| |
WTO ZIP nummer 22 (2) werkgroep Globalisering Delft-Den Haag - 13.03.2003 19:44
NL en landbouw/WTO; kritiek op voorstellen Commissaris Fischler; strijd tegen liberalisering havensector; verdere liberalisering lucht- en zeevaart; terugkeer McCartney-hetze in VS? -------------------------- \ WTO . ZIP >=======================NUMMER 22 / -------------------------- > Nieuwsbrief van de Werkgroep Globalisering Delft/Den Haag over ontwikkelingen rondom Wereld Handels Organisatie WTO. Verschijnt een- of tweemaandelijks electronisch en gratis, voor abonnement en reakties mail naar: onyva@xs4all.nl ) zijn daar tegengesteld aan. In het kort komen die er op neer dat we moeten komen tot productiebeheersing binnen regionale handelsblokken of nationale lidstaten. Het doel is een kostendekkende prijs voor boeren, voor een product dat aan verhoogde maatschappelijke eisen voldoet. Daarbij moeten landen hun eigen landbouwproductie kunnen beschermen tegen dumping en kwalitatief slechte landbouwproducten. De WTO moet gericht zijn op het recht op voedselsoevereiniteit in plaats op het recht om te kunnen exporteren. Boeren en de armste bevolking in ontwikkelingslanden kunnen vooral worden geholpen door te stoppen met dumpen zodat boeren zich kunnen richten op de landbouwproductie voor de eigen lokale, nationale en regionale markten. Andere noodzakelijke maatregelen zijn kwijtschelding van schulden, landhervorming, hervorming van het beleid van IMF en Wereldbank, invoering van bindende regelgeving aan multinationals. Maar ook het bieden van markttoegang voor bewerkte tropische producten die geproduceerd zijn via een uitgebreid fairtrade-principe (inclusief milieu en voedselzekerheid). Dit alternatief wordt in meer of mindere mate ook uitgedragen door boerenorganisaties (Via Campesina, CPE, Platform Aarde Boer Consument, NMV, NAV), ontwikkelingsorganisaties (waaronder Novib) en milieuorganisaties (waaronder Milieudefensie). De verschillen tussen dit alternatief en eerdergenoemde tot verdere liberalisering in EU en WTO liggen echter mijlenver uit elkaar. Ik ga ervan uit dat het alternatief leidt tot vooruitgang - in plaats van verdere achteruitgang - op gebied van de voorziening van basisbehoeftes in Noord en Zuid, natuur en milieu, en het behoud van kleine en middelgrote boeren. In dit artikel wil ik ingaan op wat er de komende jaren zou moeten gebeuren om dit alternatief ook haalbaar te maken. Bewustwording Het beste wat nu in eerste instantie kan gebeuren is dat de nationale lidstaten van de EU de voorstellen van Fischler in meerderheid verwerpen, en dat er o.a. door ‘Irak’ zo’n grote belangentegenstelling ontstaat tussen EU en de VS dat de WTO-onderhandelingen in september mislukken. Hierbij is ook van belang in hoeverre ontwikkelingslanden een vuist kunnen maken binnen de WTO. Verdere overeenkomsten binnen de WTO zullen namelijk zeer moeilijk zijn te herstellen in de richting van genoemde alternatief. Als de WTO-onderhandelingen mislukken krijgen we met NGO’s en hervormingsgezinde boerenorganisaties wat meer tijd om de bewustwording rond ons alternatief te vergroten. Hierbij zal nadrukkelijk ook de burger (als voedselconsument) moeten worden betrokken. De onderlinge relaties moeten worden gelegd tussen landbouwliberalisering en voedselveiligheid, milieuproblemen als het broeikaseffect en verlies van biodiversiteit, de consument die niet profiteert van lagere prijzen door liberalisering, de rol van multinationals, het behoud van een mooi cultuur- en natuurlandschap met koeien in de wei, hongersnoden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika, en migratiestromen van ex-boeren binnen ontwikkelingslanden maar ook naar Europa. Misverstanden en discussiepunten In het kader van deze bewustwording is het van belang dat in het debat over landbouw en globalisering een aantal misverstanden en discussiepunten worden besproken. Binnen organisaties als de Consumentbond maar ook binnen de gangbare media en meeste politieke partijen leven nu nog vrij neoliberale gedachtes die verdere vooruitgang in de weg staan. Ik heb deze misverstanden in een ander artikel behandeld. Samenvattend is mijn kritiek op de huidige gangbare neoliberale meningen: - Het westerse modernistische en neoliberale ontwikkelingsmodel wordt als voorbeeld genomen voor ontwikkelingslanden. Hierdoor worden zelfvoorzienende en informele economieën als niet modern beschouwd en - erger nog - kapot gemaakt. Enerzijds vanwege een goedkope grondstoffenvoorziening voor het Noorden, met alle problemen in de voorziening van basisbehoeftes, conflicten en milieuproblemen tot gevolg; Anderzijds om