Peruaanse gemeenschappen verwerpen mijnbouw in volksraadpleg Lieven Pype - 27.09.2007 05:13
Op 16 september hebben ruim zeventienduizend Peruanen in een historische volksraadpleging de door hun regering en buitenlandse investeerders opgelegde koperontginning verworpen als ontwikkelingsmodel voor hun regio. In een democratisch feest spraken ze zich uit voor de dynamisering van hun actuele economie gebaseerd op duurzame landbouw en veeteelt en ecologisch en archeologisch toerisme. Vrouwen uit Ayabaca wachten om hun stem uit te brengen De andesgemeenschap Yanta wordt bedreigd door het Río Blanco mijnbouwproject. Massale opkomst voor de consulta in Ayabaca. De Andes, die van Venezuela tot Vuurland over het Zuidamerikaanse continent waakt, kent ter hoogte van Huancabamba een depressie, waarbij haar dak tot op zo´n 3500 meter hoogte zakt. Deze grensregio tussen Peru en Ecuador kenmerkt zich door een uniek ecosysteem en een enorme biodiversiteit. Hier, bij het samenkomen van de Atlantische en Pacifische luchtstromen, tussen de nevelwouden en de “páramos”, wordt de watercyclus als het ware gesloten, en geeft de Pacha Mama – Moeder Aarde – geboorte aan de belangrijkste rivieren van de door droogte geplaagde Peruaanse kust. Aan de andere kant van haar heuvelrug ontspringen de bergriviertjes die honderden kilometers verder de Amazone vormen. Río Blanco – Witte Rivier – gelegen in het buffergebied tussen twee natuurreservaten, is er één van. Minera Majaz SA (1), dochteronderneming van het Engelse Monterrico Metals plc, voert er aan haar oevers, onder dezelfde naam, sedert 2003 exploratiewerken uit met het oog op de constructie van een gigantische open kopermijn. Het zou, aldus het bedrijf, gaan om één van de grootste niet ontgonnen koperreserves ter wereld. Het Río Blanco-mijnbouwproject heeft de regio grondig beroerd. Sinds Minera Majaz enkele jaren terug de twee boerengemeenschappen (2), waarbinnen de mijnconcessie zich bevindt, benadert, en daarbij frauduleus poogt de wettelijk vereiste toestemming voor exploratie te bemachtigen, zijn de reacties niet uitgebleven. Tweemaal, in 2004 en 2005, marcheren de gemeenschappen dagenlang naar het mijnbouwkamp in protest tegen de enorme milieuschade die de koperontginning in hun territorium zou teweeg brengen (3). Bij de door de overheid en het bedrijf opgezette repressie zijn inmiddels twee slachtoffers gevallen. Tientallen boeren werden verwond en bij hun arrestatie gefolterd. Door het bedrijf ingehuurde onruststokers hebben informatieve vergaderingen over de mogelijke impact van de kopermijn brutaal verstoord. Verschillende milieu-activisten werden met de dood bedreigd of waren slachtoffers van een aanslag op hun leven. Río Blanco heeft de sociale rust niet bevorderd. Na de bloedige protesten van juli 2005 verenigen de lokale sociale organisaties en gemeentelijke overheden (4) zich in het Front voor de Duurzame Ontwikkeling van de Noordgrens van Peru. Hun met de overheid (Ministerie voor Energie en Mijnbouw) opgezette dialoog was echter bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Het gebrek aan transparentie en de medepichtigheid van de centrale overheid laten weinig aan de verbeelding over: Río Blanco moet er komen. Daartoe verklaart Toledo, voormalig president van Peru, het mijnproject “van nationaal belang”, om aldus het grondwettelijk verbod op dergelijke buitenlandse investeringen in grensgebied te omzeilen. Moegetergd besluiten de boerengemeenschappen zelf initiatief te nemen. Via hun gemeentes roept de bevolking van Ayabaca, Carmen de la Frontera en Pacaipampa (5) op tot een “consulta” – volksraadpleging – over de wenselijkheid van de constructie – een eufemisme in deze industrie – van de mijn. Alhoewel dergelijke consultas niet bindend zijn, kunnen ze voldoende sociale druk genereren om het mijnbouwproject af te blazen. Zulks was het geval in Tambogrande enkele jaren geleden, waar ruim 98 procent van de uitgebrachte stemmen tegen de geplande mijnbouw in het stadscentrum waren gericht. De overheid moest toen een administratieve onregelmatigheid inroepen om zonder gezichtsverlies het Canadese Manhattan Minerals naar huis te sturen. Op dergelijk effect hoopt de organisatie van dit nieuw referendum. De Peruaanse regering, eveneens een les rijker na Tambogrande, roept alle middelen in om de consulta een halt toe te roepen. Daarbij wordt maar al te graag verwarring gecreëerd tussen het niet bindend karakter en de vermeende illegaliteit