| |
Joodse slachtoffers van het zionisme. Peter Edel - 19.05.2003 10:21
De misdaden van het zionisme tegen de autochtone bevolking van Palestina zijn genoegzaam bekend. Minder bekend is dat ook veel joden het slachtoffer zijn geworden van de uit Oost Europa afkomstige Ashkenazim die het zionisme sinds het einde van de negentiende eeuw beheersen. JOODSE SLACHTOFFERS VAN HET ZIONISME © PETER EDEL, 2003. De misdaden van het zionisme tegen de autochtone bevolking van Palestina zijn genoegzaam bekend. Minder bekend is dat ook veel joden het slachtoffer zijn geworden van de uit Oost Europa afkomstige Ashkenazim die het zionisme sinds het einde van de negentiende eeuw beheersen. Joodse slachtoffers van het zionisme zijn er in twee categorieën. Tot de eerste behoren de joden die direct door zionisten zijn benadeeld, verwond, of zelfs vermoord. De tweede categorie bestaat uit joden waarvan de belangen op de tweede plaats kwamen omdat de leiders van het zionisme prioriteit gaven aan de joodse staat in Palestina. Eén van de eerste joodse slachtoffers van het zionisme die tot de eerste categorie behoorde, was de in Nederland geboren schrijver Jacob Israel de Haan. Zijn levensloop is zonder meer bijzonder. De Haan werd op 31 december 1881 in Smilde geboren en was de zoon van een joodse godsdienstleraar. Maar met het joodse geloof had hij niet veel op, hij voelde meer aantrekkingskracht tot het socialisme. Bovendien ontdekte hij bij zichzelf homoseksuele gevoelens, wat onverenigbaar was met het joodse milieu. In 1904 woonde de Haan in Amsterdam. Hij zorgde toen voor veel opschudding in Nederland met het homo-erotische boek ‘Pijpelijntjes’. Na verschillende mislukte betrekkingen en schandalen als gevolg van zijn homo-erotisch geladen boeken, zag de Haan zich gedwongen een andere richting in te slaan. De aanscherping van de Nederlandse zedenwet in 1911 droeg daar toe bij. In 1915 verscheen het eerste deel van de dichtbundel ‘Het Joodse Lied’ van de Haan, waarmee hij, ondanks zijn homoseksualiteit, een zekere populariteit bereikte onder joden in Nederland. Hij begon vervolgens aan een studie Hebreeuws en meldde zich aan als lid van de Nederlandse Zionisten Bond. In 1918 vertrok de Haan naar Palestina. Na aankomst raakte de Haan gefascineerd door de joodse kolonisten in Palestina. Maar al snel trok hij zich het lot aan van de Arabische bevolking, die toen al in een achtergestelde positie terechtkwam vergeleken met de door westers kapitaal gesteunde joodse immigranten. De Haan sprak zich uit voor een joods-Arabische samenwerking en samen met de prominente Palestijnse Rabbijn Yosef Chaim Zonnenfeld legde hij diverse bezoeken af aan Arabische leiders. Zoals aan de Arabische Koning Hoessein en de Emir van Trans-Jordanië. Verder schreef hij voor een aantal Britse kranten en sloot hij zich aan bij de (destijds) anti-zionistische organisatie ‘Yagoedat Israel’. Voor de zionisten was de maat daarmee vol: zij riepen de Haan uit tot verrader. Voortaan werd hij op straat door hen uitgescholden en bespuugd. Maar daar bleef het niet bij, want op 30 juni 1924 werd de Haan na het verlaten van een synagoge neergeschoten, om een dag later te overlijden. Pas in de jaren tachtig werd deze moord opgelost. Toen bleek dat Awraham Tehoni, de toenmalige leider van militaire zionistische organisatie ‘Haganna’, een einde aan het leven van de Haan had gemaakt. Deze moordaanslag vond plaats met goedkeuring van Itzak Ben Zvi, de latere tweede premier van de joodse staat (1). WOII. De Haan was duidelijk een direct slachtoffer van het zionisme. Indirecte slachtoffers van deze nationalistische beweging waren er vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog. Naar aanleiding van mijn eind 2002 verschenen boek ‘De schaduw van de ster’, is mij verweten dat ik de ‘World Zionist Organisation’ (WZO) ten onrechte ‘(mede)verantwoordelijk’ zou hebben gesteld voor de holocaust. Dat is onzin, want woorden van dergelijke strekking staan niet in mijn boek; nergens heb ik geschreven dat zionisten direct bij uitvoering van de holocaust betrokken waren. Wat ik in De schaduw van de ster wel schreef, is dat de WZO tijdens de oorlogsjaren onder alle omstandigheden voorrang gaf aan de opbouw van een joodse staat in Palestina. Het gevolg was dat de joodse gemeenschap in Europa onvoldoende aandacht kreeg van de zionistische wereldbeweging. Althans, niet de mate van aandacht die gepast was geweest. Deze vaststelling verandert niets aan het feit dat de Europese joden het directe slachtoffer waren van de nazi’s. Maar het leidt tevens tot de gevolgtrekking dat het zionisme van de WZO het lot van de joden in Europa zeker niet lichter maakte. Bovendien ging de dubieuze rol van veel zionisten verder dan alleen morele verantwoordelijkheid; zij hadden wel degelijk iets kunnen ondernemen om joden te redden. Als hun vertegenwoordigers in de joodse raden - zoals de zionist David Cohen van de joodse raad in Amsterdam - het advies aan hun achterban hadden gegeven te vluchten of onder te duiken, was het aantal slachtoffers beslist minder groot geweest. Dat kwam begin jaren zestig naar voren tijdens het tribunaal in Israel tegen de oud-nazi Adolf Eichmann. Destijds berekende men dat er minder joden door de nazi’s waren vermoord als (de zionisten in) de joodse raden zich niet zo passief hadden opgesteld. Natuurlijk was onderduiken gevaarlijk. Maar van de ondergedoken joden wist 40 tot 50 procent te overleven. De cijfers over de moord op Nederlandse joden spreken voor zich. In totaal werden 103.000 joden uit Nederland gedeporteerd, waarvan er niet meer dan 519 terugkwamen. Daartegenover staat dat van de 25.000 joden, die het advies van de joodse raad negeerden en onderdoken, er ongeveer 10.000 wisten te overleven. (2) Verder voerde de WZO een beleid dat op zijn zachtst gezegd niet in het voordeel was van veel joden. Voorafgaand en tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de zionistische wereldbeweging zich bijvoorbeeld diverse malen uitgesproken tegen voorstellen van landen die joden uit de klauwen van de nazi’s wilden redden. Dat begon in de jaren dertig toen Groot-Brittannië bereid was onderdak te bieden aan een groep Duitse joden. Maar de WZO zag niets in dit voorstel. Deze zionisten streefden wel naar de vlucht van joden, maar alleen als die vlucht richting Palestina plaatsvond. En zelfs dan hield de WZO vast aan beperkingen. Zo was de Duitse vertakking van de zionistische wereldbeweging (ZVfD) alleen geïnteresseerd in joden die van belang waren voor de opbouw van de joodse staat in wording. Alleen het ‘menselijke materiaal’ dat zich in dit verband verdienstelijk kon maken, was welkom. Zieke en oudere joden konden als het aan de ZVfD lag in het door de nazi’s bedreigde Europa blijven en hetzelfde geldt voor joden in beroepsgroepen waar in Palestina geen directe behoefte aan bestond (3). De joden in het Europa van de jaren dertig werden sowieso als minderwaardig beschouwd door de zionistische elite, omdat zij niet eerder naar Palestina waren geëmigreerd. Joden die in de jaren dertig toestemming van ZVfD kregen voor emigratie naar Palestina, werden daar na aankomst vaak aan herinnerd. Door in Europa te blijven hadden zij de vervolging door de nazi’s over zichzelf afgeroepen, vonden de zionistische pioniers van het eerste uur. In de VS was het zionistische beleid evenmin primair gericht op het redden van joden. Daar weigerden organisaties als B’nai B’rith bij de regering in Washington aan te dringen op verruiming van de emigratiemogelijkheden voor Europese joden. Dezelfde organisaties zagen destijds af van deelname aan protestmanifestaties tegen het nationaal socialisme. En dat terwijl