| |
[attac] GATS bedreigt het onderwijs! Raoul Marc Jennar - 30.11.2001 23:11
Zes duidelijke redenen waarom GATS het onderwijs bedreigt. Raoul Marc Jennar Zes duidelijke redenen waarom GATS het onderwijs bedreigt. Raoul Marc Jennar In een open brief gericht aan de directeur-generaal van UNESCO, verschenen op 25 september in L’Humanité, wezen wij hem op de bedreiging van het recht op onderwijs die uitgaat van het Algemeen Akkoord over de Handel in Diensten (General Agreement on Trade in Services - GATS). Deze open brief werd helemaal niet geïnspireerd door een ongegronde angst, zoals F. Huwart, Staatssecretaris van Handel, in L’Humanité van 2 oktober ons wil doen geloven. Want alhoewel de GATS-teksten in het geheim onderhandeld en in onverschilligheid of stilzwijgende medeplichtigheid goedgekeurd werden, weigerden wij ons in slaap te laten wiegen door de sussende woorden van de regeringsleiders en de Europese Commissie. Integendeel, wij bestudeerden de teksten die in de schoot van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) onderhandeld werden uitgebreid en kwamen tot de conclusie dat we onmiddellijk alarm moesten slaan. Het wordt inderdaad dringend tijd dat de burger het debat over immens belangrijke dossiers als onderwijs, cultuur en gezondheid naar zich toetrekt. De regeringen overschrijden de grenzen van het mandaat dat hun door de burger toegekend werd immers onophoudelijk. Staat het onderwijs dan echt op het punt om aan de wetten van de markt onderworpen te worden? “Neen”, zeggen onze regeringen en de Europese Commissie, “we hebben het beschermd.” Om beleefd te blijven zal ik het erop houden dat dat niet waar is. Het is niet nodig om zoals Dhr. Huwart doet eventuele misverstanden in te roepen. De teksten spreken voor zichzelf. En als de woorden nog een betekenis hebben, dan zijn ze duidelijk. De liberalisering van het onderwijs staat op het programma. Maar laat ons eerst kijken waarover het gaat. Het gaat ten eerste over een fundamenteel recht, namelijk het recht op een vrije en voor iedere burger gelijke toegang tot het onderwijs. Dit recht is opgenomen in verschillende internationale rechtsverdragen. Het in de praktijk brengen van dit recht laat in heel wat landen nog op zich wachten. Dit is vooral het geval in de landen van het Zuiden, maar ook, in naam van de vrijhandel, in landen zoals de Verenigde Staten (V.S.). Het gaat hier immers ook om een belangrijke economische activiteit. Inderdaad, het in de praktijk brengen van het recht op onderwijs vereist op dit moment meer dan duizend miljard dollars aan overheidsuitgaven. In het publiek onderwijs werken meer dan vijftig miljoen onderwijzers en volgen meer dan één miljard leerlingen verdeeld over honderdduizenden scholen les. Wie verbaast het nog dat ze in het WHO enkel nog over de ‘onderwijsmarkt’ spreken? Om de principes waarop het publiek onderwijs gebaseerd is in werking te stellen, hebben de regeringen in de loop der tijden verschillende maatregelen genomen met betrekking tot subsidies, de criteria voor het afleveren van diploma’s, de erkenning van opleidingen, de bescherming van culturele en sociale bijzonderheden, soms zelf het monopolie voor het publiek onderwijs. Al deze maatregelen worden vanaf nu beschouwd als tijdelijk aanvaarde vrijstellingen in het proces van de liberalisering van de diensten want eigenlijk zijn het ‘handelsbelemmeringen’. Om tenminste zes redenen is het publiek onderwijs, als instrument om het fundamenteel recht op onderwijs te garanderen, het doelwit van de neoliberale stuurlui van de Europese Commissie en de WHO. Een eerste reden heeft betrekking op het evolutieve karakter van de in 1995 ondertekende G.A.T.S.. In tegenstelling tot andere internationale verdragen is dit akkoord geen eindpunt maar een vertrekpunt. Artikel XIX van de G.A.T.S. preciseert dat als volgt: “De lidstaten engageren zich voor een opeenvolgende rij van onderhandelingen. Die onderhandelingen zullen vijf of meer jaren na het in het voege treden van het verdrag over de WHO beginnen en zullen vanaf dan regelmatig plaatsvinden om het liberaliseringsproces te vervolledigen. (…) Het progressieve liberaliseringsproces zal vervolgd worden in iedere onderhandelingsronde (…).” Het ononderbroken karakter van het liberaliseringsproces neemt iedere garantie voor het op lange termijn buiten schot blijven van een bepaalde sector weg. Wat vandaag niet geliberaliseerd is, kan het morgen in het kader van hetzelfde verdrag wel zijn. En als we het document dat op 13 juli jongstleden door de Amerikaanse delegatie aan het WHO afgeleverd