ervan. In een ware media-oorlog wordt de consulta in vraag gesteld, met halve argumenten en veelal vervallend in een open lastercampagne (6). Opvallend genoeg roept de regering, enkele dagen voor de consulta, zelf op tot dringende dialoog, uitsluitend gericht op het uitschakelen van elk verzet tegen de mijnbouwplannen in de regio, zoals de premier zelfs openlijk toegeeft. Zijn partij, APRA, steunde vijf jaar terug nog de consulta van Tambogrande. Toen zat APRA echter in de oppositie... Van APRA’s beloften om een extra belasting te heffen op de woekerwinsten van de mijnbedrijven is ook niets in huis gekomen. “Eén iets is campagne, iets helemaal anders is regering zijn,” alsdus president García onlangs over zijn valse beloften. Daarmee is alles gezegd. Het sociaal conflict rond “Río Blanco” is typerend voor de mijnbouw in Peru, dat over een enorme voorraad en diversiteit aan natuurlijke rijkdommen beschikt. De eenzijdige afhankelijkheid van extractieve industrieën – inclusief petroleum en gas – voor buitenlandse deviezen, gekoppeld aan de voorliefde voor macroeconomische indicatoren, waarbij economische groei zonder meer met “ontwikkeling” en armoedebestrijding wordt verbonden, en de neoliberale wetgeving gebaseerd op de grondwet van ex-dictator Fujimori (7), hebben een nationale dynamiek gecreëerd waarbij het aantrekken van buitenlands kapitaal centraal staat. Een verwaarloosbare milieuwetgeving, die geen enkele controle garandeert wegens het ontbreken van een autonome milieu-autoriteit (8), heeft voor ecologische rampen als Cerro de Pasco, Ilo en La Oroya gezorgd. Die laatste heeft de eer tot de tien meest vervuilde steden ter wereld te behoren. De technische haalbaarheid van de mijnbouw geldt als enig criterium, waarbij de sociale aanvaarding door de boerengemeenschappen van geen tel is (9). De vervuiling van de mijnbouw wordt daarentegen wel grotendeels door die arme andesbevolking gedragen, die hiermee hun landbouw en veeteelt, voornaamste bron van inkomen, bedreigd zien. Daarenboven heeft de kapitalistische logica geen oog voor het cultureel belang van hun territorium. De relatie met deze gemeenschappen illustreert perfect het democratisch deficit van de Peruaanse Staat (10), sedert haar ontstaan gedomineerd door de blanke (en creoolse) elite en doorheen haar geschiedenis het plurinationaal karakter van haar bevolking miskennend. Ondanks het officiële discours rond descentralisering blijft Peru grotendeels de belangen van de economische elite in Lima vertegenwoordigen. Net in dit spanningsveld tussen centralisme en lokale autonomie situeert zich het conflict rond Río Blanco. Lokale belangen moeten wijken voor nationale (en transnationale) prioriteiten die slechts een minderheid vertegenwoordigen. Democratie wordt herleid tot vijfjaarlijks stemgedrag met een hoge populistische factor, waarbij de politiek zich beperkt tot vulgair cliëntelisme en geen essentiële thema’s aankaart zoals de ontwikkelingsstrategieën van het land. Daar knelt nu net het schoentje. De definiëring van de ontwikkelingsmodellen wordt niet als politiek beschouwd (11). Geheel in de lijn van Fukuyama wordt een neoliberale politiek – want we hebben het wel degelijk over politiek, zoniet over beschavingsmodellen – als enig model omarmd. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de enorme culturele, geografische, economische, klimatologische, biologische en ecologische diversiteit van Peru. Het mag niet verbazen dat de inheemse andesvolkeren deze staat als de continuïteit van het kolonialisme beschouwen... Op 16 september sprak de bevolking van Ayabaca, Carmen de la Frontera en Pacaipampa zich uit over de viabiliteit van “Río Blanco”. Ruim 57 % van de bevolking nam vrijwillig deel aan de consulta, ondanks de lastercampagne van de regering, de mijnbouwsector en de boulevardpers. Ruim 98 % (12) van de kiezers sprak zich uit tegen de mijnbouw in hun respectieve districten. Met deze resultaten gewapend hernemen de gemeenschappen het onderhandelingsproces met de regering. Die laatste blijft wanhopig de consulta bagatelliseren, en bereikt daarmee net het omgekeerde: niemand zal namelijk nog ontkennen dat de kaarten herschud zijn. Blijft echter het risico dat het mijnbouwproject, met of zonder populaire steun, gewoon doorgaat. Dat blijkt des te meer uit de houding van de regering, onder leiding van president García, die dagen na de consulta een wetsvoorstel lanceert waarin een reeks mijnbouwprojecten, waaronder