overschotten van landbouwproducten uit het Noorden te dumpen en om markten te zoeken voor zaden, machines en bestrijdingsmiddelen. Ook hiervan worden vooral kleine en regionale (landbouw)bedrijven de dupe. - De discussie wordt te ééndimensionaal gevoerd; liberalisering van landbouwproducten wordt los gezien van de huidige machtsverhoudingen in de wereld. Zo worden schuldenlasten, het beleid van Wereldbank en IMF, en de grote invloed van multinationals op dit beleid vaak buiten de discussie gehouden. - De aandacht is vooral gericht op markttoegang voor ontwikkelingslanden als oplossing voor hun problemen. De voordelen van meer markttoegang voor ontwikkelingslanden wegen niet op tegen de schade die ze ondervinden van overproductie en dumping en de eis uit het Noorden tot het openen van hun eigen markten als compensatie. - De invloed van het Noorden en haar bedrijven op de problemen in ontwikkelingslanden wordt onderschat en gebagatelliseerd. - Ontwikkeling wordt vooral gemeten in gemiddeld BNP per hoofd van de bevolking en niet in de voorziening van basisbehoeftes van alle leden van de bevolking. - Landbouw wordt als een ‘normale’ economische sector beschouwd, waar liberalisering net zo kan worden toegepast als bij industriële producten. - De vrije-markt-theorie wordt niet goed toegepast binnen de liberalisering van landbouwproducten. - Het milieu wordt niet meegenomen in de economische berekeningen. Uitputting (bodem, zoet water, biodiversiteit) en vervuiling (lucht, water, bodem) die worden daardoor niet gecorrigeerd en zullen altijd negatief uitpakken voor de economie op lange termijn. Het broeikaseffect met zijn economische schade door overstromingen, droogtes en verdwijnende gletsjerrivieren zal naar verwachting deze discussie als eerste op de kaart zetten. - Er wordt vanuit gegaan dat de nationale politiek geen invloed heeft op de prijsvorming voor landbouwproducten. Maar dat het alleen de kosten kan beperken door de regelgeving niet te streng te maken en niet voorop te willen lopen in Europa. - Milieu-, economische - en oorlogsvluchtelingen (naar het Noorden) worden niet in verband gebracht met hiervoor genoemde problemen. - De neoliberale rol van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden, met name tegenover de ACP-landen binnen het Cotonou-Akkoord en hernieuwde partnerships, wordt onderschat en te weinig bekritiseerd. - Er wordt ten onrechte van uit gegaan dat het voedsel dat momenteel in de winkel ligt en vanuit de gehele wereld afkomstig kan zijn, veilig is en voldoet aan dezelfde strenge eisen als die aan onze boeren worden gesteld. - Er wordt ten onrechte van uit gegaan dat de consument zal profiteren van liberalisering door een lagere prijs. - Er wordt vanuit gegaan dat kleine en middelgrote boeren in Noord en Zuid tegengestelde belangen hebben. Vandaar dat de landbouwsector een vrij negatieve naam heeft in de Nederlandse media. In feite worden ze tegen elkaar uitgespeeld door multinationals in handel en verwerkende industrie. - Tenslotte wordt er vanuit gegaan door veel betrokken actoren dat de belangen van milieu, behoud van levensonderhoud voor kleine en middelgrote boeren, voedselveiligheid en voedselzekerheid in Noord en Zuid, tegengesteld aan elkaar zijn. Bewustwording zou zich vooral moeten richten op die groepen die we tot nu toe niet hebben kunnen bereiken via onze bewustwordingsactiviteiten. Hierbij moet gedacht worden aan het houden van discussiebijeenkomsten en lezingen, het uitgeven van brochures, het schrijven van opinieartikelen ook in de reguliere media, en het houden van acties op straat. Coalitievorming Een andere doelstellingen voor de komende jaren is het sluiten van coalities tussen betrokken actoren. Er zijn in Nederland de afgelopen jaren al diverse coalities gesloten onder andere binnen het Platform ‘Aarde Boer Consument’ (een aantal boerenorganisaties, NGO’s en politieke partijen), en de Werkgroep ‘Landbouw en Armoede’. Het laatste jaar is er sprake van meer samenwerking en het zoeken van gezamenlijke standpunten tussen organisaties als Milieudefensie, Novib, FairFood en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond. Er zullen echter ook andere milieu- en ontwikkelingsorganisaties moeten worden betrokken bij deze coalities. Het internationale landbouwbeleid en de hervorming hiervan is ook een belangrijk onderwerp binnen de Nederlandse Melkveehouders Vakbond, het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontact, het Kritisch Landbouw Beraad (lid van CPE), en solidariteitsfonds XminY. Tussen de diverse genoemde landbouworganisaties en de LTO is er momenteel echter nog veel onenigheid over het internationale landbouwbeleid. Hierbij moet in gedachten worden gehouden dat de LTO nog 40 tot 45 % van de boeren vertegenwoordigt, maar in sommige provincies zeer veel leden heeft. In bijvoorbeeld Limburg zijn bijna alle boeren lid, waaraan ook een zekere vanzelfsprekendheid ten grondslag ligt: ‘We stemmen CDA, en zijn lid van de LLTB.’ Binnen de lezingen die ik gegeven heb en debatten die ik bijgewoond heb de afgelopen maanden, heb ik echter gemerkt dat ook buiten de beschermde sectoren als suiker en melk, er steeds meer animo is voor onze alternatieven. Dit komt mede door de huidige crisis in de meeste landbouwsectoren. Binnen de LTO zijn er de liberaliserings- en schaalvergrotingsvoorstanders en de voorstanders van een kostendekkende prijs of meer solidariteit met boeren wereldwijd. Het probleem is echter dat de eerste groep boeren vooral de bestuursfuncties vervult en de andere groep nog te weinig mondige vertegenwoordigers heeft. Er zijn echter positieve uitzonderingen zoals de voorzitter van WLTO, die in ieder geval open staat voor onze voorstellen. Wat over het algemeen ontbreekt in Nederland is samenwerking en solidariteit met boerenorganisaties buiten Nederland. Alleen het Kritisch Landbouw Beraad is lid van de CPE, de tegenhanger van de conservatieve COPA in Europa waar de LTO lid van is. Daarentegen zijn de milieu- en ontwikkelingsorganisaties wel beter Europees en internationaal georganiseerd binnen organisaties als Friends of the Earth en Oxfam. De onderlinge landenorganisaties zijn het overigens niet altijd geheel eens met elkaar, hoewel men werkt aan een consensus. Om daadwerkelijk een vuist te kunnen maken is het onontbeerlijk dat de samenwerking niet alleen binnen Nederland maar ook buiten Nederland geïntensiveerd wordt. Overigens zijn veel boeren niet geneigd om acties op straat te gaan voeren, omdat men bang is voor negatieve beeldvorming in de media en onder de bevolking. Samenwerking met organisaties als Milieudefensie (60.000 leden) en Novib, zou deze boeren over de streep kunnen trekken. Tenslotte is er coalitievorming nodig tussen politieke partijen. Momenteel staan de ChristenUnie en de SP vrijwel achter genoemde alternatief. GroenLinks, en de linkervleugel van het CDA komen in de buurt. Er is echter nog veel zendingswerk nodig richting PvdA, de rechtervleugel van het CDA, LPF en D66. Over de VVD ben ik ronduit negatief, hoewel men nog steeds een belangrijke aanhang heeft binnen de boerenbevolking. Ook binnen de ministeries overheerst (uit loyaliteit met vorige kabinetten) het neoliberalisme, dit blijkt onder andere uit de huidige Nederlandse voorstellen richting WTO (www.minez.nl) en de notitie ‘Beleidscoherentie Ontwikkelingssamenwerking-Landbouw’ (www.minbuza.nl). Deze notities zouden dan ook als eerste ter discussie moeten komen te staan de komende maanden. Guus Geurts XminY Lid Landbouwwerkgroep, Noord-Zuid netwerk en Themagroep Mondiale voedselzekerheid van GroenLinks WTO---zzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipppppppppppppppppppppp 7. EU STANDPUNT VOOR WTO-ONDERHANDELINGEN IN CANCÚN WEINIG VERNIEUWEND Milieu, kleine boeren en zich ontwikkelende landen niet gediend met nieuw Fischler voorstel Met de Cancún-bijeenkomst (Mexico) van de Wereld Handels Organisatie aan de horizon heeft de Europese Unie de eerste schoten afgevuurd in de onderhandelingsstrijd. Eén van de belangrijkste onderwerpen tijdens deze WTO-vergadering die in september gaat plaatsvinden is landbouw en dan met name de maatregelen die landen toepassen om hun landbouwproductie te beschermen. In december legde EU-commissaris Fischler het voorstel van de Europese Commissie hierover voor aan de landbouwministers van de EU. Het voorstel is een bevestiging van de eigen kijk van de EU op landbouw (multifunctionaliteit) en wordt door de Commissie gezien als een praktische manier om de landbouwonderhandelingen uit de huidige impasse te slepen. Dit in tegenstelling tot de standpunten van de Verenigde Staten en de CAIRNS-groep (1) die de Commissie aanduidt als 'extreem'. Samengevat stelt Fischler voor dat ontwikkelde landen gedurende een periode van 6 jaar en zich ontwikkelende landen gedurende een periode van 10 jaar tot de volgende resultaten komen: - Een verlaging met 55 % van handelsverstorende landbouwsubsidies. - Een algemene verlaging met 45 % van exportsubsidies en de totale uitfasering van exportsubsidies op graan, oliezaden, olijfolie en tabak op voorwaarde dat alle landen die subsidies staken. - Een verdere vergroting van markttoegang door algemene verlaging van importtarieven met 36% met een minimum van 