english
nederlands
Indymedia NL
Independent Media Centre of the Netherlands
Indymedia NL is an independent free communication organisation. Indymedia offers an alternative approach to the news by using an open publishing method for text, images, video and audio.
> contact > search > archive > help > join > publish news > open newswire > disclaimer > chat
Search

 
All Words
Any Word
Contains Media:
Only images
Only video
Only audio

Dossiers
Agenda
CHAT!
LINKS

European NewsReal

MDI's complaint against Indymedia.nl
Courtcase Deutsche Bahn vs. Indymedia.nl
Topics
anti-fascisme / racisme
europa
feminisme
gentechnologie
globalisering
kunst, cultuur en muziek
media
militarisme
natuur, dier en mens
oranje
vrijheid, repressie & mensenrechten
wereldcrisis
wonen/kraken
zonder rubriek
Events
G8
Oaxaca
Schinveld
Schoonmakers-Campagne
Help
Tips for newbies
A short intro into Indymedia NL
The policy of Indymedia NL
How to join?
Donate
Support Indymedia NL with donations!
Lawsuits cost a lot of money, we appreciate every (euro)cent you can spare!

You can also direct your donation to Dutch bank account 94.32.153 on behalf of Stichting Vrienden van Indymedia, Amsterdam (IBAN: NL41 PSTB 0009 4321 53)
Indymedia Network

www.indymedia.org

Projects
print
radio
satellite tv
video

Africa
ambazonia
canarias
estrecho / madiaq
kenya
nigeria
south africa

Canada
hamilton
london, ontario
maritimes
montreal
ontario
ottawa
quebec
thunder bay
vancouver
victoria
windsor
winnipeg

East Asia
burma
jakarta
japan
manila
qc

Europe
alacant
andorra
antwerpen
armenia
athens
austria
barcelona
belarus
belgium
belgrade
bristol
bulgaria
croatia
cyprus
estrecho / madiaq
euskal herria
galiza
germany
grenoble
hungary
ireland
istanbul
italy
la plana
liege
lille
madrid
malta
marseille
nantes
netherlands
nice
norway
oost-vlaanderen
paris/île-de-france
poland
portugal
romania
russia
scotland
sverige
switzerland
thessaloniki
toulouse
ukraine
united kingdom
valencia
west vlaanderen

Latin America
argentina
bolivia
brasil
chiapas
chile
chile sur
colombia
ecuador
mexico
peru
puerto rico
qollasuyu
rosario
santiago
tijuana
uruguay
valparaiso

Oceania
adelaide
aotearoa
brisbane
burma
darwin
jakarta
manila
melbourne
oceania
perth
qc
sydney

South Asia
india
mumbai

United States
arizona
arkansas
atlanta
austin
baltimore
big muddy
binghamton
boston
buffalo
charlottesville
chicago
cleveland
colorado
columbus
danbury, ct
dc
hampton roads, va
hawaii
houston
hudson mohawk
idaho
ithaca
kansas city
la
madison
maine
miami
michigan
milwaukee
minneapolis/st. paul
new hampshire
new jersey
new mexico
new orleans
north carolina
north texas
nyc
oklahoma
omaha
philadelphia
pittsburgh
portland
richmond
rochester
rogue valley
saint louis
san diego
san francisco
san francisco bay area
santa barbara
santa cruz, ca
seattle
tallahassee-red hills
tampa bay
tennessee
united states
urbana-champaign
utah
vermont
western mass
worcester

West Asia
armenia
beirut
israel
palestine

Topics
biotech

Process
discussion
fbi/legal updates
indymedia faq
mailing lists
process & imc docs
tech
volunteer
Credits
This site is produced by volunteers using free software where possible.

The system we use is available from:mir.indymedia.de
an alternative is available from: active.org.au/doc

Thanks to indymedia.de and mir-coders for creating and sharing mir!

Contact:
info @ indymedia.nl
Nieuwe regering: "eenheid NL baart zorgen"
kakkerlak - 26.06.2002 16:12

Het voorlopige regeerakkoord is gelekt. De coalitiepartijen staan een zeer reactionair beleid voor. Nederland is volgens de nieuwe regering een "ontheemd" land. In hun analyse kan verscheidenheid "niet zonder eenheid; en de eenheid baart zorgen."

Het Nos-radio1 journaal heeft een voorlopige versie van het regeerakkoord in handen en op internet gepubliceerd.

Uit dit akkoord blijkt niet veel meer dan reeds bekend was van de plannen van het aankomende kabinet: Borssele openhouden, inkomensafhankelijke subsidies afschaffen, aantal I/d banen fors beperken, a-sociaal zorgverzekeringsstelsel, enz. Maar ook willen ze mensen verplicht af laten kicken.

Het valt op dat er bijzonder weinig nieuw beleid in het akkoord staat. Er is wel heel veel aandacht voor criminaliteit, migratie en integratie. Verder valt op dat de plannen vooral voortzetting zijn van oud beleid en een verscherping zijn van de repressie.

Opvallend is ook de grote mate van retoriek die wordt gehanteerd in de inleiding van het stuk. Een bepaalde retoriek die getuigt van een reactionaire reactie op mondialisering.

"In het internationale verkeer dreigen menselijke en immateriële waarden, algemene belangen alsook waarborgen voor de toekomst te moeten wijken voor korte termijn economische overwegingen, en worden mensen steeds meer op eigen kracht en zekerheid teruggeworpen."

Als bijzondere probleemstelling geldt echter dat "identiteit en samenhang in de samenleving verloren dreigen te gaan in een ontheemde omgeving." Tja, als herstel van die identiteit de oplossing is van het failliet van het mondiale neoliberale beleid dan kunnen we net zo goed terug naar de jaren ´50 ;) Daarnaast lijkt die herstel van de identiteit zich dus vooral te richten tegen andere culturen. resistance is futile, zullen ze denken, you will be assimilated.


Milieu
Heeft iemand ooit gehoord van "een samenleving waarin duurzame groei en welvaart zijn gewaarborgd"???? Duurzaamheid is ontwikkeling en geen groei!

Milieudefensie laat in een persbericht weten: "De beleden duurzaamheid uit zich
vooral door extra geld voor asfalt, het open
houden van de kerncentrale Borssele en
milieumaatregelen die vooral ´vrijwillig´
genomen moeten worden."


Hier volgt de tekst van het voorlopige regeerakkoord van de VVD, CDA en LPF. (van  http://www.omroep.nl/nos/nieuws/dossiers/formatie2002/algemeen/achtergrondartikelen/conceptakkoord/inleiding.html )

De Nederlandse samenleving biedt een gemengd beeld en veel Nederlanders hebben gemengde gevoelens daarover. We hebben jaren van economische groei achter de rug; de economische structuur werd versterkt, de bedrijvigheid groeide, de werkloosheid werd teruggedrongen, het inkomen per hoofd van de bevolking is fors toegenomen en de welvaart van velen steeg.

Ook in andere opzichten is er sprake van verbetering en vooruitgang; de bescherming van natuur en milieu, de organisatie van bestuur en rechtspraak. Toch is het beeld gemengd. Want bij alle verandering zijn er veel problemen die niet tot een oplossing werden gebracht; de wachtlijsten in de gezondheidszorg, de toenemende criminaliteit, het groeiend aantal arbeidsongeschikten, de knelpunten in onderwijs en verkeer.

En bij alle aandacht voor structuren en grote vraagstukken hebben burgers vaak het gevoel dat er weinig wordt gedaan aan hun problemen, hun directe omgeving en hun samenleving. Er is veel geïnvesteerd, maar het menselijk milieu: de samenleving, de kwaliteit van de publieke dienstverlening, de sociale vitaliteit en cohesie, de structuren van maatschappelijke samenwerking zijn daarbij niet voelbaar verbeterd. Nederlanders leven wat dichter op elkaar, maar steeds minder met elkaar.

Tegen die achtergrond wordt de regering in de komende jaren geconfronteerd met een aantal vraagstukken die aangepakt moeten worden om het beeld te verbeteren en het perspectief van een voortgaande maatschappelijke ontwikkeling zeker te stellen.

Een verantwoordelijkheid die gerealiseerd zal moeten worden onder omstandigheden van afzwakkende economische groei, internationale onrust, een hernieuwde noodzaak tot bezuiniging om de staatsschuld op termijn van een generatie af te lassen. Maar bovenal zal een antwoord gegeven moeten worden op het geschokt vertrouwen in samenleving en overheid als gevolg van daden van zinloos geweld, rampen (Eindhoven, Enschede en Volendam), de moord op Pim Fortuyn en de groeiende onvrede over het antwoord van politiek en bestuur voor de alledaagse vragen van mensen.

Aan die vraagstukken het hoofd bieden, vergt daadkracht en draagvlak voor het kabinetsbeleid. Een kabinet dat het vertrouwen geniet van de fracties van het CDA, de LPF en de VVD, kan en wil aan die behoefte beantwoorden. De partijen van deze fracties hebben zich in de afgelopen verkiezingen gepresenteerd op basis van programma´s die - bij alle verschillen substantiële overeenkomst vertonen ten aanzien van de bepaling van problemen en van de benadering bij de oplossing daarvan.

Dat schept het vertrouwen dat een kabinet waarin deze partijen deelnemen de nodige besluitvaardigheid zal kunnen ontwikkelen. Op grond van de verkiezingen achten deze fracties zich ook geroepen om de verantwoordelijkheid voor het regeringsbeleid te aanvaarden en weten zij zich verzekerd van het nodige draagvlak in de samenleving.

Voor de fracties staat daarbij voorop dat zij steun willen geven aan een parlementair meerderheidskabinet. Zij streven daarbij naar een dualistische verhouding uitgaande van de onderscheidende verantwoordelijkenheden van kabinet en Staten-Generaal. Het kabinet dient daarbij de ruimte te hebben om vanuit de eigen verantwoordelijkheid invulling te geven aan de beleidsvorming en de beleidsuitvoering in het licht van veranderende omstandigheden en maatschappelijke behoeften.

De coalitiefracties zullen het nieuwe kabinet positief en constructief tegemoet treden in hun handelen en in de beoordeling van hun voorstellen, waarbij de fracties zich ieder voor zich en gezamenlijk verbonden voelen met het kabinet om op basis van het voorliggend akkoord op hoofdlijnen op te treden.


Waar gaat het om gaat

De Nederlandse samenleving is in verandering. Het nationale karakter van financiële en economische markten verdwijnt in snelle vaart om zich op te lessen in Europese of wereldomvattende markten. Maatschappelijk raakt de samenleving ook steeds meer internationaal verweven. Het biedt ongekende mogelijkheden, nieuwe kansen en grote vrijheden.

Maar in het internationale verkeer dreigen menselijke en immateriële waarden, algemene belangen alsook waarborgen voor de toekomst te moeten wijken voor korte termijn economische overwegingen, en worden mensen steeds meer op eigen kracht en zekerheid teruggeworpen.

Identiteit en samenhang in de samenleving dreigen verloren te gaan in een ontheemde omgeving. Daarvoor afsluiten is wenselijk noch mogelijk en biedt geen oplossing. Het vermogen van nationale overheden tot ordening van het maatschappelijk verkeer, tot bescherming tegen onzekerheid en tot het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, neemt in die ontwikkeling immers steeds meer af zonder dat andere overheden die functie vooralsnog kunnen overnemen.

Voor de weerbaarheid tegen de schaduwzijden van die ontwikkelingen is met primair het vermogen van de overheid bepalend, maar de samenhang in de samenleving, de wederzijdse verantwoordelijkheid, het eigen initiatief van burgers in samenwerking met anderen en de kracht van de instituties die dit ondersteunen. Een hechte, vitale samenleving en een goede internationale concurrentiepositie in een stabiele Europese en internationale (rechts)orde vormen daarvoor de basis.

Het kabinetsbeleid zal in die optiek dienstbaar moeten zijn aan bevorderen en borgen van een samenleving waarin eenieder in Nederland in vrijheid, welvaart en zekerheid kan leven. Een samenleving waarin duurzame groei en welvaart zijn gewaarborgd. Onder afbreuk te doen aan het welbevinden en de behoefte aan maatschappelijke saamhorigheid; waarin voorzieningen voor wonen, werken, onderwijs, gezondheidszorg en openbaar bestuur op menselijke maat zijn gesneden.

Waarin de overheid samenwerken en samenleven mogelijk maakt door veiligheid en (rechts)zekerheid te waarborgen, door belangenconflicten en tegenstellingen effectief te beslechten en de voorzieningen te bieden die burgers in staat stellen met anderen hun leven in te richten, zonder dat ieder daarbij in regels en bureaucratie verstrikt raakt.