joden in socialistische bewegingen meehielpen aan het organiseren van massale demonstraties in de VS. Ook nadat de oorlog was uitgebroken en de eerste berichten over de verschrikkingen in Polen in de VS en Palestina arriveerden, bleef de zionistische wereldbeweging voor een passief beleid kiezen. Dit beleid kwam onder andere tot uiting in het bagatelliseren, negeren, of zelfs onderdrukken van berichten over de holocaust. Dergelijke onheilstijdingen achtte men niet in het belang van het zionistische ideaal. Joodse kritiek op het oorlogsverleden van de WZO. Het gaat te ver om hier diep in te gaan op het twijfelachtige beleid van de WZO ten aanzien van joden in Europa, voorafgaand en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bovendien heb ik dat in De schaduw van de ster al uitgebreid gedaan. Wat ik in dit verband schreef, leidde in Nederland tot een scala van verdachtmakingen, verwijten en beschuldigingen, waarbij het etiket antisemitisme niet uitbleef. Dat is opmerkelijk, gezien het feit dat men later vooral in joodse kringen erg kritisch was ten aanzien van het zionistische beleid voor, tijdens en na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Zelf binnen het zionisme stak men dergelijke kritiek niet onder stoelen en banken. In de jaren vijftig maakte de rechtse Herutpartij van Menachem Begin het oorlogsverleden van de socialistische zionisten tot inzet van een campagne tegen de socialistische Israëlische regering. Volgens Begin werkte de WZO van David Ben Goerion en Chaim Weizmann met de nazi’s samen om zichzelf te verrijken. Die conclusie werd voor Begin benadrukt toen de Mapai fractie van Ben Goerion er na de oorlog voor koos onderhandelingen met West-Duitsland aan te gaan over herstelbetalingen. “The bones of our martyred parents-to the Mapai-Nazi Blood Market” stond er toen op posters van Herut. Het protest van Begin tegen de socialistische zionisten begon op een machtsovername te lijken, toen zijn volgelingen naar het gebouw van de Knesset trokken en daar een confrontatie aangingen met de oproerpolitie. Verder heeft het beleid tijdens de oorlog van de zionistische wereldbeweging veel kritiek ondervonden in kringen van chassidische joden. Voor hen is het zionisme een steen des aanstoots, omdat het strijdig is met de fundamenten van het judaïsme; zo strijdig dat naar hun mening met recht van ketterij kan worden gesproken. Kritiek op het zionistische beleid voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog schuwen zij daarom niet. Daar komt nog bij dat chassidische joden die zich tijdens de oorlogsjaren hebben ingespannen om joden te redden, tegenwerking ondervonden van zionisten. Eén van hen was de in De schaduw van de ster genoemde Tsjechische rabbijn Michael Dov Weissmandel. Tegenwoordig is Weissmandel het boegbeeld van antizionistische chassidische organisaties als ‘Satmar’ en ‘Neturei Karta’. De in dit artikel verwerkte informatie is voor een groot deel afkomstig van chassidische websites. Dat ik er vaak naar joodse kritiek op het zionisme verwijs, is mij niet zelden op kritiek komen te staan. Vooral de ‘antiracist’ Peter Zegers heeft zich in dit verband uitgesproken. Iedere fundamentele kritiek op het zionisme staat voor hem gelijk aan antisemitisme, ook als die uit een joodse richting komt. Tot die stelling kwam hij een aantal jaar geleden in het tijdschrift ‘Kleintje Muurkrant’ uit Den Bosch. Zegers koos er toen voor de - nogal eigenzinnige, maar zeer deskundige - joods/Israëlische mensenrechtenactivist Israel Shahak verdacht te maken. Dat deed hij onder andere door Shahak met antisemitisme, dan wel zelfhaat in verband te brengen. Shahak kon zich niet verdedigen omdat hij kort daarvoor was overleden. Daarom gaf ik het woord aan Professor Noam Chomsky, die Zegers vanwege zijn misplaatste kritiek op Shahak terechtwees (4). Zegers