verslag en de betrokken lidstaten aanraden het probleem op te lossen. Informatie over dergelijke gebreken zou aan de Commissie moeten worden meegedeeld. Anders dan op het gebied van de Gemeenschapswetgeving, kan de Commissie echter geen inbreukprocedures starten en de lidstaten niet in rechte dwingen om het kaderbesluit na te leven. De EU-instellingen en de lidstaten moeten de fundamentele rechten waarborgen en beschermen, in het bijzonder die welke zijn vastgesteld in het Verdrag inzake de rechten van het kind van de Verenigde Naties en in het EU-handvest van de grondrechten. Kinderen hebben in het bijzonder recht op de bescherming en zorg die nodig is voor hun welzijn en het belang van het kind moet voorop staan bij alle handelingen die op kinderen betrekking hebben. De Commissie heeft geen formele bevoegdheid om in te grijpen in gevallen waarin een nationaal onderzoek naar pedofilienetwerken tekortschiet in het licht van deze rechten of procedurele beginselen, tenzij dergelijke gevallen onvolkomenheden in de nationale wetgeving aan het licht brengen. Niettemin zal de Commissie haar bevoegdheden en mogelijkheden ten volle benutten, bijvoorbeeld door via het Daphne II-programma financiële steun te bieden, om de gebreken bij de preventie en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen en kinderporno te verhelpen. Bovendien werken de G-8, Interpol en Europol sinds 2002 op het hoogste niveau samen om kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik, vooral op het internet. De kinderbeschermingsstrategie van de G-8 heeft onder andere als doel het verbeteren van de informatievergaring, de slachtofferidentificatie en het verbeteren van rechtshandhavingsinstrumenten en opleiding. Deze samenwerking heeft geleid tot een aantal initiatieven, onder andere op het gebied van de aanpak van commerciële pay-per-view websites en overleg met de industrie. De Commissie zal in 2006 een beslissing moeten nemen over verdere politieke en/of wetgevingsinitiatieven in het licht van de evaluatie van de implementatie van het kaderbesluit ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. | |
supplements | |