Een samenleving die de emancipatie van achtergestelden bevordert. Waarin respect en verantwoordelijkheid voor elkaar vanzelfsprekend zijn op basis van een cultuur van vrijheid in saamhorigheid, wederzijdse hulp en verdraagzaamheid en van gemeenschappelijke waarden die uitgaan van persoonlijke verantwoordelijkheden collectieve geborgenheid. Een moderne overheid en samenleving berustend op de erkenning van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, het belang van het gezin en de universele rechten van de mens.

Dat vergt vernieuwing. Op vele punten dreigen we vast te lopen in oude beelden, oude concepten, oude onderscheiden en tegenstellingen. Vernieuwende antwoorden en een andere aanpak zijn nodig. De kansen grijpen die er zijn en realiseren wat er mogelijk is; niet alleen economisch, maar bovenal als samenleving en als pluriforme gemeenschap van mensen die hier gezamenlijk en in vrijheid een toekomst willen bouwen en verzekeren.

Het kabinetsbeleid zal daarbij in het bijzonder gericht moeten zijn op herstel van vertrouwen. Het vertrouwen van burgers in het functioneren van de overheid en de collectieve voorzieningen. En vertrouwen van de overheid in het vermogen van burgers en maatschappelijke organisaties en instellingen om zelfverantwoorde keuzes te kunnen maken.

Uitgangspunten en oriëntaties 26-06-2002

De regering begint niet met een nieuw kabinet, de overheid staat niet stil bij gebrek aan regeerakkoord en vier jaren kabinetsbeleid worden niet ingevuld in zes weken aan het begin daarvan. Een nieuw kabinet treedt in een lopend bedrijf en neemt de zaken ter hand in de staat waarin het deze aantreft. Dat betekent niet dat het beleid ook op de oude voet kan worden voortgezet.

Op tal van punten is vernieuwing, verandering of bijstelling nodig. Maar trachten om in dit bestek voor het hele bereik van het regeringsbeleid vast te stellen wat de implicaties daarvan dienen te zijn, is niet nuttig. Het nieuw optredend kabinet zal zelf een beleidsprogramma moeten opstellen en in overleg met de Staten Generaal moeten realiseren. Centraal bij de beoordeling van het kabinetsbeleid zal staan of dit aan de volgende uitgangspunten en oriëntaties voldoet.

De samenleving als inzet

Nederland is sociaal, tolerant en veelkleurig; een grote verscheidenheid aan bevolkingsgroepen en een veelheid aan meningen en geestelijke stromingen hebben bier altijd vreedzaam kunnen samenleven. Maar verscheidenheid kan niet zonder eenheid; en de eenheid baart zorgen.

Versterking van integratie en cohesie in een veelkleurige verscheidenheid, verbetering van de kwaliteit van samenleven in vrijheid, verhoging van de veiligheid in bel dagelijks leven en verruiming van welvaart en keuzemogelijkheden, zijn de constante leidraad van het beleid. Doel is een samenleving waarin eendracht en onderlinge verantwoordelijkheid de tegenhanger zijn van vrijheid.

Een samenleving die de emancipatie van achtergestelden mogelijk maakt en steunt. Die ruimte biedt voor levensbeschouwing en overtuiging. Een samenleving die staat voor eigen identiteit, wederzijds respect en onderlinge betrokkenheid, en deze niet verwart met ongebondenheid, onverschilligheid, verlegenheid en schroom om te onderscheiden en te kiezen.

Die samenleving is niet de natuurlijke optelsom van individuen of het vanzelfsprekend resultaat van terugtred en van de overheid en wederzijdse onthouding van inmenging. Een veelkleurige en pluriforme samenleving, die sociaal en tolerant wil zijn en de overheid het liefst op afstand houdt, vergt een voortdurende inspanning en aandacht.

De gemeenschappelijke waarden waarborgen en versterken behoeft oefening en zorg, alsmede instituties die deze waarden bevestigen en nieuwe generaties daarin onderwijzen. De overheid dient daar randvoorwaarden voor te scheppen, maar de verantwoordelijkheid daarvoor berust uiteindelijk bij de samenleving.

Een overheid die handhaaft, handelt en hoedt
De overheid is sluitsteen van de samenleving; niet het bestuur van de BV Nederland of de uitvoerende arm van het collectief. Als sluitsteen stelt zij de samenleving in staat om te functioneren en bepaalt de kracht daarvan, maar wordt haar eigen kracht daarbij bepaald door de cohesie in de samenleving.

Voor alles dient de overheid dan ook die functies te waarborgen die samenleven en maatschappelijk verkeer mogelijk maken: het scheppen van wetten, ordening en markten, het beslechten van collectieve belangentegenstellingen en individuele geschillen, het waarborgen van de infrastructuur voor het maatschappelijk verkeer, het verzekeren van de algemene taken en functies en het bieden van leiderschap.

Op die functies dient ook de overheid steeds aanspreekbaar te zijn en het beleid zal zich in de komende kabinetsperiode, bij beperkte budgettaire mogelijkheden met name moeten concentreren op de terreinen waar de overheid achterblijft: daadkracht en besluitvaardigheid, het geven van richting, veiligheid, infrastructurele voorzieningen, zorg, onderwijs, rechtsorde; om terechte verwachtingen waar te maken.

Die ruimte laat en keuzevrijheid biedt
Gebrek aan vertrouwen van de overheid in de samenleving en maatschappelijke processen, terugtreden zonder de bereidheid om werkelijk los te laten en het streven om ondanks decentralisatie en verzelfstandiging ieder onderling verschil weg te nemen, leveren een steeds fijnmaziger net van gedetailleerder regels en bureaucratische processen.

Het moet sturing en uniformiteit bieden onder waarborging van een keur aan maatschappelijke omstandigheden, belangen en doelen. Het resultaat is vaak averechts; ongelijke behandeling, scheefgroei in voorzieningen, het gedogen van overtredingen, verkwisting van publieke middelen en een groeiende ergernis bij burgers en instellingen die zich ingesnoerd voelen en hun belang daar niet in herkennen.

Regelzucht en bureaucratie zullen over de volle breedte van het beleid worden teruggedrongen; spanning tussen norm en realiteit, schaars aanbod en een ongeremde vraag of tussen conflicterende belangen kunnen niet door onduidelijke compromissen en procedures worden verhuld maar niet opgelost. De vrijheid van mensen en hun instellingen om te kiezen, om naar eigen inzicht antwoorden te vinden en om samen met anderen problemen of knelpunten op te lossen, zal hersteld moeten worden.

Marktwerking alleen biedt vaak niet een sluitend antwoord. Tussen markt en overheid, contract en wet ligt een wereld van samenwerking, wederzijdse verantwoordelijkheid en gewoonten en waarden waar men zich aan oriënteert. Het beleid zal gericht zijn op het activeren van het oplossend vermogen in de samenleving; mensen, instellingen en organisaties aanspreken en stimuleren om initiatief en eigen verantwoordelijkheid te nemen.

Niet altijd de problemen voor mensen oplossen, maar ze in staat te stellen zelf hun problemen met anderen op te lossen. Niet slechts rechten en plichten geven, maar mensen en organisaties tot hun recht laten komen en verantwoordelijkheid laten nemen.

Die niet regeert bij decreet en geld alleen

Een samenleving verandert niet bij decreet of bij gratie van geld; het aansprekend motief, de overtuigende wijze of het gezag van het bestuur, zijn vaak bepalend. Mensen richten zich niet naar de theorie of het handboek, maar worden gevormd door opvoeding, dagelijkse ervaring en voorbeelden.

De overheid is daarom meer dan een verkeersregelaar of speler in het maatschappelijk veld, en beleid vergt meer dan het uitvoeren van wetten en het verstrekken van financiële middelen. Het succes van de aanpak van maatschappelijke problemen en het effect van overheidsbeleid worden mede bepaald door het beeld dat het bestuur zelf uitstraalt, de manier waarop burgers door de overheid worden aangesproken en de kwaliteit van de wijze waarop mensen met elkaar in de samenleving omgaan.

Dat vergt goede sociale netwerken en maatschappelijke infrastructuur voor opvoeding, scholing, stedelijke cultuur, wijkvoorzieningen, geestelijke en morele vorming en de ontwikkeling van verantwoordelijkheid. De aanwezigheid van een infrastructuur van maatschappelijke instituties is derhalve van wezenlijk belang, ook al kan de overheid daar geen directe verantwoordelijkheid voor nemen; zij dient die te bevorderen en te voorkomen dat deze erodeert.

Die sociaal en economisch verantwoord handelt

Versterking en verbreding van de mogelijkheden voor mensen om deel te nemen aan het arbeidsproces en volwaardig te kunnen participeren in de samenleving, ook bij ontbreken van perspectief op arbeid, is voor het kabinet de definitie van een sociaal en economisch verantwoord beleid. Niet het verzorgd terzijde schuiven van mensen die niet mee kunnen met een uitkering, maakt beleid sociaal, maar mensen steunen bij het hervinden van bun plaats in het arbeidsproces, hen sterken in het benutten van hun mogelijkheden en ze zo greep hergeven op hun leven en omgeving.

Dat biedt bescherming en perspectief; voor ouderen die nog door willen werken, voor mensen die arbeid en zorg willen combineren, voor mensen die vastzitten in de armoedeval van een uitkering en voor degenen die door ziekte of ongeval hun oude werk niet meer kunnen verrichten. Het sluitstuk van een dergelijk sociaal beleid wordt gevormd door het bieden van bestaanszekerheid aan diegenen die door gebrek of ouderdom definitief niet in staat zijn door arbeid in hun levensonderhoud te voorzien.

Versterking van arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit is evenzeer bepalend voor hot economische beleid dat blijvend gericht moet zijn op versterking van de internationale concurrentiekracht. Voor het willen behoren bij de top van Europa, zeker waar op langere termijn bezien de groei van hot arbeidsaanbod door vergrijzing en ontgroening afneemt en we het moeten hebben van een hoge arbeidsparticipatie en een sterke groei van de arbeidsproductiviteit.

Met oog voor een duurzaam evenwicht

Maatschappelijke welvaart is meer dan materiële vooruitgang. Sociale vooruitgang in evenwicht met de natuurlijke omgeving zijn niet minder bepalend. In de samenhang en het evenwicht tussen materiele vooruitgang, sociale verbetering en de kwaliteit van de leefomgeving ligt de sleutel voor een duurzame ontwikkeling; waar die balans wordt verstoord, ontstaat op den duur scheefgroei, geestelijk en materieel.

In Nederland moeten we met velen de beschikbare ruimte en natuurlijke waarden delen; dat verdraagt zich niet met wildgroei en verkwisting. Ordening, beperking van overlast, bescherming van de natuurlijke leefomgeving en het verzekeren van de toekomst van komende generaties zijn nodig. Maar een duurzame ontwikkeling is geen statische ordening die de toekomst plant en vastlegt en de ontwikkeling op slot doet.

Dan wordt het een steeds krampachtiger vasthouden aan het heden. De duurzaamheid is gelegen in het sturen in de dynamiek waaruit de toekomst ontstaat; door niet tegen de stroom op te roeien, maar met de genade mee te werken.

Op een solide financiële basis

Om in de komende jaren, bij een minder groeiende beroepsbevolking, toekomstige kosten zoals die van de vergrijzing te kunnen opvangen zonder dat op wezenlijke publieke voorzieningen als onderwijs, zorg en veiligheid moet worden bezuinigd, vergt voor alles dat de omvang van de staatsschuld wordt teruggebracht. Het vooruitschuiven van lasten door middel van begrotingstekorten past daar niet bij.

Dreigende begrotingstekorten door de stagnerende economische ontwikkeling, zullen bij voorrang moeten worden weggewerkt. Om de begroting weer in evenwicht te brengen zullen bezuinigingen en aanvankelijk ook lastenverzwaringen onvermijdelijk zijn. Gaandeweg de kabinetsperiode ontstaat meer ruimte voor beleidsintensiveringen, vooral te verdienen uit een scherpere prioriteitsstelling en een efficiënter werkende en doelmatiger presterende overheid.

Bij behoedzame economische uitgangspunten - die de kans op tegenvallers in de loop van de kabinetsperiode beperken - is het beleid gericht op het bereiken van een begrotingsoverschot van 1 procent van 2006, met zichtbaar perspectief op ten verdere oploop in de jaren daarna. Zo wordt de basis gelegd voor de aflossing van de staatsschuld in een generatie.