maakt er een gebruik van mijn bronnen in diskrediet te brengen. Laten hij en anderen vooral hun gang gaan wat betreft dit artikel. Ik wil wel eens zien hoe zij een belangrijke stroming binnen het ultra orthodoxe chassidisme van antisemitisme, dan wel zelfhaat beschuldigen. De joden in Irak. De derde groep joodse slachtoffers van het zionisme die ik hier wil noemen, zijn de in de jaren vijftig naar Israël uitgeweken Irakese joden. Zij werden zonder meer direct het slachtoffer van het zionisme dat in Israël aan de macht kwam. Nadat de joodse staat eenmaal een feit was, had de Ashkenazische elite binnen het zionisme al snel geen zin meer in de zware landarbeid die door vooroorlogse zionisten als A.D. Gordon nog zo bewierookt was. Daarom stelden zij alles in het werk om oriëntaalse joden naar Israël over te laten komen om het vuile werk te doen. Hun oog viel daarbij onder andere op de joodse gemeenschap in Irak. Een complicerende factor was dat joden in Irak weinig behoefte voelden om naar de joodse staat te komen. Ondanks het feit dat de komst van het zionisme in het Midden-Oosten en de Britse bemoeienis in dit verband voor enige anti-joodse schermutselingen in Irak zorgden, hadden zij het relatief goed in het land waar hun voorouders al eeuwen woonden. De middelen waar de zionisten vervolgens naar grepen, zijn treffend beschreven door de uit Irak afkomstige ex-zionist Naeim Giladi. Zijn artikel is te vinden op de door chassidische joden samengestelde website ‘Jews against Israel’. (5) Giladi beschrijft hoe op 19 maart 1950 een bom ontplofte in het Amerikaanse culturele centrum in Bagdad, een plaats waar jonge joden in Irak vaak samenkwamen. Op 8 April werd vervolgens vanuit een auto een handgranaat geworpen naar een café waar een groep joden Pesach vierde. Vier van hen werden bij deze aanslag gewond. Die nacht deelden zionisten pamfletten uit waarin zij joden in Irak opriepen naar Israël te vertrekken. En niet zonder resultaat, want de volgende dag verzocht een groot aantal, vooral arme joden, toestemming voor emigratie naar Israel. Het aantal onder hen dat naar de joodse staat wilde, was plotseling zo groot dat de politie emigratiekantoren in joodse scholen en synagogen moest openen. In de daarop volgende maanden werden nog meer bomaanslagen op joodse doelen gepleegd, waarbij slachtoffers niet uitbleven. Volgens zionisten was dit het werk van Irakese antisemieten, maar al snel begon daar twijfel over te ontstaan. Zoals bij onderzoeksrechter Salaman El-Beit die de aanslagen onderzocht. Daarnaast kregen ook buitenlanders argwaan. Wilbur Crane Eveland van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA draaide er (tot ongenoegen van zijn werkgever) in zijn boek “Opposing Sands” niet om heen dat de anti-joodse aanslagen in Irak destijds in een andere richting wezen dan antisemitisme. “In attempts to portray the Iraqis as anti-American and to terrorize the Jews, the Zionists planted bombs in the U.S. Information Service Library and in the synagogues. Soon leaflets began to appear urging Jews to flee to Israel….Although the Iraqi police later provided our embassy with evidence to show that the synagogues and library bombings, as well as the anti-Jewish and anti-American leaflet campaigns, had been the work of an underground Zionist organisation, most of the world believed reports that Arab terrorism had motivated the flight of the Iraqi Jews whom the Zionists had ‘rescued’ really just in order to increase Israel’s Jewish population.” (6) Naeim Giladi schrijft verder dat een anti-Amerikaans pamflet, gevonden op de plaats van de eerder genoemde aanslag op het Amerikaanse culturele centrum in Bagdad, geschreven was met dezelfde typemachine als de pamfletten waarmee zionisten Irakese joden opriepen naar Israel te vertrekken. Een groep Israëlische advocaten ontdekte dat