is mogen geloven zijn de momenteel in het verdrag toegestane uitzonderingen ook niet meer veilig. In dit document staat het volgende geschreven: “Onze doelstelling is het realiseren van een belangrijke vermindering van deze uitzonderingen over alle dienstensectoren heen, te beginnen met de nationale maatregelen die reeds onderworpen zijn aan de GATS en vervolgens alle maatregelen die betrekking hebben op de mogelijkheden diensten aan te bieden maar die momenteel nog niet aan de GATS onderworpen zijn.” Een tweede reden. De GATS geven geen enkele garantie dat men nooit aan het onderwijs zal raken. Het is juist dat er een voorbehoud in de tekst opgenomen is (artikel I): de GATS zijn niet van toepassing op “de diensten voorzien in het uitoefenen van de regeringsbevoegdheden”, of anders, “elke dienst die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meerdere dienstenleveranciers voorzien wordt”. Maar in welk land concurreert het privaat onderwijs niet deels of volledig met het publiek onderwijs? Het grootste deel van de landen hebben een gemengd onderwijssysteem. Een derde reden. Momenteel, en dat sinds 1998, wordt het onderwijs in de werkdocumenten van het WTO behandeld als een markt onderverdeeld in vijf sectoren: lager onderwijs, middelbaar onderwijs, hoger onderwijs, volwassenen onderwijs en andere onderwijsdiensten. Het terrein wordt voorbereid voor de verovering door private dienstenleverancier. De WHO nodigt hen trouwens uit per land een lijst op te maken met alle handelsbelemmeringen of die nu van wetgevende, reglementerende, nationale, regionale, provinciale of locale aard zijn. Een vierde reden. We zien reeds een tiental jaren een onverminderde tendens tot commercialisering van het onderwijs. Het dominante discours stelt deze publieke dienstensector steeds vaker voor als een markt waarin het legitiem is dat private leveranciers van diensten er winst gaan nastreven. In verschillende Aziatische landen is de import van onderwijsdiensten veralgemeend. In 1996 was deze import goed voor 58% van de Amerikaanse export in onderwijsdiensten. Een vijfde reden. De controle op de onderwijssector die een groot aantal geïndustrialiseerde landen wilden behouden bij het ondertekenen van de GATS in 1995 wordt serieus afgezwakt in het licht van bijvoorbeeld bepaalde voorstellen van de Canadese regering. Een zesde reden is de houding van de Europese Commissie, de stoottroepen van de neoliberale kruisvaart. In 1995 engageerde deze zich voor 12 van de 15 lidstaten (Oostenrijk, Finland en Zweden weigerden in dit mechanisme mee te stappen) om geen nieuwe maatregelen te nemen die de toegang tot vier van de vijf sectoren van de ‘onderwijsmarkt’ zouden beperken. In ruil daarvoor worden die sectoren beschermd tot op het moment dat de engagementen en uitzonderingen die ze impliceren herzien worden. In 1998 gingen we een nieuwe fase in nadat de Europese Commissie een akkoord sloot over een ‘transatlantisch partnerschap’ met de Verenigde Staten. Dit akkoord bepaalde dat de VS en de EU onderhandelingen over de dienstensector zullen aangaan om “tot een algemene verbintenis te komen voor een onvoorwaardelijke toegang tot de markt in al deze sectoren.” Sinds begin dit jaar levert de Commissie bij het WTO ‘informele nota’s’ af die de E.U. verbinden tot een voortschrijdend liberaliseringsproces van de dienstensector inclusief het onderwijs. En dit zonder dat de regeringen van de lidstaten en nog minder de parlementen daarover gedebatteerd hebben. Wanneer zal men Romani Prodi en Pascal Lamy wijzen op de inhoud van artikelen 149, 150 en 151 van het Verdrag van de Europese Gemeenschap? Deze artikelen leggen de Europese instituties op “de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs, de organisatie van het onderwijssysteem en de culturele- en taaldiversiteit volledig te respecteren” en sluiten de bevoegdheid tot “elke harmonisering van wetgeving en reglementering van de lidstaten” in het domein van onderwijs en cultuur uit. Dhr. Raoul Marc Jennar. Jennar is politiek wetenschapper, onderzoeker bij Oxfam-Solidariteit (België) en de Onderzoeks-, Vormings- en Informatie-eenheid over Globalisering (URFIG) en promotor van de ‘Open brief aan de directeur-generaal van UNESCO’. Deze tekst verscheen eerder in het Frans in Grain de Sable 284 (www.attac.org). Nederlandse vertaling door Stijn Oosterlynck voor Attac-Vlaanderen. 30 november 2001. Deze tekst mag vrij verspreid worden mits volledige bronvermelding. E-Mail: stijn_oost@yahoo.com Website: http://www.attac.org |
Lees meer over: globalisering | aanvullingen | | |