Ingekaderd in Europees en internationaal verband

De schaal van hot maatschappelijk verkeer, de internationale verwevenheid van samenleving en economie, en het grensoverschrijdend karakter van de vraagstukken waar de moderne samenleving mee wordt geconfronteerd, maken dat de reikwijdte en mogelijkheden van nationale overheden veelal niet voldoende zijn. Internationale samenwerking en het realiseren en handhaven van een ordening die vrede, veiligheid en een rechtvaardige groei in welvaart waarborgt, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het genot van de eigen samenleving.

In Europa is de Europese Unie al lang niet meer vooral de basis voor het scheppen van vrij verkeer, maar op een nog steeds groeiend terrein is zij ten steeds onmisbaarder voorwaarde en kader voor het realiseren van de overheidstaak in de lidstaten; niet in de plaats van nationale overheden maar als complement en noodzakelijk verlengstuk daarvan.

Gemeenschappelijke belangen vormen de motor, maar Europese samenwerking berust uiteindelijk op een gemeenschap van waarden, cultuur en uitgangspunten omtrent menswaardig samenleven. Juist ter versterking van die waarden dient de Unie open te staan voor andere Europese landen, maar tegelijk strikt te toetsen of voldaan wordt aan de voorwaarden die nodig zijn om verwatering van haar fundament te voorkomen.

Vandaar ook dat de Unie toegerust moet worden met het handelingsvermogen en de besluitvaardigheid die nodig zijn voor haar functioneren. Bij dat functioneren zullen subsidiariteit, ruimte voor eigen keuzen van lidstaten en eigen oplossingen echter voorop moeten staan om de eigenheid van Europa die gelegen is in de verscheidenheid van de lidstaten, te behouden en daarmee het draagvlak van de Unie te versterken.

Concrete beleidsagenda

De uitgangspunten en oriëntaties vormen fundament, kader en oriëntatie voor het regeringsbeleid. Als zodanig bieden zij voldoende houvast om het handelen van het kabinet op verschillende beleidsterreinen te beoordelen. Daarbinnen is het in eerste instantie aan de regering om de aanpak, de instrumenten en de aanwending van het benodigde geld daarvoor aan te geven.

Veel onderwerpen behoeven om die reden geen nadere aandacht in dit kader. Dat is geen diskwalificatie: dat het beleid ter zake politiek minder interessant is of onveranderd voortgezet kan worden. Integendeel, maar het kabinet behoeft ruimte en wendbaarheid om in te kunnen spelen op een veelvormige en veranderende maatschappelijke werkelijkheid. De kwaliteit van beleid wordt primair bepaald door de wijze waarop dit in openheid, duidelijkheid en dualisme vorm krijgt op basis van democratisch overleg. De regering dient te regeren en dit te verantwoorden; de Kamer dient te controleren.

Het beleid van het kabinet zal zich in het bijzonder moeten richten op de agenda van de samenleving, te weten: herstel van vertrouwen door het oppakken van veiligheid, zorg, onderwijs en integratie; versterking van het toekomstperspectief door verzekering van duurzame groei in een duurzame sociaal-economie, en tenslotte bevestiging van een bestendig overheidsbestuur, nationaal, Europees en internationaal.

Ook eist het financieel leader bijzondere aandacht. Na jaren van ongekende economische groei wordt het kabinet nu geconfronteerd met de noodzaak om op korte termijn ingrijpende bezuinigingen te realiseren teneinde nieuwe tekorten op de begroting te voorkomen en de staatsschuld binnen afzienbare tijd af te kunnen lossen.

Het hele regeringsbeleid zal voorts geplaatst moeten worden in het teken van de noodzaak om het internationale maatschappelijk leven in te voegen in een open internationale samenleving en economie; door die transformatie te bevorderen, maar daarbij wat van waarde is en hulp behoeft te beschermen.

Veiligheid

Veiligheid, rechtsordening en betrouwbaarheid vormen de essentiële voorwaarden voor wederzijds vertrouwen tussen burgers onderling en tussen burger en overheid, zonder welke de ontplooiing van de samenleving en maatschappelijk verkeer niet mogelijk is.

Het fundamenteel vertrouwen en gevoel van veiligheid worden in deze tijd beproefd; door ´zinloos geweld´. toenemende criminaliteit, plotselinge rampen en wetsovertreding die normaal lijkt, maar bovenal ook door een overheid die ogenschijnlijk onmachtig of zelfs onwillig lijkt om daartegen op te treden.

Waar echter het gevoel van veiligheid verdwijnt en een klimaat van onveiligheid groeit, neemt sociale cohesie af en achterdocht toe en verdwijnt het probleemoplossend vermogen en zelfvertrouwen van de samenleving. Die ontwikkeling moet gekeerd worden.

Veiligheidsklimaat
Veiligheid is meer dan de afwezigheid van criminaliteit. Een klimaat van veiligheid hangt af van de inzet van velen; van de bewoners van wijken en hun onderlinge omgang en saamhorigheid, van diensten die de veiligheid, hygiëne en leefbaarheid van huisvesting en omgeving verzorgen, van de zichtbare aanwezigheid van politie op straat en van degenen die belast zijn met de opsporing en vervolging van misdrijven.

Veiligheid hangt uiteindelijk ook af van de wijze waarop we ieder verantwoordelijkheid nemen voor anderen en het publieke leven, van het feit dat we geweld en criminaliteit niet normaal vinden en van de wijze waarop we jongeren in de eisen en waarden van samenleving onderwijzen en opvoeden. Het kabinet dient ten aanzien van deze elementen die tezamen het veiligheidsklimaat bepalen, de voorwaarden daarvoor te versterken.

[Eventueel precisering van doelen of maatregelen die betrekking hebben op veiligheid meer in het algemeen.]

Criminaliteitsbestrijding
De behoefte aan een bredere omvattende aanpak van het veiligheidsklimaat, neemt niet weg dat de criminaliteitsbestrijding in dat verband bijzondere aandacht behoeft, zowel preventief als repressief. De criminaliteit dient in de komende kabinetsperiode te dalen. Gezag en creativiteit van de politie moeten stijgen.

Op normoverschrijdend gedrag dient zichtbaar en alert gereageerd te worden en een groter aantal zaken moet worden opgelost. Daartoe dient het kabinet kort na zijn aantreden realistische, gekwantificeerde doelen en prioriteiten te stellen, waaraan het beleid getoetst kan worden.

Inzet politiecapaciteit: Doelmatigheid en doeltreffendheid van de politie en rechtshandhaving worden versterkt door

- de bestaande capaciteit doelmatiger te benutten; dat wil zeggen de inzet van de politie te richten op de primaire politietaak, invoering van flexibele arbeidsvoorwaarden (arbeidstijden taakdifferentiatie, ondersteuning), inzet van gespecialiseerd personeel voor ondersteunende politiewerkzaamheden of recherche, inzet bij politiewerkzaamheden van andere diensten onder regie van de politie (stadswachten), uitbreiding van de politie met rangen voor ambtenaren die met een beperkte politietaak kunnen worden ingeschakeld, en uitbreiding van de bevoegdheden van bijzondere opsporingsambtenaren;

- stelselmatige samenwerking met andere diensten: douane, marechaussee - en in bijzondere gevallen de krijgsmacht - en ruimer gebruik van de inzet van gemengde teams (Mobiel toezicht);

- de uitbreidingen van de capaciteit, waarbij de mate enerzijds afhangt van de capaciteit van andere schakels in de justitiële keten en anderzijds van het gebleken vermogen van politiekorpsen om eerst zelf de benutting van bestaand capaciteit te verhogen. De opleidingscapaciteit wordt op het huidige niveau gehouden en volledig benut.

- beperking van grootschalige commerciële publieksactiviteiten die politie-inzet vergen indien de eigen verantwoordelijkheid en zorg van de organisatie voor de veiligheid onvoldoende wordt waargenomen; de bevoegdheid tot het verbinden van voorwaarden ter zake en eventueel van leges aan de toestemming tot het houden van deze activiteiten wordt uitgebreid.

Bevoegdheden opsporing: De bestrijding van criminaliteit en de rechtshandhaving zullen voorts doeltreffender moeten worden door invoering van een algemene identificatieplicht, ruimere toepassing van DNA-technieken en van cameratoezicht op plaatsen met een verhoogd risico op criminaliteit, uitbreiding van controlebevoegdheden van de politie en uitbreiding van de mogelijkheden tot koppeling van bestanden in het belang van de rechtshandhaving en opsporing.

Meer in het algemene dient het kabinet te streven naar een herstel van de balans tussen de bescherming van de samenleving en (potentiële) slachtoffers tegenover de rechten van (potentiële) daders en de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer.

Drugs: De bestrijding van de produktie en handel in drugs wordt onverkort voortgezet. In het geval van verslaafden die in verband daarmee veelvuldig misdrijven plegen, wordt verplichte ontwenning mogelijk. De betrokkenheid van het bestuur bij het testen van xtc-pillen op plaatsen van gebruik is niet verenigbaar met de strijd regen de illegale produktie en handel in die pillen, en wordt sindsdien gestaakt.

Het beleid inzake het gebruik van softdrugs wordt onverkort voortgezet en de handhaving wordt versterkt; de criteria betreffende de aanwezigheid van ´coffeeshops´ in de omgeving van scholen en in de buurt van de landsgrenzen worden aangescherpt.

Overige schakels in justitieketen: De samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de politie, marechaussee, douane, het OM, reclassering, voogdij-instellingen enz. wordt verder verbeterd om een doelmatige aanpak te bevorderen, dubbele werkzaamheden te voorkomen, een tijdige signalering mogelijk te maken en waar nodig personen te kunnen volgen.

De mogelijkheid van een snelle afdoening van zaken ´lik-op-stuk´ wordt uitgebreid en een gerichte aanpak van ´veelcriminaliteit´ en recidive wordt mogelijk gemaakt. Bijzondere aandacht behoeft het verschijnsel van de toenemende jeugdcriminaliteit Toegeeflijkheid, begrip en terughoudendheid hebben bij de aanpak daarvan tot dusver weinig effect gesorteerd. De tijdige signalering van problemen en de reactie daarop behoeven verscherping, terwijl de bestraffing gericht moet zijn op resocialisatie en heropvoeding, mede in het licht van onderwijs/arbeidsmarkt.

Een snelle en goede rechtspraak zijn binnen de rechtsstaat een wezenlijke voorwaarde voor het ordelijk en voortvarend verloop van het maatschappelijk leven en de bescherming van algemene belangen en individuele rechten. De capaciteit van de rechtspraak maar ook die van de andere schakels in de justitieketen zal derhalve moeten worden aangepast aan de stijgende behoefte daaraan.

Knelpunten op het punt van de celcapaciteit dienen bij voorrang te worden opgelost om de doeltreffendheid van voorgaande schakels te verhagen. Tegelijk zullen evenwel mogelijkheden en alternatieven voorgesteld moeten worden om het groeiend beroep op de rechter af te remmen en om te buigen.

P.M Slachtofferzorg [Deze zou in het algemeen verbeterd moeten worden en er zou een loket moeten komen. Voorstel: niet vermelden.]

Organisatie politie
Verbetering van de veiligheid en een doeltreffender criminaliteitsbestrijding vergen een gewaarborgde recherchecapaciteit, duidelijke prioriteitstelling, effectieve aansturing, een homogeen informatienetwerk en eenduidige verantwoordelijkheden op nationaal niveau. De huidige organisatie van de politie behoeft met het oog daarop verbetering. [PM organisatie BZK & Just).

Vooruitlopend op de noodzakelijke wijzigingen in de organisatie van de politie in verband met de ´gekozen burgemeester´, zal de Minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk dienen te zijn voor het beheer van de politiekorpsen. Tegelijk zal de Minister van Justitie bij uitsluiting bepalend moeten zijn voor de inzet en prioriteitstelling bij de strafrechtelijke handhaving; afspraken zijn daartoe niet toereikend.

De Interregionale Recherche Teams (IRT´s) worden opgeheven en daarvoor in de plaats komt er één nationale recherche [waar: Just of BZK]. In het licht van de ontwikkeling van de resultaten bij een verbeterde inzet en doeltreffendheid van de korpsen dient het kabinet te bezien of verdergaande organisatorische maatregelen nodig zijn.

Internationale samenwerking
De prioriteiten in de komende tijd zullen niet alleen liggen bij het tegengaan en voorkomen van geweldsmisdrijven en inbraak, het bestrijden van grensoverschrijdende misdaad, terrorisme en de bescherming van het menselijk en natuurlijk milieu verdient niet minder aandacht. Internationale samenwerking is niet verlengstuk, maar steeds vaker een wezenlijke voorwaarde voor een adequate nationale rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding.