in 1955. Verder bewijs voor zionistische betrokkenheid bij de aanslagen bleek volgens Giladi uit sporen van explosieven die overbleven na een op 10 mei 1950 gepleegde aanslag op de joodse ‘Beit-Lawi Automobile Company’. Identieke explosieven werden destijds aangetroffen in een koffer van Yosef Basri, een Irakese jood. Samen met zijn kompaan Shalom Salih stond Basri in Irak terecht voor deze aanslag, om een maand later geëxecuteerd te worden. Beide waren lid van de militaire zionistische organisatie ‘Hashura’ en bekenden de aanslagen gepleegd te hebben. Tegen de tijd dat Basri en Salih het leven lieten, waren er nog 6000 van de oorspronkelijk 125.000 joden in Irak over. Verdreven door de zionistische aanslagen, had de rest ondertussen een ‘veilig’ heenkomen in Israël gezocht. De pro-zionistische Irakese leider Nouri el-Said zorgde er daarbij voor dat hun banktegoeden bevroren werden (7). Eenmaal in Israël aangekomen, mochten de joden uit Irak het vuile werk doen, om verder als tweederangsburgers behandeld te worden door de heersende Ashkenazische elite. Dat veel joden gedurende de twintigste eeuw vaak - direct of indirect - het slachtoffer werden van het door de Ashkenazische zionisten uitgestippelde beleid, plaatst vraagtekens bij het argument dat zionisme in de eerste plaats op de veiligheid en het welzijn van het gehele jodendom is gericht. Het heeft er meer van weg dat het zionisme sinds haar vroegste dagen de heerschappij van de Ashkenazische elite over de joden heeft nagestreefd. Sinds de stichting van de staat Israël in 1948 heeft deze bevolkingsgroep de Israëlische politiek gecontroleerd. Niet alleen via de Arbeiderspartij, die van oudsher het bolwerk is van de Ashkenazim. Maar ook via Ashkenazim in Likoed, zoals Bejamin Netanyahu en, momenteel, Ariel Sharon. Verder beheersen Ashkenazim de media in Israël en geven zij richting aan het culturele leven. Zelfs de vredesbeweging is grotendeels in hun handen. De belangen van andere joodse bevolkingsgroepen, zoals de oriëntaalse joden afkomstig uit landen als Irak en Jemen, zijn daarbij nog altijd volstrekt ondergeschikt. 1. When the Zionist killed Yaakov Yisrael Dahan on Juli 1924, From the newsletter of Neturei Karta in Jerusalem. 2. Hannah Arendt, Eichmann in Jerusalem, a Report On The Banality Of Evil, Peguin Books, Londen, 1963, p. 124-125. 3. Het dient benadrukt te worden dat dit beleid niet typerend was voor de zionistische beweging als geheel, maar alleen voor de WZO. De minderheid van revisionistische zionisten, die zich later in de Likoed-partij verenigden, maakte bijvoorbeeld geen onderscheid als zij joden hielpen te vluchten naar Palestina. Bovendien zagen zij, in tegenstelling tot de WZO, geen bezwaar tegen illegale emigratie van joden naar Palestina. 4. Chomsky schreef het volgende over de kritiek van Zegers op Shahak: “Shahak is an old personal friend. We disagree about many things, but I haven't the slightest doubt about his integrity, courage, and remarkable scholarship. The charge of "anti-Semitism" surpasses absurdity. Is it because he is "anti-Semitic" that he was selected a few years ago as the person to be honored on the annual "Day of remembrance of the Shoah," with his autobiographical article (including the Warsaw Ghetto and Bergen-Belsen) prominently published? Or that he has hundreds of letters published in the Hebrew press? Or is that the reason why so much of his writing (articles and letters) consists of attacks on the Palestinian Authority and the rabid anti-Semitism of the Arab world and Arab intellectuals? I don't know Zegers, but I have to wonder whether he knows anything at all about Shahak and what he does. Of course, Shahak is making "selective use" of the Rabbinic sources he cites (rarely the Talmud, incidentally). That is true of 100% of the finest and most careful scholarship. The question is whether his choices distort the original texts. If Zegers believes he can show that, I am impressed with his scholarship; few people have the deep knowledge of the Rabbinic literature that would be required to have any judgment on the matter. I would certainly await with interest his demonstration of this charge with a careful scholarly analysis of the original sources that Shahak cites; a demonstration that has not yet been attempted, to my knowledge. Lacking that, one can only regard his charges as sheer slander.” 