15% per item. Aanvullende punten omvatten onder andere: - Ontwikkelde landen passen allen een 'everything but arms'-behandeling (2) toe op Minst Ontwikkelde Landen. - Steun voor een uitzonderingsregeling ('food security box') om voedselzekerheid te garanderen (vooral in zich ontwikkelende landen). - De eis dat het EU-model voor landbouwontwikkeling erkend wordt en dat het EU-standpunt ten opzichte van de bescherming van de geografische oorsprong van producten gesteund wordt. Het zal niet verbazen dat (negatieve) reacties op het EU-standpunt niet uitbleven. De CAIRNS-groep maakte duidelijk dat het standpunt volgens hen onhoudbaar is. Het voorstel zou strijdig zijn met de Doha-afspraken, met name met de bindende afspraak om alle vormen van exportsubsidies af te schaffen. De Amerikaanse onderhandelaars verweten de EU gebrek aan visie. Milieudefensie en Friends of the Earth Europe noemden het voorstel een forse stap achteruit ten opzichte van het voorstel van juli 2002. Het is te eenzijdig gericht op het veroveren van exportmarkten en het verlagen van prijzen, aldus Milieudefensie in een verklaring. Er wordt minder geld gereserveerd voor plattelandsontwikkeling en de meeste steun gaat naar grote boeren. Enkele kanttekeningen van ondergetekende bij het EU-voorstel: De EU hanteert een heel eigen en enge definitie van 'handelsverstorende maatregelen' die niet overeenkomt met de definitie die algemeen gangbaar is in de WTO. Dat is belangrijk aangezien op deze wijze maatregelen die door zich ontwikkelende landen als problematisch ervaren worden buiten de EU-definitie vallen. Meeste van de elementen uit het voorstel passen binnen reeds bestaande aanpassingen van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB). Er worden dus geen echt vernieuwende stappen gezet. Zo wordt er binnen de EU al langer gewerkt aan het vervangen van subsidues voor productieondersteuning door directe betalingen. Directe betalingen maken exportsubsidies en prijsondersteuning minder noodzakelijk aangezien het inkomen van boeren verzekerd is uit een andere bron, namelijk directe betalingen. Er is een beweging merkbaar waarin de wereldmarktprijzen en de EU-prijzen voor landbouwproducten elkaar in toenemende mate naderen. De verlaging van importtarieven is dus minder een bedreiging voor de EU-productie dan op het eerste gezicht lijkt. Voor zich ontwikkelende landen betekent de liberalisering van de EU-handel niet alleen toegang tot de voorheen moeilijk toegankelijke markt. De hoge prijzen die voorheen gegarandeerd werden door het GLB golden niet alleen voor Europese boeren. Exporterende ontwikkelingslanden die op basis van verdragen toegang hadden tot de EU-markt konden ook profiteren van de hoge prijzen. Het verschuiven van productiesubsidies en een vaste prijs naar directe betalingen heeft tot gevolg dat de prijzen voor landbouwproducten zullen dalen. Dat geldt ook voor import uit zich ontwikkelende landen. De boeren in die landen hebben echter niet het voordeel van gulle overheidsondersteuning. Het EU-standpunt in de WTO-onderhandelingen gaat uit van de verbetering van de EU-positie in de internationale markten. In het onderhandelingsspel worden de belangen van zich ontwikkelende landen en het milieu soms meegenomen als steekpenningen om de eigen positie te verbeteren. Het afschaffen van subsidies en importtarieven zullen niet alleen voordelen hebben voor zich ontwikkelende landen maar ook nadelen. Het is namelijk de vraag of ze kunnen concurreren op de internationale markten. Bovendien komen de winsten van de export niet noodzakelijkerwijs terecht bij de armste delen van de bevolking. Alleen gerichte en duidelijk gedefinieerde afspraken die de belangen van zich ontwikkelende landen (met name de arme delen van de bevolking) centraal stellen zullen bijdragen aan het verbeteren van hun economische positie. Donald Pols Noten: (1) De CAIRNS-groep bestaat uit 17 hoofdzakelijk exporterende landen namelijk Argentina, Australia, Bolivia, Brazil, Canada, Chile, Columbia, Costa Rica, Guatemala, Indonesia, Malaysia, New Zealand, Paraguay, the Philippines, South Africa, Thailand en Uruguay. Deze landen staan een verregaande liberalisering van de handel in landbouw- producten voor, met name een afschaffing van handelsverstorende subsidies. (2)'everything but arms' verwijst naar het EU-beleid waarin de 48 armste landen in de wereld tariefvrije toegang tot de Europese markt hebben. De toegang geldt voor alle producten die deze landen produceren met uitzondering van wapens. WTO---zzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipppppppppppppppppppppp 8. HAVENARBEIDERS NEMEN DE