Waar nodig worden wetgeving en organisatie van de inzet aangepast aan de eisen van internationale samenwerking; invoering van minimumstraffen kan in dat nodig zijn. Daarnaast noopt met name internationaal terrorisme tot het doordenken van de bevoegdheden om effectiever te kunnen opsporen en handhaven en internationale samenwerking.

Zorg 26-06-2002

Hoewel door velen in de gezondheidszorg dagelijks met grote inzet wordt gewerkt bij de genezing en verzorging van zieken en hulpbehoevenden, schiet de zorg in Nederland tekort. Oorzaak is niet de inzet zelf maar de wijze waarop deze door organisatie en structuren wordt gekanaliseerd.

Bij het streven algemeen aanvaarde doelstellingen voor de gezondheidszorg te waarborgen (goede, betaalbare en toegankelijke zorg voor iedereen) is een steeds complexer systeem van centrale aanbodsturing ontstaan, waarin problemen worden aangepakt door voortgaande detaillering van de regelgeving.

Het heeft een sector opgeleverd die door vele regels wordt gebonden en gestuurd, waar procedures overheersen en zorgaanbieders hun beleid primair door de regels laten bepalen. Te lange wachttijden, behoeften van patiënten en cliënten die onvoldoende tot hun recht komen en onderbenutting van beschikbare middelen zijn het resultaat.

Respect voor de behoefte van burgers aan zorg moet leidend beginsel zijn bij de organisatie van de zorg. Dat vergt een omslag in instellingen en om organisaties op een menselijke maat. Het vergt deregulering en financiering op basis van prestaties waardoor ruimte ontstaat voor efficiencyverhoging, maatoplossingen en vernieuwing.

Het vraagt om herstel van vertrouwen; bij burgers in het functioneren van de sector, bij de overheid in zorginstellingen, en bij werknemers in bun arbeidsomgeving, zodat zij met plezier in hun werk gestimuleerd worden tot maximale prestaties voor de mensen voor wie zij zorgen.

Een ander zorgstelsel
Die doelstelling vergt een ingrijpende wijziging in de organisatie en financiering van het aanbod van zorg uitgaande van concurrentie tussen aanbieders van zorg en tussen zorgverzekeraars en een sterkere positie van cliënten / patiënten. Uiteindelijk dient de overheid slechts de kaders te bieden waarbinnen patiënten en instellingen hun eigen keuzen kunnen maken en verantwoordelijkheid kunnen nemen.

Niet regelgeving, maar de vraag van patiënten moeten de drijvende kracht worden achter het handelen van partijen in de zorg, en moet het volume en de variëteit van het zorgaanbod bepalen. Daardoor wordt een meer normale prijsvorming mogelijk. De overheid blijft vooral aanspreekbaar op de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de zorg (Inspectie voor de Gezondheidszorg), de handhaving van eerlijke verhoudingen (NMA) en het verzekeren van objectieve informatie over de kwaliteit van het aanbod van zorgaanbieders en -verzekeraars.

Het huidige zorgverzekeringsstelsel is niet geschikt om een dergelijk stelsel te ondersteunen. Een nieuw verzekeringsstelsel vormt daarom het sluitstuk van de verandering van de sturing en financiering van de zorg. Er komt in 2005 één verplichte basisverzekering voor iedereen, verzorgd door particuliere verzekeraars die een basispakket van noodzakelijke zorg aanbieden dat qua dekking vergelijkbaar is met het huidige ziekenfondspakket (de AWBZ blijft ongemoeid) tegen een nominale premie waarvan de hoogte per verzekeraar kan verschillen.

De premie uit van een verplicht eigen risico dat desgewenst kan worden verhoogd. Kinderen tot 18 jaar betalen geen premie, deze wordt gefinancierd door een Rijksbijdrage aan de algemene kas. Werkgevers betalen een inkomensafhankelijke premie die gestort wordt in de algemene kas. Om solidariteit en toegankelijkheid te garanderen geldt voor verzekeraars een acceptatieplicht met een verbod op premiedifferentiatie naar gezondheid of leeftijd, in samenhang meteen sluitend systeem van risicoverevening.

Teneinde te verzekeren dat de invoering van een nominale ziektekostenpremie niet tot een onaanvaardbaar hoge belasting van de individuele huishouding leidt, ontvangen verzekerden een toeslag waarvan de hoogte gelijk is aan het verschil tussen 5 procent (of 2,5 procent in het geval van alleenstaanden) van het inkomen van verzekerde en de hoogte van de verschuldigde nominale ziektekostenpremie minus het eigen risico.

De stappen op weg daarheen
De omslag naar een nieuw stelsel vergt een complex van maatregelen die in de juiste volgorde en een verantwoord tempo moeten worden genomen teneinde de invoering van het nieuwe stelsel zeker te stellen. Het kabinet dient daartoe kort na zijn aantreden een duidelijk schema van stappen aan de Tweede Kamer voor te leggen.

Daarmee kan echter niet worden volstaan. In de aanloop naar het nieuwe stelsel dient op korte termijn daadkrachtig gewerkt te worden aan het terugdringen van de wachttijden, het personeelstekort en het verder doorvoeren van vraagsturing in de verzorgende sectoren (AWBZ).

Om de productiviteit te stimuleren wordt zo spoedig mogelijk, waar nodig met tussenstappen, een bekostigingssysteem ingevoerd dat is gebaseerd op geleverde prestaties. Er wordt gewekt aan deregulering en vermindering van administratieve lasten. Zo worden onder meer belemmeringen weggenomen voor de inkoop van zorg in het buitenland en de toetreding van nieuwe aanbieders om reguliere zorg te leveren.

Om het personeelstekort terug te dringen zal de opleidingscapaciteit van verpleegkundige en (para-)medische opleidingen worden verhoogd, aantrekkelijkheid van werken in de zorg worden bevorderd (ook gericht op herintreders) en gericht gewerkt moeten worden aan verminderen van werkdruk en ziekteverzuim. Via een stapsgewijze vergroting van de opleidingscapaciteit aan de medische faculteiten zal toegewerkt worden naar een situatie waarin de numerus fixus overbodig wordt.

Met het oog op de oplopende tekorten aan huisartsen dient het kabinet een plan van aanpak opstellen om de aantrekkelijkheid van het beroep van huisarts te vergroten, teneinde uittred af te remmen en herintreden te bevorderen.

De AWBZ zal gemoderniseerd moeten worden teneinde de keuzevrijheid in de zorgsector te vergroten. Dit houdt in dat bureaucratisering wordt teruggedrongen en maatwerk mogelijk wordt door gebruik van persoonsgebonden budgetten. De mogelijkheden om wonen en zorg gescheiden aan te bieden zullen worden vergroot. Vanuit de visie dat respect voor de behoefte van burgers aan zorg centraal meet staan, moet juist de zorg in de allerlaatste levensfase van mensen (zogeheten palliatieve zorg) op maat geleverd kunnen worden. Deze zorg wordt ondergebracht bij de AWBZ.

Beschikbare budgettaire ruimte
[PM besluitvorming Volgende punten verwerken]
Hogere zorgproductie door deregulering, beter gebruik van bestaande capaciteit, toetreding van buitenlands en particulier zorgaanbod, zal bij de huidige bekostigingssystematiek de kosten doen toenemen. Anderzijds kan door middel van het vergroten van doelmatigheid en terugdringen van ziekteverzuim met het huidige budget meer zorg gefinancierd worden.

Boven de reeds geraamde budgettaire groei komt er een financiële envelop voor de intensiveringen in de zorg waarbinnen het kabinet prioriteiten moet stellen. Daarbij zal een bijzonder accent nodig zijn op de care-sector. Voorts dient de inzet gericht te zijn op afremmen van de voortgaande sterke groei van het budget voor medicijnen, onder andere door kritische beschouwing van de medicijnen die in het pakket worden vergoed.

Het Budgettair Kader Zorg blijft ook op langere termijn relevant als macrokader voor de toetsing van de collectieve uitgaven voor zorg. Dit laat echter de individuele aanspraken op grand van de AWBZ en de verplichte basisverzekering onverlet.

Medisch-ethische aspecten
De ontwikkeling van het medisch-biologisch kennen en kunnen, breidt de mogelijkheden om leven te beschermen, om ziekten te genezen en om dieper in de structuur van het leven in te grijpen, steeds verder uit. Dat plaatst niet alleen wie daarbij betrokken is voor vragen naar de ethische aanvaardbaarheid en de aan die ontwikkeling te stellen grenzen, maar ook de samenleving als geheel.

De wijze van omgang met vragen van leven en dood zijn immers op den duur bepalend voor de cultuur, voor waarden en normen in de samenleving en voor de omgang met menselijk leven. Keuzen in deze kunnen daarom nooit uitsluitend persoonlijk zijn, want zij zijn ook normerend en bepalend voor de beslissingen van anderen en wie voor een dergelijke keuzen wordt gesteld, behoeft daarbij steun. Dat rechtvaardigt dat de wet ter zake regels stelt en beslissingen in deze niet alleen aan her individueel of professioneel oordeel overlaat. Onderzoek naar nieuwe mogelijkheden om genezing te brengen, kan veel rechtvaardigen maar niet alles.

Vanuit deze gedachte zullen door het kabinet het functioneren van de wettelijke regelingen met betrekking tot abortus en euthanasie, de handhaving daarvan en de praktijk daarom heen, worden geëvalueerd. In dat kader kan ook de positie van gewetensbezwaarden in de zorg bezien worden. Waar de ontwikkeling van onderzoek inzake genen en chromosoomtechniek betreft, blijft reproductief klonen verboden; gentherapie gericht op somatische cellen kan, maar niet als het gaat om de kiembaan.

Evenzo is onderzoek met embryo´s die met het oog op zwangerschap zijn gekweekt, onder omstandigheden denkbaar maar niet het creëren (of kloneren) van embryo´s voor onderzoek of het experimenteren daarmee ook al is dit met therapeutisch oogmerk. Derhalve zal het kabinet gedurende de kabinetsperiode geen gebruik maken van de mogelijkheid die de wet ter zake biedt om dit bij Koninklijk Besluit mogelijk te maken.

PM. Octrooieren van genen [Ik zou willen voorstellen hier niet nader op in te gaan, gegeven dat het een materie betreft die speelt in de Europese Unie.]

Onderwijs

Het onderwijs heeft zich in de achterliggende jaren bij voortduring aangepast aan nieuwe maatschappelijke eisen en veranderende opvattingen over goed onderwijs. De ruimte van scholen en het onderwijzend personeel om daar naar eigen inzicht en overtuiging inhoud aan te geven, is door opeenvolgende onderwijshervormingen beperkt vanuit het streven naar een homogeen landelijk uniform stelsel van onderwijs.

Regelzucht en angst voor verschillen heeft daaruit een systeem geschapen dat onvoldoende ruimte laat om in te spelen op de behoeften van individuele leerlingen dat de creativiteit van docenten remt. In dezelfde tijd zijn de eisen aan het onderwijs steeds hoger gesteld en zijn zij geconfronteerd geworden met een groeiend aandeel allochtone leerlingen met taal- en onderwijsachterstanden.

Als gevolg is de aantrekkelijkheid van het onderwijzend beroep afgenomen met een toenemend lerarentekort als gevolg, hetgeen het resterend personeel weer extra belast. Het leidt tot een vicieuze cirkel van tekorten, ziekteverzuim en uitstroom, bij een steeds ouder wordend lerarenbestand.

Ruimte scheppen
Scholen hebben een belangrijke vormende taak. Goed onderwijs legt de basis voor volwaardige participatie aan de maatschappij door het overbrengen van kennis, vaardigheden, normen en waarden. Het moet jongeren aansporen het beste uit zichzelf te halen. Vandaar dat scholen een menselijke maat moeten nastreven waarin geborgenheid aan leerlingen kan worden geboden; fusies en de vorming van steeds grotere scholen (anders dan op bestuurlijk niveau) wordt daarom afgeremd.

Binnen de specifieke eigen situatie van een school weten leraren, ouders en leerlingen samen doorgaans het best hoe de school en de opleiding moeten worden ingericht om goed te functioneren. Zij moeten daar de ruimte en het vertrouwen voor krijgen. Mede daardoor moet werken in het onderwijs weer aantrekkelijk worden.

Lesgeven en de professionaliteit van de docent moeten centraal te staan. De overheid is primair verantwoordelijk voor het vaststellen van de leaders waarbinnen scholen hun eigen invulling mogen geven. Zij stelt de eindtermen en het kerncurriculum per schooltype vast en garandeert onafhankelijk kwaliteitstoezicht. Deregulering en herwaardering van de kleinschaligheid kunnen daar aan bijdragen.

