Anti-graffiti: maak krassen waar mogelijk Door ILQ. - 15.10.2004 17:17
Medio september kondigden twee kamerleden nieuwe maatregelen aan tegen graffiti (“een vorm van vandalisme”). Graffitischrijvers opgelet: de lijst-Peter van Heemst doet zijn ding, dat soms komisch is, soms treurig, met een landelijke database van tags, intensievere opsporing, een identificatieplicht voor wie spuitbussen wil kopen, en statiegeld. De Amsterdamse straatkrant Z van 13 augustus 2004 schrijft: ‘Graffiti’ komt van het Italiaanse ‘graffito’: krabben, schrammen, licht beschadigen. Het Griekse woord ‘graphein’ betekent schrijven. Toen in de vroege middag van 24 augustus 79 de vulkaan Vesuvius met een enorme knal ontplofte, had de jonge timmerman Secundus vermoedelijk net het bordeel op de hoek van de Via Aurelia verlaten. In de ruïnes van de Pompeiaanse hoerenbuurt werd onder andere deze graffiti aangetroffen: Secundus Prime suae ubi que isse salute rogo domina ut me ames In de Volkskrant van een maand later stond het bericht dat een PvdA-kamerlid en een van het CDA hebben besloten om graffiti de oorlog te verklaren. Je weet niet wat absurder is: dat twee kennelijke idioten iets willen afschaffen dat bestaat sinds de allereerste grotschilderingen, of de gedachte dat zoiets zal lukken. Blijkbaar hebben geen van beide ooit iets op een muur gekrast (of op de pleedeur van het parlement), en schamen ze zich niet om dit soort initiatieven te nemen. De partijen pleiten voor statiegeld op de spuitbussen en een identificatieplicht voor kopers ervan. Op maandag 13 september overlegden PvdA-kamerlid van Heemst en zijn CDA-collega Van Haersma Buma met vervoersbedrijven, gemeenten en graffiti-artiesten over maatregelen. Volgens Van Heemst is dit initiatief nodig omdat de ministers Donner van Justitie en Remkes van Binnenlandse Zaken te laks optreden tegen graffiti. “Terwijl het gewoon een vorm van vandalisme is.” De invoering van statiegeld moet de spuitende medemens aansporen haar lege bussen terug te brengen naar de plek van aanschaf. Met een verplichte identificatie denkt Van Heemst meer controle op graffitischrijvers te krijgen. Van Heemst haalt vaker de krant door zich zorgen te maken over bepaalde details van beleid, maar het betekent niet dat wat hij zegt ook hout snijdt. Bijvoorbeeld: wat moet een winkelier met al die lege bussen? In feite kennen we hem niet anders dan als kamerlid uit een fractie waar een bepaalde grijze discipline heerst. (De vorige keer dat hij het nieuws haalde, was toen hij na een incident in Rotterdam vroeg om specifieke regelgeving tegen het likken aan tenen, en dreigde er ernst mee te maken.) Zouden deze PvdA’er of zijn CDA-collega ook bezwaar willen maken tegen beleid waar ze jarenlang verantwoordelijk voor waren, zoals Vinex-wijken, loonmatiging of de Betuwelijn, of proberen ze het gewoon collectief over iets anders te hebben? Altijd voorstellen over hoe iets te corrigeren, hoe de politie beter te organiseren… Waar ze het niet over hebben is graffiti als spel met hoe de stad eruit ziet, als anti-economische productie, als sociaal commentaar, etcetera, waar ze nooit enige waarde in zien. Beslist een achterlijke cultuur is het waar alleen werk en economische circuits bescherming en beveiliging verdienen. Is het de Nederlandse Taliban, het achtereind van ‘de Verlichting’ of iets waar die twee samenvallen? Wie geinteresseerd is in hoe moderne graffiti en straatkunst ontstaan zijn, leze Jonathan Lethem’s roman The Fortress of Solitude (2003), een schilderachtig boek dat een web weeft van een bepaald blok huizen in Brooklyn via de seventies-punkscene van Manhattan tot aan een campus-radiostation op Berkeley, en terug naar een New York van gentrification en gevangenissen; een verhaal doordrenkt van soul, vloeiende inkt en nog mooiere dingen. Taggen - de stad signeren - was een toe-eigening van stadsruimte of een sierlijke beschadiging van een plek of een bepaald oppervlak. Daarnaast was het iets nieuws of iets dat met een nieuw gevoel gedaan werd, een praktijk met een eigen taalgebruik, vormgegeven door graffitischrijvers zelf. Als het aan de regels van Van Heemst ligt, dan komen er speciaal aangewezen plekken waar iedereen braaf kan spuiten, kwasten of plakken, als een soort speelkwartier waar eerst geen school was. In Leiden is een stoepkrijt-verbod ingevoerd nadat de anti-oorlogsbeweging banaliteiten op de muren van het stadhuis had gekalkt, en zo het bestuurlijke aanzien ervan had beschadigd. De nieuwe anti-graffitimaatregelen zijn bedacht door de lijst-Van Heemst, de enige politieke partij van Nederland. Die partij wil naast de algemene ID-plicht ook een landelijke database met tags, de vorm van graffiti die ooit dominant was, maar tegenwoordig grafisch overvleugeld wordt door een virulente stickercultuur en allerlei experimenten met sjablonen en andere technieken. De PvdA wil dat de opsporing van de makers verbeterd wordt. De VVD, in de persoon van mevrouw Griffith, vindt het doel lovenswaardig maar de middelen niet: “Dit kabinet wil minder regels. Dan moet je winkeleigenaren niet opzadelen met het handhaven van een identificatieplicht.” Het verhalen van de schade vindt ze een onderlinge zaak van graffitischrijvers en eigenaars van oppervlakken die beschilderd worden. “Daar hoeft geen overheid tussen te zitten.” Dat oppervlakken eigendom zijn, dat staat voor de hele lijst-Van Heemst en al haar fracties vast. Maar de vormen van vandalisme worden beter, en graffiti is er onderdeel van: de oppervlakken zijn het slachtoffer van kleine aanpassingen. De PvdA wil dat nieuwe graffiti zo snel mogelijk verwijderd wordt, om zogezegd “de kick te beperken.” De werkgelegenheid in de schoonmaaksector neemt toe. Het wordt tijd om bepaalde oppervlakken en oppervlakkigheden onder handen te nemen voordat ze met anti-graffiticoating geïmpregneerd zijn, of onbeschadigbaar lijken. We leven onder een nieuw soort deadline: neem de tijd en pas op voor de politie, maar maak krassen waar nodig. The Fortress of Solitude, Jonathan Lethem. Random House, New York (2003). Een Nederlandse vertaling is inmiddels verschenen. (anti-copyright) |