KOP Brede internationale staking tegen plannen Europese Commissie Misschien is de schatting van de International Transport Workers' Federation wat ruim uitgevallen, maar een gezamenlijke staking in een groot aantal Europese landen door 20.000 havenarbeiders is een unieke en strijdbare daad. Doelwit was een zogenaamde Richtlijn (werking van een wet) van de Europese Unie die uitgerekend op de actiedag, 17 januari 2003, in zijn volle ellende getoond werd. Een tiental Poolse kraanmachinisten - net in Bremen aan boord gekomen, valselijk geboekt als zeelieden op een schip onder Panamese vlag van een Japanse eigenaar, in het bezit van een toeristenvisum en in dienst van een Poolse firma - blijkt ingehuurd te zijn voor los- en laadwerk. In de Richtlijn heet dat 'zelfafhandeling', de bemanning zelf verricht de havenarbeid. De richtlijn is nog in behandeling en wil wettelijk vastleggen wat tot nu toe verboden is. Een inspecteur van de havenarbeid in Amsterdam geeft een voorbeeld dat laat zien hoe de Richtlijn zijn schaduw vooruitwerpt. "Het begint ermee dat de kapitein eist dat de scheepsliften door de bemanning worden bediend. Dan volgt de scheepskraan, uiteindelijk wordt het sjorwerk ook door de bemanning gedaan." Bescherming opruimen De geschiedenis van de havenarbeiders is op vele manieren te schrijven. Eén daarvan is via de lange weg, in Nederland een eeuw, van terugdringen van de losse arbeid, van erkenning van het vak havenwerker en van strijd voor wettelijke bescherming van werk, veiligheid en gezondheid. De Richtlijn beoogt deze weg met harde hand op te breken. De beslissing daarover zal dit voorjaar vallen. De Europese Commissie laat met haar offensief van liberalisering en deregulering de havens niet onberoerd. In eerste instantie werd geprobeerd aan de 'oneerlijke' concurrentie tussen de Europese havens een einde te maken. Bij 'oneerlijk' gaat het dan om overheidssubsidies die de tarieven voor de klanten zouden verlagen. Daarna kwamen de voorstellen om de concurrentie tussen de havens te bevorderen. Dat wil zeggen dat de beperkingen waaraan in de loop der jaren de vrije concurrentie was onderworpen, opgeruimd moeten worden. De verschillende vormen van regulering van de arbeid - arbeidsvoorwaarden, wetgeving enzovoort - werden gezien als 'concurrentiebelemmerend'. Niet verrassend was dus dat in november 2000 'uitlekte' dat de Commissaris van Transport en Energie Loyalo de Palacio die regulering wilde aanpakken. Onder andere door oude tijden te doen herleven en de stuwadoorsbedrijven en reders de gelegenheid te geven zelf te bepalen wie met de betreffende werkzaamheden belast werden. Een paar maanden later kwamen de officiële voorstellen van onder andere 'zelfafhandeling', maar werd ook duidelijk dat werk uitbesteed kon worden aan niet als havenarbeiders geregistreerde 'lossen' en dat de havenpools (in een aantal landen een aangelegenheid van de overheid) op de schop moesten. In september 2001 volgden de eerste acties, op een kleine internationale schaal. In juni 2002, een paar maanden voor de eerste behandelingsronde in het Europees Parlement, werden ze uitgebreid. Vooral in België en Duitsland (waar de wettelijke bescherming sterk is); in Nederland werd hier en daar de pauze verlengd. Ondanks kritiek van linkse politieke partijen en (internationale) vakbeweging waren de voorstellen voor de tweede ronde eerder slechter dan beter. Ter gelegenheid daarvan werd gestaakt (of gedemonstreerd of het werk onderbroken; gegevens van 18 januari 2003) in België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Malta, Nederland, Noorwegen, Portugal en Spanje. Sociale dialoog De invoering van de Richtlijn, met verscherpte concurrentie als hoofdkenmerk, zal de havenondernemers de vrije teugel laten. Goedkoper, efficiënter en sneller, met concurrentie via arbeidsvoorwaarden als onvermijdelijk gevolg. De keten van uitbesteding zal langer worden en daarmee zullen de arbeidsrisico's verplaatst worden naar de meest onbeschermde arbeiders die bovendien per klus aangenomen zullen worden. Geen onbekende praktijken van ondernemers. Zeker niet in het havenbedrijf waarin decennia lang halve of hele koppelbazen actief zijn, soms meer soms minder. Het is dan ook niet gemakkelijk te begrijpen dat de internationale vakbeweging, daarin zeer gesteund door de Nederlandse, eindeloos de 'sociale dialoog' zoekt. Steeds weer flakkert de hoop op van samenwerking, als er maar één ondernemer twijfelt bij een onderdeel van de Richtlijn in voorbereiding. Wat de Nederlandse situatie betreft, is de grote actiedeelname in Vlissingen en Terneuzen opvallend (500 mensen) en laat die