Om scholen de ruimte te geven die ze nodig hebben dient het kabinet met kracht het gezette dereguleringsprogramma door te zetten. Zonder een nieuwe onderwijshervorming in gang te zetten, wordt binnen de bestaande structuren zoveel mogelijk ruimte geschapen voor eigen keuze. Daarbij wordt onder andere het verplichte karakter van het Studiehuis, van de inrichting van de basisvorming en van de klassenverkleining afgeschaft.

Scholen kunnen zelf afwegen welke onderwijskundige aanpak en klassenomvang het beste bij hun situatie past. Ook anderszins moeten scholen eigen keuzen kunnen maken. Ook financiële bevoegdheden zullen daarom zo veel mogelijk worden neergelegd bij scholen. Administratieve lasten die op de scholen drukken zullen kritisch op nut en noodzaak worden bekeken. Binnen de grenzen die de grondwet ter zake stelt wordt openbaar onderwijs bestuurlijk zoveel mogelijk verzelfstandigd.

Meer beslissingsvrijheid voor scholen impliceert goede verantwoording over de bereikte resultaten. Als er meer variatie ontstaat in de onderwijskundige aanpak van scholen moeten ouders en leerlingen objectief inzicht kunnen hebben in de kwaliteit van een school. De overheid zal haar verantwoordelijkheid hiervoor onder andere vormgeven door de introductie van een verplichte begintoets voor het primair onderwijs.

In combinatie met een eindtoets kan zo de voortgang van leerlingen en daarmee de toegevoegde waarde van de school worden gemeten. De toets kan tevens dienen om eventuele taalachterstand van een leerling te meten en daarmee individuele leertrajecten te bepalen. Bezien zal worden hoe de toets ook kan worden benut bij de verdeling van middelen (in relatie tot de huidige gewichtenregeling).

Knelpunten opheffen
Het kabinet zal de inspanningen moeten voortzetten om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken. Onderdeel daarvan kan zijn dat binnen de arbeidsvoorwaarden regeling ruimte wordt geschapen om extra beloning mogelijk te maken voor leraren met achterstandsgroepen en voor bijzondere prestaties. Ook zal moeten worden bezien hoe uitval van oudere werknemers uit het onderwijs kan worden teruggedrongen.

Het VMBO vergt speciale aandacht. Het VMBO is de grootste leerweg in het voortgezet onderwijs, het levert gekwalificeerde vakmensen en het speelt een belangrijke rol bij de integratie van allochtone jongeren. Het heeft echter te maken met te hoge uitval, onvoldoende doorstroom naar vervolgopleidingen en een maatschappelijke onderwaardering.

Beschikbare budgettaire ruimte
De geschetste aanpak kan in beginsel worden gerealiseerd binnen de ruimte die reeds voor onderwijs en wetenschappen in de meerjarenramingen is opgenomen. Minder centrale sturing en administratieve lasten zullen het mogelijk maken dat scholen meer doen met de huidige budgetten. Daarbovenop zal voor het plaatsen van gerichte beleidsaccenten € PM mln aan het budget van OC&W worden toegevoegd.

Hiertegenover staan een aantal bezuinigingen: PM


Integratie en migratie 26-06-2002

Bijna 18 procent van de bevolking in ons land heeft een niet-Nederlandse achtergrond; de helft daarvan is niet afkomstig uit een westerse cultuur. Deze ontwikkeling heeft in relatief korte tijd plaatsgevonden. Het integratie- en aanpassingsvermogen van de samenleving wordt daarmee op de proef gesteld, zeker in de grote steden.

Verschillen in etnische afkomst, leefgewoonten, gebruiken, religieuze overtuiging en onbekendheid over en weer, belasten de dagelijkse omgang en het naast elkaar wonen en werken, en daarmee het samenleven. Bovendien gaan verschillen in etnische of culturele afkomst steeds meer samenvallen met verschillen in opleiding, sociaal-economische positie en ook betrokkenheid bij criminaliteit.

Middelpuntvliegende krachten in de samenleving worden daardoor aangezet; het leidt tot fysieke, sociale en geestelijke scheiding van bevolkingsgroepen, die zich daarbij steeds meer isoleren, zich naar binnen gaan keren en van elkaar af gaan keren. Conflicten elders in de wereld en wederzijds onbegrip dreigen die afkeer op den duur aan te wakkeren tot een steeds scherpere tegenstelling.

Die ontwikkeling keren en ombuigen vergt een grote maatschappelijke inzet van alle bevolkingsgroepen en maatschappelijke organisaties: autochtoon en allochtoon, en een majeure inspanning van de overheid om wat bindt in de samenleving te mobiliseren en te versterken, niet homogeniteit of assimilatie zijn daarbij een doel, maar het bevorderen van de integratie van pluriformiteit op basis van wederzijdse afhankelijkheid, betrokkenheid, gelijkwaardige participatie van alle burgers en het kunnen omgaan met religieuze, culturele en etnische verschillen op basis van het respect van fundamentele normen en waarden die de Nederlandse samenleving kenmerken.

Het vergt voorts een restrictief toelatingsbeleid omdat de voortdurende aanwas van de allochtone bevolkingsgroepen de integratie en participatie van reeds aanwezigen belemmert en belast. Het vergt ook een krachtige bestrijding van illegaal verblijf in Nederland omdat dit een afgewogen toelatings- en integratiebeleid frustreert.

Integratie
Effectieve integratie van bevolkingsgroepen is een zaak van lange termijn en van wederzijdse aanpassing. Van personen die zich hier vestigen mag verwacht worden dat zij zich inspannen om tenminste de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om hier aan het maatschappelijke verkeer deel te nemen. Bij nieuwkomers dient het inburgeringsproces dan ook te leiden tot de noodzakelijke beheersing van de Nederlandse taal en elementaire kennis van de Nederlandse samenleving (geschiedenis, cultuur, normen en praktische aspecten).

Er wordt ruimte gelaten voor eigen keuze en maatwerk betreffende de wijze waarop het inburgeringsproces plaatsvindt, maar bij personen die zich duurzaam in Nederland wensen te vestigen zal succesvolle afronding van de inburgering (aan te tonen met een toets) voorwaarde moeten zijn voor het verkrijgen van een definitieve verblijfsvergunning. De kosten van een inburgeringscursus zullen door de nieuwkomer vooruitbetaald moeten worden, maar bij geslaagde afronding wordt de helft van het bedrag door de overheid vergoed.

Voor reeds in Nederland gevestigde allochtonen zal een inburgeringcursus alsnog verplicht worden indien hun kennis van Nederland en het Nederlands onvoldoende blijken en zij afhankelijk zijn van een uitkering en zich beschikbaar moeten houden voor de arbeidsmarkt. Inhouding van (een deel van) de uitkering vormt daarbij de sanctie op niet-deelname.

Inburgering is echter geen integratie. Door het beleid op andere terreinen zullen in de eerste plaats de voorwaarden geschapen moeten worden dat verdere groei van wijken met een eenzijdig bevolking van allochtone herkomst wordt beperkt, door spreiding van de volkshuisvesting en meer gevarieerde woningen. In de tweede plaats zal voorkomen moeten worden dat wijken met een overwegend allochtone bevolking niet verpauperen, doordat de sociale infrastructuur (artsen, winkels, scholen) wegtrekken, door toename van de criminaliteit en door gebrekkig gemeentelijk toezicht op de kwaliteit van woningen en de leefomgeving.

Met het verdwijnen van de instellingen van onderwijs uit de betrokken wijken, verdwijnt ook een van de belangrijkste instrumenten van emancipatie. In het kader van het onderwijsbeleid worden daarom mogelijkheden geschapen om het onderwijs in deze wijken aantrekkelijker te maken. Daarbij zal het beleid primair gericht zijn op het stimuleren van de bewoners bij bun eigen wijken en het oplossen van de daar bestaande problemen.

Toelating en vluchtelingenbeleid
Om het proces van integratie een kans van slagen te geven dient het kabinet als uitgangspunt te hanteren dat toelating van vreemdelingen die bijdragen aan de integratieproblematiek zo mogelijk moet worden beperkt. In dat verband baart in het bijzonder zorg dat een zeer groot deel (70 procent) van de jongeren uit bepaalde bevolkingsgroepen een partner zoekt in het land van herkomst van hun ouders.

Het integratieproces wordt hierdoor steeds weer op achterstand gezet. Dat geldt ook voor het grote aantal personen dat zich hier op latere leeftijd in het kader van gezinshereniging bij hun ouders voegen. Om die ontwikkeling te ontmoedigen wordt het beleid met betrekking tot gezinsvorming en gezinshereniging verder aangescherpt. De minimumleeftijd voor gezinsvorming wordt verhoogd naar 21 jaar en de inkomenseis is verhoogd tot 130 procent van het wettelijk minimumloon.

De maximumleeftijd voor gezinshereniging zal, mede gelet op de eisen in omliggende landen en internationale afspraken, worden verlaagd teneinde rekening te houden met de afnemende kansen op succesvolle integratie bij hereniging op oudere leeftijd. Herhaalde gezinsvorming zal zo mogelijk worden teruggedrongen.

Slachtoffers van vervolging kunnen als vluchteling in Nederland steeds rekenen op toegang. Dat neemt niet weg dat gestreefd moet worden naar opvang van vluchtelingen in de regio van herkomst, waarbij beoordeling van de vluchtelingenstatus geschiedt door de UNHCR in de regio op basis van het VN-vluchtelingenverdrag. Van de aldus aangemerkte vluchtelingen zal Nederland dan zijn deel nemen.

Nederland bevordert die ontwikkeling en zal de opvang in de regio mede door middelen aan de UNHCR ruimhartig steunen. Vooruitlopend op die situatie dient met kracht gestreefd te worden naar een asielbeleid in EU-verband, waarbij asielzoekers in de lidstaat van binnenkomst worden beoordeeld, waarna echte vluchtelingen evenredig over de lidstaten worden verdeeld.

Wel zal de toestroom van vreemdelingen die zich ten onrechte op de status van vluchteling beroepen, teruggedrongen moeten worden. Hoezeer hun veelal economisch motief ook begrijpelijk is, toch rechtvaardigt dit geen toelating. Alleen verbetering van de levensomstandigheden ter plaatse biedt een oplossing; het kabinetsbeleid dient daarop gericht te zijn.

Om de toestroom van asielzoekers terug te dringen, zal de toelating van ongedocumenteerden tot de procedures verder worden beperkt; wie zich zonder documenten aanmeldt, zal, onverminderd de internationale verplichtingen terzake, binnen een bepaalde tijd zijn identiteit moeten aantonen om tot de asielprocedure te worden toegelaten.

De overheid dient asielaanvragen zo snel mogelijk af te handelen, maar de regel dat wanneer dit meer dan drie jaren in beslag neemt betrokkene een verblijfstitel krijgt wordt afgeschaft; omdat het doorprocederen in de hand werkt. Om dezelfde reden wordt de gefinancierde rechtsbijstand zodanig aangepast, dat deze niet een bron van extra procedures vormt. De mogelijkheid om na afwijzing van een asielaanvraag alsnog een reguliere verblijfsvergunning aan te vragen, vervalt en het categoriale vluchtelingen beleid wordt beperkt.

Er zal alerter moeten worden gereageerd op gewijzigde omstandigheden en de periode van de tijdelijke verblijfsstatus zal worden verlengd tot vijf jaar. Uitgeprocedeerde alleenstaande minderjarige asielzoekers zullen worden uitgezet; zonodig wordt opvang ter plaatse georganiseerd.

Illegalen
Het illegaal verblijf in Nederland van vreemdelingen moet worden aangepakt. Er dient een onderzoek te komen naar de omvang, herkomst en omstandigheden van illegaal verblijf. Illegaal verblijf moet strafbaar gesteld worden terwijl de tewerkstelling van illegalen zodanig moet worden beboet dat dit onaantrekkelijk wordt.

Het Mobiel Vreemdelingentoezicht aan de grenzen wordt geïntensiveerd en gericht ingezet om mensensmokkel tegen te gaan. De uitzetting van illegalen zal consequenter, efficiënter en geloofwaardiger gemaakt worden door de organisatorische taken en coördinatie daarvan op een plaats neer te leggen. In bilaterale verdragen en in verdragen van de Europese Unie worden als regel bepalingen over de terugname van eigen onderdanen opgenomen.

In het kader van Vreemdelingenbewaring in afwachting van uitzetting dient optimaal benut te worden. Gelet op de opstopping van zaken die is ontstaan bij de Vreemdelingenrechter wordt de oude procedure van toetsing hersteld.