5. http://www.jewsagainstzionism.com/ 6. Wilbur Crane Eveland, "Ropes of Sand: America's Failure in the Middle East," NY; Norton, 1980, pp. 48-49. 7. Joden uit Irak konden Irakese dinars mee het land uit nemen. Maar als zij deze in Israël wilden omwisselen, blee de Israëlische regering 50% van de waarde in bezit te hebben genomen volgens Giladi. E-Mail: peteredel@hotmail.com |
Lees meer over: anti-fascisme / racisme | aanvullingen | | Edelgezwets | Albert - 19.05.2003 12:59
Edel schrijft: "[N]ergens heb ik geschreven dat zionisten direct bij uitvoering van de holocaust betrokken waren." Hier blijkt dat hij een zeer zwak (of selectief) geheugen heeft. Eerder had hij namelijk geschreven: "[E]en ieder die het boek van Hannah Arendt leest zal met mij tot de conclusie komen dat het er veel schijn van had dat de joodse elite bewust meewerkte aan het vermoorden van haar eigen burgerij" (Kanttekeningen bij herdenking). Dit is niet de enige keer dat Edel last heeft van een selectief geheugen. | | 19.05.2003 17:07
jongens aardig blijven... "zal met mij tot de conclusie komen" hij heeft dat boek idd niet geschreven maar komt wel dankzij dat boek tot de conclusie dat elite joden -zeer waarschijnlijk- mee hebben gewerkt. | is dit echt? | gj van der veen - 19.05.2003 19:42
Zeg eens Albert, is dit echt je enige argument tegen dit stuk van Edel. Heb het eens over wat hij hier schrijft, in plaats van terug te grijpen op wat hij zeven jaar geleden heeft geschreven over het boek van Arendt. | | x - 19.05.2003 20:48
"Het heeft er meer van weg dat het zionisme sinds haar vroegste dagen de heerschappij van de Ashkenazische elite over de joden heeft nagestreefd." Wederom komt Peter Edel tot een absurde conclusie. Ditmaal zelf zonder anekdotische citaten van vooraanstaande zionisten. | | - 19.05.2003 21:38
Nou gun ik Peter Edel graag het voordeel van de twijfel, maar dat het hier over asjkenazische joden zou gaan lijkt me niet relevant, tenzij je wil suggereren dat er van nature iets mis is met de Asjkenaziem, als een soort boosaardige volksaard zeg maar. Edel is hiermee wel tien stappen teruggegaan in mijn evt. waardering, net als met zijn geruchtmakende artikel in Ravage van vele jaren geleden overigens, waarin hij er m.i. niet geheel ten onrechte op wees dat ook bepaalde vooraanstaande joden betrokken waren bij de uitvoering van de holocaust (waarom zou bepaalde joden overigens iets menselijks vreemds zijn wat de rest van de mensheid kennelijk en helaas niet vreemd is?), maar dit op een toon die al te gemakkelijk kon worden uitgelegd als "zie je wel, ze hebben het zelf gedaan". Laten we even bij het onderwerp blijven ajb, zonder allerlei ellende aan deze of gene bevolkingsgroep te wijten. Het ging dacht ik om het zionisme ja of niet, niet over waar een zionist evt. vandaan komt in geografische zin. | J. Presser over Arendt | Albert - 19.05.2003 22:50