in Rotterdam (nog geen 1.000) en minder in Amsterdam (300) zien dat het krediet dat de bond in de tweede helft van de jaren negentig verspeelde nog niet is teruggewonnen. Bond en bondsleden lijken twee werelden te vertegenwoordigen. Hoe zou anders één van de eerste zinnen in een pamflet opgevat kunnen worden? "De bond roept nu de hulp in van haar leden om de bond bij te staan om een conflict tussen havenwerkers enerzijds en rederijen, verladers en stuwadoorsbedrijven anderzijds in jullie voordeel te beslechten." Hans Boot Solidariteit, nr 111, februari 2003 WTO---zzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipppppppppppppppppppppp 9. GATS EN DE LIBERALISERING VAN TRANSPORTSECTOREN Logistieke bedrijfssector wil opening binnenlandse markt VS De lucht- en scheepvaartsectoren zijn grotendeels uitgesloten van liberalisering in GATS-verband. Het waren met name de VS die integratie in de WTO tegenhielden ter afscherming van de eigen binnenlandse markt. Aangespoord door grote industriële bedrijven gaan Europese Unie en andere WTO-lidstaten nu in de aanval om delen van deze lucratieve markten te openen. Stuart Howard van de International Transport Workers' Federation (ITF) beschrijft hoe dat in zijn werk gaat (1). Onderhandelingen over maritieme sector gestrand Al geruime tijd is er sprake van deregulering bij de overbrenging van scheepladingen van de ene naar de andere staat. De internationale scheepvaartsector heeft een eigen extreme vorm van deregulering voortgebracht, de verdragsvlag ("flag of convenience system"), die een groot deel van de scheepvaartindustrie onttrekt aan overheidsscontrole. Voor vele binnenlandse scheepvaartdiensten zijn er echter wel beperkingen. Overeenkomstig VN-regels gaan de meeste echte vlagstaten uit van een band tussen scheepseigenaar en overheid. Ze stellen beperkingen aan buitenlands eigendom en eisen de naleving aan boord van nationale wetten, zoals voor arbeid. In enkele landen mogen buitenlandse schepen geen aandeel hebben in de kusthandel (cabotage). Zo kan volgens de US Jones Act het interne goederenvervoer in de VS alleen gedaan worden door schepen onder VS-vlag met arbeidsvoorwaarden volgens VS-wet (2). Meteen na de start van GATS in 1995 werd begonnen met onderhandelingen over libereralisering van scheepvaart en havendiensten. In juni 1996 mislukten de besprekingen echter toen de regering van de VS elke vorm van toegang afwees tot de binnenlandse markt. Na 11 september 2001 lijkt de gevoeligheid bij de VS voor veiligheid van kust en havens te verzekeren dat opheffing van cabotage niet op de GATS-agenda zal verschijnen. Een groeiend aantal global terminal operators (overslagbedrijven) is ondertussen gefrustreerd geraakt over het feit dat de bevriezing van de GATS-onderhandelingen ook de liberalisering van andere maritieme diensten dan de binnenlandse buiten bereik houdt. Op voorspraak van gigant Hutchison drong de regering van Hong Kong in maart 2001 aan op hervatting van de besprekingen over opheffing van beperkingen op buitenlands eigendom en havenbeheer. Uitsluiting van de luchtvaart Vanaf het begin zijn (burgerlijke) luchtvaartdiensten uitgesloten geweest van GATS. Dat had te maken met politieke en economische gevoeligheden rondom luchtverbindingen tussen staten. De wettelijke naleving van de ruim 3000 bilaterale overeenkomsten en de regulering van afspraken over veiligheid, beveiliging, economie en milieu zijn in handen van de Internationale Organisatie voor Burgerlijke Luchtvaart, de ICAO. Het ICAO-systeem van 'bilateralen' werd door voormalig WTO Directeur-generaal Mike Moore als 'nachtmerrie' bestempeld. Toch is het jarenlang een effectief middel gebleken om te komen tot een gelijkwaardige markttoegang tussen twee willekeurige staten op basis van het principe van wederzijds belang. Als de 'luchtvaartrechten' echter ondergebracht worden bij GATS zou elke staat in principe alle andere WTO-lidstaten markttoegang moeten bieden volgens zijn meest 'liberale' bilaterale overeenkomst. Hetgeen leidt tot wereldwijde dominering van luchtvaartdiensten door de grootste luchtvaartbedrijven. Omdat de WTO de ICAO niet kan negeren wordt geprobeerd deze organisatie te omzeilen, te absorberen, onder druk te zetten en uit te dagen. Er worden pogingen ondernomen om 'luchtvracht' te onttrekken aan het beheer van de ICAO en onder te brengen bij GATS, ondanks de complicatie dat de meeste lading vervoerd wordt door passagiersvliegtuigen. Ondertussen houdt de ICAO de WTO van zich af met een eigen agressief liberaliseringsprogramma. Naar verwachting zal op de ICAO-conferentie van deze maand een voorstel gedaan worden