Sociaal-economisch beleid 26-06-2002
Bevordering van arbeidsparticipatie is in de komende tijd zowel economisch als sociaal gewenst en noodzakelijk. Om de concurrentieachterstand die is opgelopen weer in te halen en de weg naar de top van Europa te hervinden en vast te houden, is uitbreiding van de arbeidsparticipatie nodig, alsmede een beheerste loonkostenontwikkeling en stijging van de arbeidsproductiviteitsontwikkeling, ook om bij toenemende vergrijzing en ontgroening in een bevredigende tempo economisch te kunnen blijven groeien.

Bij de toenemende internationale vervlechting en economische integratie biedt arbeid ook de beste zekerheid voor een inkomen en voor het bij kunnen houden van de maatschappelijke ontwikkelingen. De overheid zal in een zich internationaliserende economie in steeds mindere mate bestaande nationale arrangementen kunnen handhaven.

De beste sociale verzekeringen en voorzieningen zijn die welke perspectief op werk bieden. Dat werk moet dan wel lonen. Voorkomen moet worden dat mensen gevangen blijven in hun uitkering en zich niet uit de armoedeval weten te ontworstelen. Daarnaast zal de overheid bestaanszekerheid moeten bieden aan wie door ouderdom of ernstig gebrek niet in staat is om te werken.

Herstel van de internationale concurrentiepositie op korte termijn en het vinden van de weg terug naar duurzame economische groei vergt een samenhangende aanpak van overheid en sociale partners. Het kabinet zal een beheerste loonkostenontwikkeling ondersteunen door een beleid gericht op bevordering van participatie en structuurversterking.

Het ligt in dit verband niet in de rede dat de overheid CAO-bepalingen algemeen verbindend verklaart, die ingaan tegen aanbevelingen die door werkgevers en werknemers in de Stichting van de Arbeid zijn overeengekomen. Dit kan aan de orde komen in het na- en voorjaarsoverleg tussen kabinet en sociale partners.

Bevordering van de arbeidsparticipatie vergt het stimuleren van de uitstroom uit uitkeringen (aanpak armoedeval, reïntegratie) en beperking van de instroom daarin (WAO), alsmede het verbeteren van de mogelijkheden werk aan te passen aan de levensfase waarin men verkeert (zorg, kinderen, ouderen).

Aanpak van de armoedeval
Werk moet lonen om mensen vanuit een uitkeringspositie aan het werk te krijgen. De uitkeringen op het sociaal minimum zijn echter voor een huishouden vaak te laag om naar hedendaagse algemeen geaccepteerde maatschappelijke standaarden zelf volledig de kosten voor kinderen, wonen en zorg te dragen. Bij de toenemende internationale economische vervlechting is verhoging van het sociaal minimum en het minimumloon echter niet mogelijk zonder de concurrentiepositie te schaden en toekomstige economische groeimogelijkheden te riskeren.

Om te voorkomen dat huishoudens als gevolg van dit dilemma tot "armoede" vervallen worden elementaire behoeften als wonen en zorg - ook bij inactiviteit en bij lage(re) inkomens - toegankelijk en betaalbaar gehouden en door daarvoor inkomensafhankelijke regelingen in het leven te roepen. Gevolg is evenwel dat men bij stijging van het inkomen door aanvaarding van werk of beter werk de aanspraak op deze voorzieningen verliest, zodat de stimulans om uit een situatie van uitkering of inactiviteit te komen wegvalt (de armoedeval).

Om de armoedeval aan te pakken dient het kabinet met een meerjarige aanpak te komen die inhoudt:

* Beperking van het aantal inkomensafhankelijke regelingen nodig. Algemeen, generiek inkomensbeleid dient voorbehouden te zijn aan het Rijk. De beleidsruimte voor gemeenten om een eigen inkomensbeleid te voeren moet beperkt worden. Het categoriaal inkomensbeleid in de bijstand wordt afgeschaft. De bijstand wordt weer vangnet; dat wil zeggen dat in bijzondere, individuele gevallen ondersteuning kan worden verleend, terwijl aanvullende ondersteuning kan worden verleend aan langdurige minima (zonder perspectief op de arbeidsmarkt).

* Ontwikkeling van een transparant en robuust instrumentarium gericht op het beheersen van de elementaire kosten in het gezinshuishouden (huisvesting, ziektekosten, kinderen) waarin bestaande regelingen zoveel mogelijk opgaan. De minima dienen er daarbij niet in koopkracht op achteruit te gaan. Voor de ziektekosten wordt daartoe een toeslag ontwikkelt; voor de individuele huursubsidie wordt een gelijke systematiek ontwikkelt, als ook voor verschillende regelingen met betrekking tot kinderen. Voor de toepassing van deze regelingen dient de overgang naar werk financieel geen gevolg te hebben.

* Versterking van de inkomensverbetering bij aanvaarding van werk door verhoging van de arbeidskorting om zo de drempel tot werken weg te nemen.

Voorkomen van arbeidsongeschiktheid
De gestage groei van het aantal arbeidsongeschikten in de afgelopen drie decennia is een van de meest onhanteerbare problemen geworden van de Nederlandse economie. In het licht van recente adviezen moet worden geconcludeerd dat in veel gevallen waarin mensen thans op een WAO-uitkering aangewezen raken dit voorkomen had kunnen worden door een tijdig, adequaat ingrijpen door werkgever en werknemer.

De huidige wettelijke regeling ontmoedigt dit evenwel. In aansluiting op het SER-advies over de WAO dient het recht op een uitkering te worden veranderd in een aanspraak op hulp bij aanpak van de oorzaken van het verzuim en bij werkhervatting, zo nodig in een andere baan. Slechts indien er geen reëel perspectief is op arbeid als gevolg van een duurzaam volledig verlies van arbeidsgeschiktheid dient er recht op een WAO-uitkering te bestaan.

Vanuit deze optiek dient de WAO ingrijpend te worden gewijzigd. Werkgever en werknemer dienen tezamen verantwoordelijk te zijn om de oorzaken van verzuim aan te pakken en zo snel als verantwoord is te komen tot werkhervatting in enige vorm. Wie als gevolg van arbeidsongeschiktheid niet langer in staat is om zijn oude werk te verrichten heeft vervolgens aanspraak op hulp bij het vinden van ander werk, maar ook de plicht om ander werk te aanvaarden (de wederzijdse aanspraken worden nader bepaald).

Bij aanvaarding van andere arbeid wordt het verschil tussen het oude en nieuwe inkomen evenwel gedeeltelijk overbrugt. Dit is alleen anders in geval iemand duurzaam volledig arbeidsongeschiktheid is, dat wil zeggen dat betrokkene gegeven zijn ziektebeeld ook bij een tijdige adequate aanpak van het verzuim niet binnen vijf jaren uitzicht heeft om te kunnen functioneren in zijn oude of enige andere baan.

Voorwaarde is mitsdien dat het mogelijke is gedaan om het arbeidsvermogen te herstellen, dat betrokkene een ziektebeeld heeft dat arbeidsuitval van meer dan vijf jaren zeker maakt, en dat blijkens het FIS geen andere mogelijkheid van arbeid aanwezig is. Of er sprake is van arbeidsongeschiktheid kan al na drie maanden verzuim worden getoetst, maar dient uiterlijk binnen een jaar een eerste keer getoetst te worden.

Na een jaar verzuim is geen instroom in de WAO of de WW mogelijk indien de verzuimende werknemer niet gedurende tenminste een periode van zes maanden een salaris op Wulbz-niveau heeft gehad. Eenzelfde voorwaarde wordt gesteld bij ontslag ter zake van gebrek aan medewerking om tot werkhervatting.

Indien ondanks toereikende inspanningen daartoe van de werkgever binnen twee jaren geen andere arbeid gevonden kan worden, kan de werknemer conform de regeling in het BW ontslagen worden. Dit kan eerder indien de werknemer niet meewerkt aan werkhervatting. De werknemer heeft vervolgens recht op een WW uitkering en uiteindelijk op een IOAW uitkering.

De poortwachtersfunctie wordt derhalve uitgebreid tot de toegang tot de WW. Ook bij instroom in de WW en de lOAW is de werkgever een uitkering wegens partiële arbeidsongeschiktheid verschuldigd, ingeval van arbeidsongeschiktheid van meer dan 35 procent. Mits voorkomen wordt dat verzekeraar en werkgever belang krijgen bij het zonder arbeid uitstromen van de werknemer naar de WW, kan deze uitkering privaatrechtelijk geregeld worden.

Indien op deze wijze binnen drie jaren de WAO-instroom met 40 procent is teruggebracht, zal aanvulling van uitkeringen en het opheffen van de Pemba worden overwogen; indien de wijzigingen niet toereikend blijken te zijn, zullen aanvullende maatregelen worden overwogen, zoals een referte-eis.

Combinatie van werk en levensloop
De behoeften en wensen van mensen ten aanzien van werken, zorg voor kinderen, leren, deeltijdwerken of geleidelijk aan minder (inspannend) arbeid verrichten kunnen wisselen afhankelijk van de levensfase waarin zij zich bevinden. Teneinde werknemers meer greep te geven op de combinatie van werk en andere activiteiten wordt een levensloopverzekering mogelijk gemaakt.

Binnen het zogenoemde Witteveenkader wordt zo een omslag van pensioensparen naar sparen gericht op langer, productiever en gezonder - arbeidzaam - leven gestimuleerd. De introductie van een levensloopverzekering kan zowel aan de (blijvende) inzetbaarheid van vrouwen en ouderen in het arbeidsproces als aan een verbetering van de arbeidsproductiviteit belangrijke bijdragen leveren.

De arbeidsparticipatie van vrouwen wordt verder bevorderd door een uitbreiding van de mogelijkheden van kinderopvang ook voor lagere inkomens, mede door de overgang naar meer vraagsturing en stimulering van de mogelijkheden van commerciële kinderopvang. Voor ouderen wordt het mogelijk gemaakt in een rustiger tempo door te werken - de spanningsboog kan niet tot aan de pensioengerechtigde leeftijd tot het uiterste gespannen staan - zonder een dief van de eigen portemonnee te zijn.

Ter ondersteuning van de cultuuromslag naar weer langer werken zal worden gekeken naar het huidige automatisme dat werknemers met hun 65ste met werken moeten stoppen. Aan werknemers zou meer ruimte gegeven kunnen worden om zelf te bepalen of zij - al of niet in deeltijd - willen doorwerken na hun 65ste. De sollicitatieplicht voor ouderen vanaf 57,5 jaar kan - nu de perspectieven op werk goed zijn - weer worden ingevoerd.

Modernisering reïntegratiebeleid
Om mensen uit een uitkering te houden en te halen wordt het reïntegratiebeleid vergaand gemoderniseerd. Dit houdt in: minder detailbemoeienis vanuit het Rijk met meer ruimte voor een persoonlijke benadering van begeleiding van arbeidszoekenden; beter rekening houden met de huidige en toekomstige situatie op de arbeidsmarkt die meer gebaat is met het bevorderen van arbeidsaanbod dan met het in stand houden van "kunstmatige banen" en zuiniger Gemeenten en uitvoeringsorganisaties krijgen de verantwoordelijkheid - en de ruimte en middelen - voor het voeren van een activerend reïntegratiebeleid.

Er komt een ongedifferentieerd, flexibel vrij besteedbaar reïntegratiebudget. Zo kan optimaal maatwerk geleverd worden. De inzet van ID-banen voor maatschappelijke dienstverlening blijft binnen het beschikbare budget mogelijk: met de uitvoeringsorganisaties zullen prestatie afspraken worden gemaakt. Het financiële belang dat gemeenten al hebben bij uitstroom uit de bijstand wordt vergroot. Zo wordt een solide basis gelegd onder een activerend beleid op afstand van het Rijk.

Op deze basis is het ook verantwoord om op het geheel van de huidige reïntegratiebudgetten een besparing van 850 miljoen euro in te boeken. In de fiscaliteit wordt de afdrachtvermindering voor werkgevers voor werknemers met lage lonen (de zogenaamde SPAK) en de afdrachtvermindering voor langdurig werklozen (VLW) afgeschaft. Hier tegenover staat een verhoging van de arbeidskorting voor werkenden.

Bevordering arbeidsproductiviteitsstijging
Door de voortgaande daling van de groei van het arbeidsaanbod is toekomstige economische groei en welvaartsstijging meer afhankelijk van een hogere productiviteitsgroei, als gevolg van:
* Verbetering van innovatieklimaat.
* Verbetering van de fysieke infrastructuur.
* Betere kwaliteit van het overheidsbeleid.
* Meer ruimte voor creativiteit en eigen verantwoordelijkheid.