Wellicht is het voor sommigen interessant om kennis te nemen van het oordeel van J. Presser - auteur van het standaardwerk over de Holocaust in Nederland "De ondergang" (1965): "Het is merkwaardig, dat Hannah Arendt hier en elders precies de fout begaat, die haar verdedigers in de polemieken na het verschijnen van haar boek veelal terecht haar aanvallers verwijten: zij vereenvoudigt, wat in werkelijkheid hoogst ingewikkeld was. En dat, het is spijtig het te moeten uitspreken, uit onkunde; waar die weer in wortelt, kan ik hoogstens vermoeden, weshalve ik er maar niet op doorga. Het harde woord moet er maar uit: zij weet soms doodgewoon niet, waar ze over schrijft en baseert daardoor topzware conclusies op een gebrekkige, volstrekt onbetrouwbare feitengrondslag." (J. Presser, "Recensie van Hannah Arendts studie over Eichmann" herdrukt in: "Uit het werk van J. Presser" Athenaeum, Polak & Van Gennep, Amsterdam 1969, pp. 179-185, citaat op pp. 182-3). Historici in het algemeen beschouwen de autoriteit van Arendt met betrekking tot de Holocaust als zeer gering. Daarvoor bevat haar boek te veel fouten en generaliseringen. Zie ook Peter Novick, "The Holocaust and Collective Memory" (1999) p. 142. | Edel over Arendt | Albert - 20.05.2003 08:49
Ondanks het propagandistische aspect meen ik dat het proces tegen Eichmann op zich een rechtvaardige gebeurtenis was met veel positieve kanten. Het leidde niet alleen tot de vervolging van oorlogsmisdadigers, maar ook tot meer begrip voor de overlevenden van de holocaust in Israël. Waar fanatieke zionisten hen eerder als oud vuil behandelden, kregen zij voortaan de erkenning en het begrip dat hen toekwam. In deze zin werkte het Eichmann proces als een medicijn voor de Israëlische samenleving. (10) Toch was het beter geweest als Eichmann terecht had gestaan voor een internationaal hof, in plaats van uitsluitend joodse rechters. Hij was dan vervolgd geweest voor misdaden tegen de mensheid. In Israël gebeurde dat niet, want Eichmann is uiteindelijk berecht en terechtgesteld omdat hij zich schuldig maakte aan ‘misdaden tegen het joodse volk’. Alle nadruk kwam daardoor te liggen op antisemitisme, waardoor voorbij werd gegaan aan de specifieke omstandigheden tijdens de oorlog. De filosofe en voormalig zioniste Hannah Arendt verwierp deze monocausale uitleg. Antisemitisme kon alleen de keuze van het slachtoffer verklaren. De essentie en de omvang van de holocaust hadden een andere oorzaak. Zij sprak in dit verband over de ‘banaliteit van het kwaad’. Arendt stelde vast dat de combinatie van macht, onderdrukking en specifieke historische omstandigheden eenvoudig tot moreel verval kan leiden; niet alleen bij daders, maar ook bij slachtoffers. Dit verklaart waarom doodgewone burgers zonder veel ideologische bevlogenheid in staat waren tot het meest onmenselijke gedrag. Wat er in nazi-Duitsland plaatsvond, past volledig in dit plaatje. Eichmann was voor Arendt dan ook “terrifyingly normal.” (11) Hannah Arendt kreeg in de loop der jaren veel bijval voor haar stelling dat antisemitisme een minder nadrukkelijke rol speelde bij de holocaust dan zionisten later voor hebben doen komen. De Israëlische historicus Yehuda Bauer is als directeur van het Yad Vashem instituut zeker geen antizionist. Toch kan hij het vanuit zijn professionele achtergrond niet verkroppen als de regels van de geschiedschrijving met voeten worden getreden: “De Duitsers hoefden de joden niet te haten om hen te vermoorden (...) Het valt te veronderstellen dat zij hetzelfde deden als zij opdracht hadden gekregen alle Polen of alle Fransen te vermoorden.” (12) Arendt kreeg ook bijval uit andere takken van de wetenschap. De psycholoog Stanley Milgram kwam onafhankelijk van Arendt nog in de jaren zestig tot een bevestiging van haar these. Milgram kondigde een experiment aan om de effecten van pijn op leervermogen te onderzoeken. Hij gaf opdracht aan een aantal medewerkers vragen te stellen aan proefpersonen. Foute antwoorden moesten zij bestraffen door een stroomstoot toe te dienen. Wat de medewerkers niet wisten was dat de stroomstoten niet echt waren en dat de proefpersoon een acteur was die deed alsof hij pijn ondervond. Wat zij evenmin vooraf te horen kregen, was dat zij zelf de