Giorgio Agamben over veiligheidsstaat vertaler - 19.01.2004 12:14
Dit artikel stond 10 januari 2004 op de opiniepagina van de Franse krant Le Monde. Het is geschreven door Giorgio Agamben, een Italiaanse politiek filosoof aan de Universiteit van Venetie. Het gaat over de nieuwe "veiligheids"-maatregelen van de regering Bush: vingerafdrukken/irisscans voor alle passagiers die het territorium van de VS willen betreden. Hij kwalificeert in het artikel zijn besluit om na deze maatregelen te weigeren nog langer als gastdocent op de New York University op te treden, en zegt te hopen dat andere docenten en intellectuelen hetzelfde zullen doen. Zijn argumentatie is dat deze maatregelen niet meer als uitzonderingen begrepen moeten worden, maar dat ze de nieuwe "normaliteit" vormen voor de verhouding tussen de burgers en de staat. (antiCopyright) Nee tegen Bio-Politieke Tatoeage Giorgio Agamben, Le Monde, 10 januari 2004 De kranten laten er geen twijfels over bestaan: van nu af aan moet iedereen die met een visum naar de VS wil reizen in bestanden opgenomen worden, en zijn of haar vingerafdrukken bij het binnengaan van het land achterlaten. Persoonlijk heb ik niet de bedoeling mij aan zulke procedures te onderwerpen en dat is waarom ik niet gewacht heb de cursus te annuleren die ik in maart zou gaan geven aan de New York University. Ik wil op deze plek graag de redenen voor deze weigering uitleggen, dat wil zeggen waarom ik - ongeacht de sympathie die ik sinds vele jaren voel voor mijn Amerikaanse collega’s en hun studenten – meen dat deze beslissing tegelijk noodzakelijk en onherroepelijk is, en waarvan ik hoop dat deze gedeeld wordt door andere Europese intellectuelen en docenten. Het is niet alleen de onmiddellijke, oppervlakkige reactie op een procedure die al lang opgelegd wordt aan criminelen en politieke verdachten. Als het enkel dat was, zouden we zeker moreel in staat zijn, in solidariteit, de vernederende omstandigheden te delen waaraan zoveel mensen onderworpen worden. Hier ligt niet de essentie. Het probleem gaat de grenzen van de persoonlijke gevoeligheid te boven, en betreft eenvoudigweg de politiek-juridische status (het zou eenvoudiger zijn, misschien, om te spreken van “bio-politieke” status) van burgers van de zogenaamd democratische staten waarin wij leven. Er is de laatste jaren een poging gedaan ons te overtuigen om praktijken van controle die altijd terecht beschouwd zijn als inhumaan en exceptioneel, te accepteren als humane en normale dimensies van ons bestaan. Zo is niemand zich onbewust dat de controle die uitgeoefend wordt door de staat door middel van elektronische apparaten, zoals creditcards of mobiele telefoons, niveaus heeft bereikt die voorheen onvoorstelbaar waren. Hoe dan ook, het zou niet mogelijk zijn om bepaalde grenzen in de controle en manipulatie van lichamen te overschrijden, zonder een nieuw bio-politiek tijdperk binnen te gaan, zonder één stap verder te gaan in wat Michel Foucault de progressieve verdierlijking van de mens noemde, en die gevestigd wordt door de meest geavanceerde technieken. Elektronische bestandsopname van vinger- en irisafdrukken, onderhuidse tatoeage, evenals andere praktijken van hetzelfde type, zijn elementen die bijdragen aan de definitie van deze grens. De veiligheidsredenen die aangeroepen worden om deze maatregelen te rechtvaardigen zouden geen indruk op ons moeten maken: ze hebben er niets mee te maken. De geschiedenis laat ons zien dat hoe praktijken die eerst gereserveerd worden voor buitenlanders later toegepast worden op de rest van de burgers. Wat hier op het spel staat is niets minder dan de nieuwe “normale” bio-politieke relatie tussen burgers en de staat. Deze relatie heeft niet langer wat dan ook te maken met vrije en actieve participatie in het publieke domein, maar betreft de invoeging en de opname in bestanden van het meest eigenlijke en oncommuniceerbare aspect van subjectiviteit: ik bedoel het biologische leven van het lichaam. Deze technologische apparaatjes die naakt leven registreren en identificeren corresponderen met de media-apparaten die het publieke spreken controleren en manipuleren: tussen deze uitersten van een lichaam zonder woorden en woorden zonder een lichaam, wordt de ruimte die we eens politiek noemden steeds kleiner en microscopischer. Door deze technieken en apparaten – die uitgevonden zijn voor de “gevaarlijke klassen” - toe te passen op een burger, of liever op een menselijk wezen als zodanig, hebben de staten die eigenlijk de beperkte ruimte zouden moeten vormen van het politieke leven, elk persoon tot de ideale verdachte gemaakt, tot het punt dat de mensheid zelf die gevaarlijke klasse is geworden. Een paar jaar geleden schreef ik dat het politieke paradigma van het Westen niet langer de stadstaat was, maar het concentratiekamp, en dat we van Athene naar Auschwitz gegaan zijn. Dat was duidelijk een filosofische stelling, en geen historisch vertoog, want men behoort geen fenomenen te verwarren waarvan het juist goed is ze te onderscheiden. Ik zou willen suggereren dat tatoeage in Auschwitz zonder twijfel de meest normale en economische wijze leek om gedeporteerde personen op te nemen en te registreren in concentratiekampen. De bio-politieke tatoeage die de Verenigde Staten nu opleggen aan wie haar territorium wil betreden zal de voorloper zijn van wat men later van ons zal vragen te accepteren als de normale identiteitsregistratie van een goede burger in de mechanismen en koppelingen van het staatsapparaat. Dat is waarom we het moeten weigeren. Giorgio Agamben is filosoof en professor aan de Universiteit van Venetië en New York University. Bron: "Le Monde," - http://www.lemonde.fr/web/article/0,1-0@2-3232,36-348677,0.html Website: http://www.lemonde.fr/web/article/0,1-0@2-3232,36-348677,0.html |