over verdergaande liberalisering (3). De VS zijn de grootste belemmering voor opname van de lucratieve ('harde') luchtvaartdiensten in de GATS. Hoewel de VS een groot voorvechter zijn van liberalisering van internationale luchtvaartroutes houden ze de omvangrijke binnenlandse markt gesloten voor buitenlandse bedrijven. En die constructie kan alleen in stand blijven door de basis luchtvaartdiensten buiten GATS te houden. Van de overige ('zachte') luchtvaartactiviteiten - de 'diensten direct gelieerd aan luchtvaartdiensten' - zijn er 3 opgenomen in GATS: vliegtuigreparatie, computerreserveringen en marketing. Toch is hiervoor slechts door een enkele staat marktopening geboden (maart 2002). De uitgebreide restgroep valt niet onder GATS, maar is onderhevig aan de taktiek van herdefiniëring en hercategorisering door de Europese Commissie. In de huidige onderhandelingsronde heeft de EC vliegtuigcatering en opleidingen voor vliegtuigpersoneel ondergebracht onder respectievelijk cateringdiensten en onderwijsdiensten die beide wèl deel uitmaken van de GATS-onderhandelingen. Ook wil de EC toezeggingen van staten voor de liberalisering van vliegvelddiensten ('airport ground services') nadat ze eenzijdig besloot dat die diensten niet 'direkt gelieerd zijn aan luchtvaartrechten'. Logistieke sector ontwijkt de blokkades Een nieuwe aanzet tot liberalisering voor scheepvaart- en havendiensten komt van logistieke bedrijven. De sectorindeling van de verschillende transportdiensten zoals onder GATS gehanteerd komt niet meer overeen met hoe intermodaal transport en logistiek zich recentelijk ontwikkeld hebben. Logistiek gaat niet alleen over transport maar ook over zaken als ladingafhandeling, opslag, douane-inklaring, containerdepots en inventarisbeheer. De regering van Hong Kong, de Europese Commissie en de Internationale Kamer van Koophandel (ICC) willen dat onder GATS iets geregeld wordt om aan "de groeiende vraag te voldoen naar deur-tot-deur logistieke dienstverlening." De onderhandelingen over maritieme diensten zouden moeten gaan over goederenvervoer door havens en naar de 'achterlanden' (4). En indien een herstart van de onderhandelingen over maritieme diensten mocht mislukken zou een nieuwe dienstencategorie - 'logistieke diensten' - ingesteld moeten worden, los van 'maritiem'. Deze benadering sluit nauw aan bij de strategie van luchtvrachtbedrijven als UPS en Federal Express. Zij hebben ingezet op een lobby om enerzijds de banden tussen ICAO-systeem en luchtvrachtdiensten losser te maken en anderzijds de nationale postale diensten te liberaliseren. Onder GATS zijn postale diensten en koeriersdiensten opgenomen in dezelfde categorie en de grote weerstand tegen liberalisering van postale diensten zorgt ervoor dat er weinig schot zit in de liberalisering van koeriersdiensten. Na grote druk door bedrijven stelde de regering van de VS in juli 2002 voor om een aparte dienstensector in te stellen binnen GATS, de Express Delivery Services. Ook de weg- en railtransportsectoren voelen de invloed van de 'logistiek'-lobby. De Internationale Kamer van Koophandel dringt aan liberalisering van binnenlands transport ondanks de bijzondere gevoeligheden in de maritieme sector en een aantal regeringen, waaronder die van Groot-Brittannië, willen het huidige liberaliseringsbeleid in de railtransportsector vastleggen door toezeggingen te doen in GATS-verband over buitenlandse investeringen. Het huidige proces van liberalisering van het Europese railtransportsysteem loopt al vooruit op de binnenlandse opmars van GATS. Stuart Howard Bewerkt, ingekort en vertaald door Rob Bleijerveld Noten: (1) 'Transport: the WTO's problem industry', Stuart Howard in ITF journal Transport International (maart 2003). Howard is Assistant General Secretary van de ITF. Meer informatie over de ITF op haar website: (2) Volgens Ellen Gould, onderzoekster van dienstenliberalisering, lijkt de Bush-regering geneigd om na acties van havenwerkers aan de Westkust (eind 2002) de regulering van arbeidsvoorwaarden aan te pakken. Ze verwacht echter niet dat aan de veiligheidsbelangen getornd zal worden. Bush zou de capaciteit voor de bouw van marinevaartuigen door de eigen scheepvaartindustrie in stand willen houden, evenals de strategische belangen van afhandeling van scheepsladingen in de Noordamerikaanse havens. (3) De ICAO conferentie vind plaats op 31 maart en 1 april 2003; de agenda is te vinden op: (4) in 'U.S. Under Pressure for Transport Commitments in WTO Services Talks' (BNA News Services van 4 maart 2003) wordt een gezamenlijke verklaring aangehaald van 52 WTO-lidstaten dd. 3 maart, waarin - op indirekte wijze - een actieve opstelling wordt geëist van de VS in onderhandelingen over maritieme diensten. Volgens woordvoerder Japan is een substantiële liberalisering van deze sector van wezenlijk belang voor het welslagen van de huidige ronde van WTO- onderhandelingen ... WTO---zzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiiiipppppppppppppppppppppp 10. DE VERGETEN OORLOG ... De grootste Noordamerikaanse vakbond voor acteurs waarschuwt dat de regering Bush een zwarte lijst aanlegt van spelers die zich uitspreken tegen een oorlog met Irak (1). Volgens de bond lopen critici het risiko het recht op werk te verliezen. Maar er is meer in de VS dat doet denken aan een heropleviong van de McCartney-hetze van de jaren '50. Er is een wet in de maak die nog grotere gevolgen heeft voor tegenstanders van oorlog. Niet alleen kan dat betekenen het recht op werk te verliezen maar - getuige onderstaand artikel - zelfs het recht op burgerschap! Zonder twijfel een bedreiging voor iedereen die zich verzet tegen het beleid van Bush, zoals anti-globalisten. Tijd voor een solidariteitscampagne? Jack Balkin, professor aan de Yale Law School, schreef op 13 februari een artikel in de Los Angeles Times waarin hij aangeeft dat het Hoofd van Procureurs-Generaal John Ashcroft in het geheim een anti-terreurwet heeft laten ontwerpen. Het gaat om een aanscherping van de "USA Patriot Act" uit 2001, die de burgerrechten in de VS nog verder dreigt te ondermijnen. Het bestaan van het ontwerp voor deze "Domestic Security Enhancement Act" is herhaaldelijk ontkend door ambtenaren van het ministerie van Justitie. Maar door een lek is de inhoud ervan bekend geworden (). Sinds 11 september 2001 zijn honderden mensen in het geheim gevangengezet. De regering wilde zelfs hun namen niet bekend maken, naar zeggen om hun privacy te garanderen. De nieuwe wetgeving van Ashcroft zou elke nu nog bestaande bescherming onder de "Freedom of Information Act" ongedaan maken. De regering kan dan zonder probleem stilhouden wie het vasthoudt en waarom. Een ander wetsonderdeel maakt het onmogelijk het bespioneren van individuen en organisaties door federale overheidsinstanties met juridische middelen te blokkeren. Zo'n blokkade bleek eerder juist nodig vanwege de (illegale) praktijk van het aantasten van de privacy van burgers en hun mensenrechten. Verder kunnen rechtbanken geen verboden meer uitvaardigen om toekomstig misbruik te voorkomen. Wellicht het meest verontrustende onderdeel gaat over het "materieel steunen" van elke groep die aangemerkt wordt als terroristische organisatie. Dat "materieel steunen" kan gaan om activiteiten die normaal gesproken niet onwettig zijn! Diegenen die zich hieraan schuldig maken worden alle burgerrechten ontzegd. Dat betekent een aantasting van de Grondwet van de VS die juist zegt dat Amerikanen niet kunnen worden beroofd van hun burgerrechten en alle daarvan afgeleide rechten. Ze kunnen die alleen vrijwillig opgeven. Via een "gat" in de wet kan deze grondwettelijke garantie worden omzeild. Bovengenoemd "materieel steunen" zou gelijkstaan aan het vrijwillig afstaan van burgerrechten. Daarmee kunnen die personen onmiddellijk het land uitgegooid worden ... Het McCarthy-tijdperk toont de enorme macht die een Hoofd van Procureurs-Generaal kan verwerven. Ook nu weer: geef een paar dollar aan een moslim-liefdadigheidsorganisatie die toevallig op Ashcrofts lijst staat en het eerstvolgende vliegtuig neemt je definitief mee uit het land. "We mogen blij zijn dat het plan voor dit wetsvoorstel nu al aan het licht gekomen is. Anders zou de regering waarschijnlijk gewacht hebben tot na het begin van de oorlog met Irak, op een moment dat politieke oppositie onmogelijk is vanwege de (geëiste) steun aan de troepen. Het wetsvoorstel is niet van belang voor de oorlog, maar kan de regering helpen haar fouten te verbergen. Het is beangstigend dat onze leiders zouden proberen onze burgerrechten te ondermijnen door een cynische manipulatie van de openbare mening in tijden van oorlog. Maar nog meer beangstigend indien ze daarin daadwerkelijk zou slagen." Jack M Balkin (1) 'Acteurs VS zijn bang voor zwarte lijst', Spits (5 maart 2003). (2) "USA Patriot Act: A Dreadful Act II" - Jack M Balkin, Los Angeles Times (13 febaruari 2003). Balkin is ook auteur van "The Laws of Change" (Schocken Press, 2002). WTO---zzzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiippppppppppppppppppppppp > > WTO---zzzzzzzzzzzzzzzzziiiiiiiiiiiiiiiiiiippppppppppppppppppppppp E-Mail: onyva@xs4all.nl Website: http://www.stelling.nl/trouble |
Read more about: globalisering | supplements | | |