eigenlijke proefpersonen waren en dat Milgram in werkelijkheid aan wilde tonen hoe eenvoudig ‘gewone’ mensen bewogen kunnen worden tot het pijnigen van anderen. Met andere woorden: hoe simpel het is moreel verval te genereren. De resultaten van dit onderzoek waren onthutsend. Meer dan 60% van de proefpersonen deed kritiekloos wat hen was opgedragen (13). En hier ging het om een wetenschappelijk onderzoek. Het ligt voor de hand dat deze zwakte in de menselijke psyche nog veel sterker naar voren komt onder extreme omstandigheden, zoals tijdens een oorlog. Waar zionisten krampachtig pogen de holocaust aan de mythe van het eeuwige antisemitisme te koppelen, daar wist Arendt de oorzaken van deze catastrofe moeiteloos te analyseren aan de hand van psychologische factoren. Bovendien beperkt de banaliteit van het kwaad zich, zoals ik eerder al schreef, niet tot de daders en kan het uitleggen waarom tijdens de oorlogsjaren ook onder de slachtoffers een moreel verval optrad. Arendt noemde daarbij o.a. de vaak paradoxale opstelling van de joodse raden (14). Zelf denk ik daarbij verder aan de beslissing van sommige zionisten om ook na kristalnacht nog voorstellen tot samenwerking aan de nazi’s te doen (15). In de visie van Hannah Arendt over het Eichmann proces bevindt zich de universele les van de holocaust. Dit in tegenstelling tot de les die zionisten aan de holocaust plegen te verbinden, als zou alleen een joodse staat bescherming aan joden kunnen bieden tegen een onvermijdelijke tweede holocaust. Wat zionisten niet in willen zien, is dat het kwaad zich niet specifiek tegen joden richt. Zoals alle racisten weigeren zij te erkennen dat het dualisme van goed en kwaad zich niet tussen mensen bevindt, maar -vergeef me het populaire taalgebruik- tussen de oren. Zeker, de banaliteit van het kwaad kan wederom tot een holocaust leiden, de mensheid is er gek genoeg voor. Maar er is niets voor te zeggen dat de joden daar wederom het doelwit van zijn. De kans dat andere bevolkingsgroepen door zo’n catastrofe worden getroffen lijkt momenteel zelfs aanmerkelijk groter. Waakzaamheid is hier geboden. Helaas bagatelliseren de zionisten dit gevaar door de dreiging van een tweede holocaust volledig voor zich op te eisen. Het door Arendt gesignaleerde verschijnsel is ook later opgedoken. Zo was het banale karakter van het kwaad nog tijdens de Tweede Wereldoorlog herkenbaar toen de VS Hirosjima en Nagasaki met atoombommen bestookte. Doodgewone Amerikaanse jongens aan boord van de bommenwerper ‘Enola Gay’ waren toen betrokken bij de laffe moord op meer dan honderdduizend Japanners. En zoals onlangs nog overtuigend werd aangetoond in de documentaire First Kill van Coco Schrijber, was de banaliteit van het kwaad ook in Vietnam actief (16). Tegenwoordig neem ik het verschijnsel dagelijks waar in Israël. Dat wil zeggen: zowel aan de kant van de Israëliërs als de Palestijnen. Want het morele verval dat uit de banaliteit van het kwaad voortvloeit, komt ook nu weer tweezijdig tot uitdrukking. Het verklaart waarom joden en moslims zich op de meest negatieve aspecten van hun religieuze traditie concentreren; het verklaart waarom zij elkaars kinderen vermoorden. 10. Tom Segev, The Seventh Million, the Israelis and the Holocaust, 1993, Hill and Wang, A division of Farrar, Starus and Giroux, New York 1993, p.8. 11. Peter Novick, The Holocaust and Collective Memory, 1999, Bloomsbury, London, p.137 12. Ibidem 13. Ibidem, p.137-138 14. Hannah Arendt, Eichmann in Jerusalem, A Report on the Banality of Evil, Penguin Books, Londen, 1963, p. 115-118 15. Zie verder: Het Revisionistisch zionisme, deel 1: Wladimir Jabotinsky in Kleintje Muurkrant nr.355. 16. Deze documentaire werd op 18-9-02 uitgezonden in het Ikon programma Werelden. Uit: De eeuwige antisemiet, Peter Edel, Kleintje Muurkrant.
| |
aanvullingen | |