Ruimtelijke ontwikkeling en milieu 26-06-2002
De druk op ruimte en natuur en milieu neemt nog steeds toe als gevolg van bedrijvigheid, welvaartsstijging, bevolkingsgroei en het groeiend beslag per persoon op deze waarden. In relatief korte tijd is het patroon van benutting van ruimte, natuur en milieu ingrijpend veranderd. De opgave om in de komende jaren de uiteenlopende claims, behoeften en ontwikkelingen met elkaar in overeenstemming te brengen en in te passen in de beschikbare ruimte, is groot.

De opdracht is daarbij duidelijk, maar de wijze van realisatie minder. Uiteenlopende belangen en doelstellingen moeten met elkaar verenigd worden in een dicht net van wetten, regels, plannen, procedures en besluiten. Een ´kathedraal van ordening´ waarbinnen maatschappelijke ontwikkelingen zich hebben te voegen en logisch, hiërarchisch gepland en bestuurd kunnen worden, die echter is verworden tot een woud aan regels, (rechts)procedures en conflicten.

De dynamische verscheidenheid van de werkelijkheid moet gevoegd worden in een abstracte, statische, juridische orde, met behoud van het bestaande als belangrijkste ijkpunt. Gevolg is dat het gebruik van de ruimte, de bescherming van milieu en het behoud van de natuur vooral bepaald worden door blokkades, abstracte verboden, vastlopende procedures, tijdsverloop en steeds scherpere maatschappelijke tegenstellingen en conflicten die via bestuur en rechtspraak worden uitgevochten. De bescherming van het milieu en ruimtelijke ordening verworden zo tot middel voor het uitvechten van burenruzies en tot een conflict van allen tegen de overheid.

Doelstellingen op dit terrein zullen in de komende jaren primair gerealiseerd moeten worden in koppeling met maatschappelijke belangen en in aansluiting op ontwikkelingen; niet door daar tegenin te gaan. Niet milieubehoud, maar het scheppen van een leefbare omgeving; niet ordening, maar het voeren van een ruimtelijk ontwikkelingsbeleid; niet duurzaamheid van het bestaande, maar het ontwikkelen van een duurzame toekomst, moeten bepalend zijn.

Om het platteland te behouden, moet men het niet ´op slot´ doen. Instrumenten, instituties en mechanismen zullen bijgesteld worden, teneinde regionale en lokale overheden of maatschappelijke initiatieven in staat te stellen gewenste ontwikkelingen in gang te zetten en oriëntatie te geven.

Het rijksbeleid beperkt zich in hoofdzaak tot strategische ontwikkelingsstrategieën (projecten, ecologische hoofdstructuur) en (infrastructuur)investeringen die van nationaal belang zijn (mainports) en structurerend werken voor de regionale ruimtelijk-economische ontwikkeling. Aan provincies en gemeenten worden de ruimte en de decentrale programmatische (financiële) middelen geboden voor een versterkte rol bij de regionale gebiedsgerichte ontwikkeling, waarbij marktpartijen actief betrokken kunnen worden.


Ruimtelijk ontwikkelingsbeleid
De vraag naar ruimte voor woningen en bedrijven neemt sterk toe, naast blijvende behoefte aan landschap en natuur. Deze ruimteclaims zullen evenwichtig moeten worden ingepast. Daarbij dient echter de huidige notacultuur en het daaromheen gecreëerde bureaucratische voorbereidingsproces doorbroken te worden.

Om tot een ruimtelijke en economische versterking van ons land te komen die waarden van nationale betekenis voldoende waarborgt, maar ook recht doet aan lokaal en regionaal levende wensen en verlangens en mogelijkheden dient meer ruimte gegeven te worden voor afwegingen op decentraal niveau. Voor wonen zal daarbij meer ruimte moeten komen.

In de grote(re) steden zal - om de middenklasse en hogere inkomens weer aan de stad te binden en om te komen tot een evenwichtiger verdeling van bevolkingsgroepen - een gevarieerder woningaanbod met een betere woningkwaliteit tot stand moeten komen; eenzijdige samenstelling van woonwijken moet worden doorbroken. Het platteland gaat - voor een behoud van een vitaal platteland - niet op slot; er dient ruimte te zijn om tenminste de eigen bevolkingsgroei op te kunnen vangen.

Bij de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur zal - door het verstrekken van meer exploitatievergoedingen - een omslag van aankoop van landgoederen naar particulier, agrarisch landschapsbeheer gestimuleerd worden. Het kabinet legt op korte termijn deze visie neer in een aanpassing van de vijfde Nota Ruimtelijke Ordening.

Een leefbare omgeving
Duurzame ontwikkeling dient voor het kabinet uitgangspunt te zijn. Milieulasten mogen niet naar de toekomst worden verschoven. Effectief milieubeleid gericht op het scheppen van de voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling, kan echter vaak alleen in internationaal verband tot stand komen.

Het kabinet dient dan ook op een krachtig internationaal milieubeleid in het algemeen en op Europese coördinatie en harmonisatie in het bijzonder in te zetten. Nederland hoeft daarbij niet gidsland te zijn, maar dient zich te richten op het scheppen van een betrouwbaar stelsel van uitvoerbare afspraken. Een onverkorte, maar kostenefficiënte uitvoering van Kyoto die ruimte laat voor nieuwe oplossingen staat buiten kijf.

De ontkoppeling die de afgelopen jaren tot stand is gebracht tussen economische groei en milieudruk dient te worden vastgehouden. Gewerkt dient te worden aan perspectiefrijke toekomst; onder meer in de land- en tuinbouwsector, op het vlak van de overgang naar een duurzame energievoorziening, voor een vitaal platteland en sterke steden en ruimte voor ondernemen.

Duurzame energiehuishouding
In de komende jaren zal de overgang naar een duurzame energiehuishouding die perspectief biedt en het vervullen van de Kyoto-verplichtingen een centraal element van het beleid moeten vormen.

Aardgas is en blijft mede met het oog daarop de komende decennia een belangrijke energiebron in Nederland en de Europese Unie. Voortzetting van het Nederlandse kleine veldenbeleid levert een aanzienlijke bijdrage aan de voorzieningszekerheid in Nederland en West-Europa, en aan de toekomstige welvaart (de toekomstige waarde van aardgasbaten wordt geraamd op circa 145 miljard).

Aangenomen dat daar vooralsnog geen economische, budgettaire en energiepolitieke noodzaak (overgang naar duurzame energie) toe bestaat en er nog onvoldoende inzicht bestaat in de ecologische gevolgen daarvan, wordt - gegeven het politiek draagvlak daarvoor in de Kamer - [gestreefd naar] een moratorium van tien jaren met betrekking tot het boren naar gas in de Waddenzee.

In dat verband is het verheugend dat ook binnen de zogenaamde Overlegraad Olie en Gas bereidheid bestaat om - ook in gevoelige, kwetsbare gebieden - constructief en vernieuwend te werken aan het koppelen en met elkaar in evenwicht brengen van natuur-, lokale en economische belangen. Het kabinet dient zich ten aanzien van deze bereidheid positief op te stellen; de positiebepaling ten opzichte van gasboringen in de Waddenzee kan binnen deze benadering ook zijn plaats krijgen.

In de overgang naar een duurzame energiehuishouding en gegeven de Kyoto-verplichtingen is het niet zinvol de kerncentrale te Borssele voortijdig te sluiten. Het kabinet dient met de producent/eigenaar in overleg te treden over het openhouden van de centrale in aansluiting bij de economische en veilige levensduur daarvan en daarover afspraken maken.

Andere elementen van de aanpak zijn onder meer een extra inzet op alternatieve, duurzame energiebronnen zoals windmolenparken, verdere stimulering van het gebruik van verhandelbare emissierechten en bevordering van vrijwillige afspraken met sectoren van het bedrijfsleven.

Een vitaal platteland en natuur
Het beleid met betrekking tot de land- en tuinbouwsector is onderdeel van een integraal beleid gericht op de leefbaarheid van het landelijke gebied. Door reconstructie van de intensieve veehouderij enerzijds en een stimulering en uitbreiding van de inzet van de landbouwsector bij het landschapsbeheer (natuurbeheer) anderzijds, worden gedifferentieerde gebiedsgerichte oplossingen geschapen, waarbij rekening gehouden wordt met de andere, vaak belangrijker functies, in het landelijke gebied.

Het kan ook een belangrijke bijdrage leveren aan de benodigde heroriëntatie van de sector en optimalisering van een milieuvriendelijke bedrijfsvoering. Regionale en lokale overheden hebben hier een belangrijke taak.

Binnen milieurandvoorwaarden moet de land- en tuinbouwsector op economisch gezonde wijze voedsel produceren op een internationaal concurrerende markt. De uitbreiding van de Europese Unit in de naaste toekomst houdt in dat opzicht nieuwe ingrijpende veranderingen in. Het kabinet dient oog te hebben voor deze opgave die veel van de sector vraagt. In dat verband vraagt te grote dichtheid aan regelgeving die in deze sector is ontstaan dringend de aandacht.

De doelmatigheid en doeltreffendheid van regels en procedures is door overdaad aanzienlijk afgenomen. Sturen met de wortel in plaats van de stok, gebruik maken van de experimenteerruimte die Europese regelgeving biedt en het ondersteunen van de verspreiding van nieuwe kennis heeft doorgaans meer effect en vergroot het draagvlak. Daarnaast dient de reeds ingezette lijn van aansluiting zoeken bij en het uitvoering geven aan een gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid met kracht te worden voortgezet. Het kabinet zal op korte termijn komen met een plan van aanpak voorverlaging van de administratieve lasten.

Het kabinet dient zich in Europees verband sterk te maken voor een aanpassing van het non-vaccinatiebeleid.

Mobiliteit en economie 26-06-2002
Na de jaren van economische groei waarin Nederland de toon zette in Europa, is de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven in de laatste jaren merkbaar achteruit gegaan. Dat ondergraaft op den duur de noodzakelijke basis voor her oplossen van de vragen waar de Nederlandse samenleving voor staat.

Het scheppen van de voorwaarden die het bedrijfsleven in staat stellen om de opgelopen achterstand in te halen en de aansluiting bij de top van Europa te hervinden en vast te houden, zal een centrale taak van het optredend kabinet moeten zijn. Dat doel zal primair gerealiseerd moeten worden door elders in dit document genoemde maatregelen en uitgangspunten, in het bijzonder die met betrekking tot het verbeteren van de arbeidsparticipatie.

Aansluiten bij Europese ontwikkelingen en de voortgaande liberalisering van markten is nodig, ook al kan dit soms duidelijke schaduwzijden hebben. Die laten zich echter niet bestrijden door tevergeefs de onderliggende ontwikkelingen tegen te houden, maar door de nadelige verschijnselen zelf aan te grijpen.

Bijzondere aandacht behoeft in dit verband de ontwikkeling van de mobiliteit. Groei van de mobiliteit en economische groei hangen samen. Mobiliteit is gevolg van arbeidsdeling en arbeidsdeling is motor van economische groei, temeer waar door de technische ontwikkelingen nabijheid is vervangen door bereikbaarheid als voorwaarde voor maatschappelijk verkeer. Goede bereikbaarheid en ontsluiting - ook over de elektronische snelweg - zijn daarom essentieel voor voortgezette economische groei.

Mobiliteitsbeleid
Het kabinet dient een vertrouwenwekkend en slagvaardig mobiliteitsbeleid te voeren, zonder overdreven verwachtingen te wekken. Aan de mobiliteitsbehoefte kan niet ongebreideld tegemoet worden gekomen; drukte op de wegen en in het openbaar vervoer is de keerzijde van een welvarender samenleving. Er zijn evenwel forse(re) inspanningen nodig zijn om - nu en in de toekomst - Nederland weer meer in beweging te krijgen. Nederland staat thans te vaak stil in de auto of te wachten op het perron.

Verbetering van het openbaar vervoer, bevordering van de doorstroming - vooral ook in en rond de steden - en oplossing van bekende fileknelpunten, alsmede een goede en tijdige ontsluiting van nieuwe woonlocaties krijgen extra impulsen. Hiervoor wordt extra geld beschikbaar gesteld. Het kabinet dient op korte termijn te komen met een aanpassing van het NVVP waarin de volgende beleidslijnen worden verwerkt.

Voor het spoor worden extra middelen ingezet voor goed en tijdig onderhoud waardoor de betrouwbaarheid van het treinverkeer toeneemt. Ook komen extra middelen beschikbaar voor een betere benutting van het spoor.