uiteraard Río Blanco, van publiek belang worden verklaard “om hun uitvoering te versnellen”. Daarmee komt de dialoog tussen de gemeenschappen en de regering, nog voor die hernomen wordt, andermaal in een patstelling. De internationale druk op de Peruaanse regering zal van essentieel belang zijn om een reële dialoog op gang te brengen.. Lieven Pype (13) (1) Minera Majaz Sa is de belangrijkste dochteronderneming van het Engelse Monterrico Metals plc, zelf een “junior” of kleine speler in de door grote transnationale concerns gedomineerde mijnindustrie. De Chinese Zijin Mining Group nam recent een meerderheidsparticipatie in Monterrico Metals. (2) Yanta (Ayabaca) en Segunda y Cajas (Huancabamba). Het weinig verstedelijkte Andesgebergte in Peru is georganiseerd in boerengemeenschappen die een collectief beheer van hun territorium in stand houden naar precolombiaans model, naast eigen “inheemse” vormen van organisatie en een eigen kosmovisie (filosofie). (3) Daarbij zouden de lokale ecosystemen, en verschillende met uitsterven bedreigde diersoorten, zoals de brilbeer en de andestapir, in gevaar komen. Daarnaast betekent de koperontginning een bedeiging voor de subsistentielandbouw en –veeteelt in de regio, alsook voor de certificatie van de ecologische koffie- en fruitteelt voor export. (4) Het gaat hier om de door het mijnproject direct aangetaste provincies Ayabaca, Huancabamba (Piura), San Ignacio en Jaén (Cajamarca), bijgestaan door nationale organisaties als CONACAMI (de Nationale Confederatie van door de Mijnbouw Aangetaste Gemeenschappen) en Red Muqui (netwerk van NGOs ter verdediging van de rechten van door de mijnbouw aangetaste gemeenschappen). (5) Dit zijn de drie districten die direct onder de concessies van Minera Majaz SA en zusterbedrijf Mayarí SAC vallen. (6) In een absurde lastercampagne associëren boulevardkranten en wanhopige politici (waaronder president Alan García, diens eerste minister Jorge Del Castillo en de meerderheid van de nationale overheidsinstanties), het volksverzet tegen het mijnbouwproject met – jawel – Goebbels, Al Qaida, Hugo Chavez, groene communisten, terreurnetwerken en verborgen interesses van buitenlandse concurrentie, om er maar een paar te noemen en hun betreurenswaardige creativiteit niet teveel in de verf te zetten. De Ombudsdienst van de overheid en de in Mensenrechten gespecialiseerde dienst van het Ministerie van Justitie zijn de enigen die openlijk het legaal karakter van dit referendum onderschrijven. Deze lastercampagne kadert binnen een bredere politiek gericht op de controle van de als te kritisch beschouwde NGOs en hun activiteiten. NGOs moeten zich, aldus García, onderwerpen aan de ontwikkelingspolitiek van het land, terwijl mijnbedrijven met hun “sociale bijdragen” zonder enige vorm van controle noch coördinatie projecten mogen uitvoeren – die vaak vooral het bedrijf ten goede komen - en er tevens nog veel lof voor krijgen. Een ter controle van de NGOs en hun vanuit het buitenland gefinancierde activiteiten opgestelde wet werd echter onlangs door het Grondwettelijk Tribunaal (deels) als ongrondwettelijk beschouwd. (7) Fujimori werd onlangs, na bijna twee jaar huisarrest, door Chili uitgewezen om in Peru te worden berecht voor corruptie en schendingen van de mensenrechten tijdens zijn regime (1990-2000). (8) Nog nooit werd een mijnbouwproject afgekeurd op basis van de verplichte milieu-impactstudie. Het Ministerie voor Energie en Mijnbouw promoot tegelijkertijd investeringen in mijnbouw, is verantwoordelijk voor het goedkeuren van mijnprojecten, controleert de bestaande projecten én bepaalt de spelregels tussen de bedrijven en de door de mijnbouw aangetaste gemeenschappen. (9) Daarenboven kampen de andesgemeenschappen met een gebrek aan toegankelijke en objectieve informatie over de mijnprojecten, die gepresenteerd worden aan de hand van dure door de bedrijven betaalde “studies” van vele honderden bladzijden in technisch jargon. (10) Én de grenzen van de representatieve democratie. (11) Deze tendens kadert in wat Teivainen de “politiek van het economicisme” noemt, namelijk de sociale constructie van de afbakening tussen politiek en economie, waarbij democratische principes niet gelden in wat als de economische sfeer wordt beschouwd (Teivainen, Teivo: Un dólar, un voto. Desco, 2001). (12) Van de geldig uitgebrachte stemmen. (13) Ontwikkelingswerker voor Broederlijk Delen bij CONACAMI in Peru E-Mail: liepype@yahoo.com |