Doorstroming op de weg kan naast verbreding van wegen - op korte termijn - bevorderd worden door een betere benutting van bestaande wegen o.m. door een uitbreiding van het inhaalverbod voor vrachtwagens, extra rijstroken en toeritdosering. Mogelijkheden van versnelling van procedures en van private financiering van infrastructuur zoals pay-lanes dienen te worden overwogen.

Invoering van een eventuele kilometerheffing heeft een functie als de bereikbaarheid over de weg en met het openbaar vervoer aanzienlijk verbeterd is. In de komende kabinetsperiode worden voor de voorbereiding van een eventuele invoering daarvan geen middelen vrijgemaakt.

Infrastructuur
De toezegging aan het Noorden over de aanleg van de Zuiderzeelijn (snelle verbinding) zal binnen de bestaande afspraken gestand worden gedaan.

Een solide financieel kader 26-06-2002
Het begrotingsbeleid dient gericht te zijn op het wegwerken van de staatsschuld in 20 tot 25 jaar. Voor het begrotingsbeleid in de komende kabinetsperiode wordt uitgegaan van het behoedzame groeiscenario van het CPB. Door de stagnerende economische ontwikkeling is de budgettaire uitgangssituatie voor de komende kabinetsperiode beduidend minder gunstig dan tot voor kort verondersteld werd.

Voor 2003 en 2004 dreigen - bij ongewijzigd beleid - omvangrijke begrotingstekorten. Nederland en ook de overheid heeft, wellicht verblind door hoge aandeelkoersen, enorme waardestijgingen van huizen en de stormachtige consumptiedrift en economische groei van de laatste jaren. Op te grote voet geleefd en (te) laat onderkend hoezeer de economie overspannen was en een terugkeer naar een iets gematigder groeitempo in de rede ligt.

De komende kabinetsperiode zal de tering weer naar de nering gezet moeten worden. Overheidstekorten: moeten weer worden weggewerkt. Er dienen geen begrotingen met een begrotingstekort te worden ingediend.

Het uitgangspunt van tenminste begrotingsevenwicht is een aanscherping van het tot nu toe gevoerde begrotingsbeleid. Het beleid dient verder gericht te zijn op het bereiken van een begrotingsoverschot - bij behoedzame uitgangspunten - van 1 procent BBP in 2006, met zichtbaar perspectief op een verdere oploop van her begrotingssaldo in volgende jaren.

Het beleid moet blijven uitgaan van solide begrotingsregels, te weten:
* Hantering van reële uitgavenkaders;
* Scheiding van inkomsten en uitgaven;
* Volledige werking - binnen signaalwaarden van 0 en 2,5 procent BBP - van de automatische stabilisatoren aan de inkomstenkant.

Voor de drie overheidssectoren - rijksbegroting in enge zin, sociale zekerheid en arbeidsmarkt en zorg - wordt een afzonderlijk reëel uitgavenplafond vastgesteld. Uitzonderlijke omstandigheid daargelaten, wordt een (dreigende) overschrijding van de onderscheiden uitgavenplafonds gecompenseerd binnen dezelfde sector. In alle gevallen dient de ontwikkeling van de totale uitgaven onder het totale reële uitgavenplafond (van de drie budgetdisciplinesectoren gezamenlijk) te blijven.

Bij het bereiken van een begrotingsoverschot van 2,5 procent is het aan het kabinet om met voorstellen te komen over de aanwending van de als dan beschikbare extra budgettaire ruimte voor extra schuldaflossing, lastenverlichting en intensiveringen in de sfeer van de uitgaven.

De premietarieven worden aan het begin van de kabinetsperiode, op basis van behoedzame uitgangspunten, op (structureel) lastendekkend niveau vastgesteld. Premiemutaties gedurende de kabinetsperiode kunnen daardoor in principe vermeden worden, dit ter voorkoming van ongewenste inkomens en loonkosteneffecten.

Bij het vaststellen van lastendekkende premies dient rekening gehouden te worden met het afbouwen van bestaande vermogenssaldi die uitgaan boven wat nodig is om een redelijke buffer te vormen tegen onverhoopte tegenvallers. Door premies tijdelijk beneden of boven lastendekkend niveau vast te stellen (voor alle fondsen), worden vermogenssaldi geleidelijk gevormd of afgebouwd.

Budgettair beeld
2006
Ombuigingen 6,5
EMU-saldo 1 procent BBP 3,25
Ruimte voor uitgavenintensiveringen
3,25
Ruimte voor lastenverlichting door lastenverschuivingen 3,3

Van vrije budgettaire ruimte voor beleidsvernieuwing, uitgavenintensiveringen en structuurversterkende lastenverlichting is de komende kabinetsperiode geen sprake. Die ruimte zal eerst verdiend moeten worden. Het bereiken van een positief begrotingssaldo van 1 procent BBP in 2006 - en van begrotingsevenwicht in 2003 - alleen al vergt omvangrijke ombuigingen.

Naast de mindere ruimte uit hoofde van de stagnerende economische groei moet daarbovenop rekening worden gehouden met recent in beeld gekomen reële tegenvallers in de orde van grootte van tenminste circa 1,1 miljard euro, vooral in de zorg maar ook op ander terreinen.

Ruimte voor nieuw beleid zal derhalve gevonden moeten worden in het stellen een zeer scherpe prioriteiten, mede aan de hand van ten kritische doorlichting van bestaand beleid en van bestaande fiscale regelingen (belastinguitgaven). Daarnaast zal efficiencyverbetering, vergroting van de doelmatigheid van overheidsbeleid en een versobering en stroomlijning van subsidieregelingen de nodige ruimte moeten opleveren.

Om zowel aan de ambitie een begrotingsoverschot van 1 procent BBP in 2006 te voldoen als om enige ruimte te creëren voor nieuw beleid zal een zeer ingrijpend pakket aan ombuigingsmaatregelen nodig zijn langs onderstaande lijnen.

Ombuigingen per thema (in miljarden euro)
2006
Openbaar bestuur PM +/- 2,06
Sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid 2,67
Onderwijs 0,10
Zorg 0,53
Mobiliteit, ruimtelijke ordening, milieu en economie 0,48
Buitenland en asiel 0,42
Overig 0,16

Totaal PM + 6,41

Bij de ombuigingsmaatregelen zal in de eerste plaats een zwaar accent moeten liggen op een doelmatiger en effectiever werkende overheid (ontbureaucratisering). In de prioritaire sectoren van overheidszorg, als veiligheid, onderwijs en zorg kunnen de te realiseren efficiency en doelmatigheidwinsten ingezet worden voor kwaliteitsverbetering en meer voorzieningen.

Binnen de sociale zekerheid en het arbeidsrechtbeleid kunnen door meer maatwerk, ten vergroting van de beleidsruimte van uitvoerders en ten groter financieel belang van gemeenten bij een juiste en doelmatige uitvoering van de bijstandsregelingen aanzienlijke besparingen gerealiseerd worden. Daarnaast vallen middelen vrij bij een beperking van de instroom in de WAO.

In de zorg kunnen beperkte versoberingen aangebracht worden, deels mede in samenhang met de invoering van een verplicht eigen risico bij de introductie van een nieuw verzekeringsstelsel in de zorg.

De ombuigingen geven gaandeweg aan het kabinet (beperkte) aanvullende budgetten voor intensiveringen in vooral veiligheid, onderwijs, zorg en mobiliteit (met extreme veiligheid). Daarnaast kunnen de onvermijdelijke reële uitgavenverhogingen die nog niet in de meerjarencijfers waren opgenomen opgevangen worden.

In aanvulling op de beschikbare budgettaire enveloppen voor de veiligheid, het onderwijs en de zorg kunnen in die sectoren extra middelen vrijkomen uit efficiencyverbetering en doelmatiger werken die behouden mogen blijven.

Uitgavenintensiveringen (in miljarden euro) 2006
Budgettaire enveloppen waarvan voor:
-zorg, vrij besteedbaar en voor het opvangen van reële tegenvallers 0,18
0,72
-veiligheid, vrij besteedbaar en voor het opvangen van reële tegenvallers
0,79
0,11
-onderwijs en voor het opvangen van reële tegenvallers 0,33
0,17
-mobiliteit en externe veiligheid en voor het opvangen van reële tegenvallers 0,49
0,01
Uitgavenreserve
Uitgavenreserve 0,5

Totaal
(waarvan voor opvangen van reële tegenvallers 1,1)
3,3

Als uitgangspunt geldt een lastenneutraal beeld over de volle kabinetsperiode. Door lastenverschuivingen ontstaat ruimte voor aanpak van de armoedeval door een verhoging van de arbeidskorting (PM OZB), de invoering van een levensloopverzekering en het realiseren van een evenwichtig inkomensbeeld, mede in samenhang met de invoering van een nieuw zorgstelsel in 2005. De eerste jaren zijn lastenverzwaringen onvermijdelijk voor het wegwerken van de geraamde begrotingstekorten in 2003 en 2004.

Afschaffing spaarloon kan in samenhang worden bezien met intensiveringen in het kader van de levensloopbenadering en Witteveen-kader. Afschaffing fl. 100 korting lokale belastingen heeft een samenhang met het afschaffen van de OZB.

Grondslagverbreding (in miljarden euro)
2006
Spaarloon 0,8
Afschaffen basisaftrek lijfrente 0,3
Afschaffen afdrachtkorting lage lonen (SPAK) 0,9
Afschaffen afdrachtkorting langdurig werklozen (VLW) 0,2
Afschaffen fl. 100 korting lokale belastingen 0,3
Belasten vergoeding feestdagen 0,15
Beperking freerider-effect fiscaal milieu en energiepakket 0,36
Afschaffen belastingsubsidies beleggen 0,10
Vpb over commerciële activiteiten pensioenfondsen 0,10
Afschaffen vrijstelling overdrachtsbelasting woningcorporaties 0,05
Afschaffing diverse maatregelen 0,05

Totaal 3,3

Begroting 2003
Voor 2003 wordt thans door het CPB een begrotingstekort (EMU-saldo) van -0,7 procent BBP geraamd (circa 3,15 miljard euro), Daarbovenop zijn reële uitgaventegenvallers in beeld gekomen die de begroting overwerkt moeten worden in de orde van grootte van tenminste 1 miljard euro voor 2003. Om een sluitende begroting 2003 in te dienen is het derhalve nodig om voor een bedrag van circa 4,5 miljard euro om te buigen en / of de lasten te verzwaren, ongerekend negatieve macro-economische uitverdieneffecten.




- E-Mail: WEG MET ALLE REGERINGEN!!! Website: http://www.indymedia.nl
 

Read more about: zonder rubriek

supplements
some supplements were deleted from this article, see policy
(*-^&$#%@!) 
henk - 26.06.2002 19:10

Dus de samenleving wordt nog ontheemder
wie luf people??? 
shelter - 27.06.2002 13:30

ja en dan ook nog de ama´s die terug worden gestuurd naar hun land, zoals angola waar hongersnood is..ik weenie hoor maar daar sterven iedere dag gigantisch veel mensen omdat zij geen hap te vreten hebben en dan zeggen ze dat het land veilig is verklaard..of je nu dood gaat door een kogel of van de honger..dood ga je dan toch! Dat is geen veiligheid toch? Wie wil er met mij een eigen maatschappij oprichten die staat achter humanitaire gelijkheid?we hanteren gewoon het bonnen systeem als in argentinië en we kraken de hele boel. Ben een beetje moe van dat rechtse gedoe!
Diep droevig 
John Veldhuis - 27.06.2002 16:51

De enige aanstaande regeringspartij die nog enigszins serieus te nemen is, hoezeer ik ook vind dat godsdienst en politiek zo ver mogelijk uit elkaar gehouden dienen te worden, het CDA.

De VVD heeft zich gediskwalificeerd door afstand te nemen van Paars, waar zij toch ook voor een groot gedeelte voor verantwoordelijk zijn.

Moet ik het nog over de LPF hebben, het schip, gekaapt door een bende opportunisten, nadat de grote roerganger het leven liet?

Dus het wordt tijd om actie voor vervroegde verkiezingen te beginnen...
 
27.06.2002 22:34

Ben voor een onafhankelijk Twente, Shelter. Wij doen niet meer langer mee met BV Holland.

joh. III

supplements
> indymedia.nl > search > archive > help > join > publish news > open newswire > disclaimer > chat
DISCLAIMER: Indymedia NL uses the 'open posting' principle to promote freedom of speech. The news (text, images, audio and video) posted in the open newswire of Indymedia NL remains the property of the author who posted it. The views in these postings do not necesseraly reflect the views of the editorial team of Indymedia NL. Furthermore, it is not always possible to guarantee the accuracy of the postings.